ECLI:NL:RVS:2017:2126

Raad van State

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
201703821/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Noardburgum

Op 8 augustus 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een geschil tussen een verzoeker, wonend te Noardburgum, en de raad van de gemeente Tytsjerksteradiel. Het geschil betreft het bestemmingsplan 'Noardburgum, [locatie] (bouw woning)', dat op 16 maart 2017 door de raad is vastgesteld. De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreest dat de bouw van een woning op het perceel tegenover zijn woning een belangrijke doorkijk zal verliezen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 1 augustus 2017, waarbij de raad vertegenwoordigd was door drs. B. Pijlman. De verzoeker betoogde dat het bestemmingsplan in strijd is met de provinciale Verordening Romte Fryslân 2014 en het rapport 'Grutsk op Fryslân'. Hij stelde dat de bouw van de woning de laatste open heidegebieden in de omgeving zou aantasten en dat de raad onvoldoende rekening had gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij concludeerde dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan voldoende rekening had gehouden met de relevante rapporten en dat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat het besluit in de bodemprocedure niet stand zou houden. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201703821/2/R3.
Datum uitspraak: 8 augustus 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Noardburgum, gemeente Tytsjerksteradiel,
en
de raad van de gemeente Tytsjerksteradiel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 maart 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Noardburgum, [locatie] (bouw woning)" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld. Voorts heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 augustus 2017, waar de raad, vertegenwoordigd door drs. B. Pijlman, is verschenen. Voorts is [belanghebbende] ter zitting als partij gehoord.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het bestemmingsplan maakt de bouw van een woning mogelijk aan het Tsjerkepaed in Noardburgum. Het perceel is momenteel in gebruik als grasland. [verzoeker] woont tegenover dit perceel. Volgens hem gaat met het bouwen van een woning op dit perceel een belangrijke doorkijk verloren.
3.    [verzoeker] betoogt dat het vastgestelde plan in strijd is met de provinciale Verordening Romte Fryslân 2014. Hij voert hiertoe aan dat in de kernkwaliteiten landschap en cultuurhistorie van het landschapstype heideontginning, zoals volgens hem opgenomen in de Verordening Romte Fryslân bij het onderdeel structuren, het volgende is vermeld: "plaatselijk restanten open heidegebieden, plaatselijk bebost, begrensde ruimten, plaatselijk verspreide bewoning en enige verdichting bij dorpsvorming." Met de ontwikkeling verdwijnt het laatste plaatselijke restant aan open heidegebied, aldus [verzoeker].
3.1.    De voorzieningenrechter verstaat het aangevoerde aldus dat [verzoeker] betoogt dat het bestemmingsplan in strijd met artikel 2, lid 2.1.1, onder 1, aanhef en onder b, van de ten tijde van het bestreden besluit geldende Verordening Romte Fryslân 2014 (hierna: de Verordening) is vastgesteld. Ingevolge dit artikelonderdeel omvat de plantoelichting van een ruimtelijk plan voor een uitbreidingslocatie of voor het landelijk gebied een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf waarin, voor zover noodzakelijk, wordt aangegeven op welke wijze het plan invulling geeft aan de blijvende herkenbaarheid van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, zijnde de structuren van provinciaal belang zoals die, met inbegrip van een richtinggevend advies, per deelgebied of gebiedsoverschrijdend zijn omschreven in de structuurvisie Grutsk op 'e Romte.
Blijkens kaart 1 "Begrenzing bestaand bebouwd gebied" bij de Verordening ligt het perceel binnen bestaand stedelijk gebied. Nu voormeld artikelonderdeel alleen van toepassing is op ruimtelijke plannen voor een uitbreidingslocatie of voor het landelijk gebied, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het bestemmingsplan in zoverre in strijd met de Verordening is vastgesteld.
4.    [verzoeker] betoogt dat het bestemmingsplan in strijd met het rapport "Grutsk op Fryslân" is vastgesteld. Hij wijst erop dat hierin wordt geadviseerd: "Bij ontwikkelingen de karakteristieke losse en ruim opgezette dorpsstructuur van de heidedorpen behouden en indien wenselijk versterken; dus voorkomen van compacte verkavelingsstructuren of verdichtingen ter plaatse van de nog aanwezige heidestructuren en bij de dorpen. Karakteristiek voor veel heidedorpen is een losse, ruim opgezette en 'open' structuur die ook nu nog goed herkenbaar is in de totale dorpsstructuur."  Volgens hem gaat met de bouw van een woning de laatste nog aanwezige heidestructuur verloren.
4.1.    Voor zover [verzoeker] doelt op de provinciale structuurvisie "Grutsk op 'e Romte", overweegt de voorzieningenrechter dat de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet aan provinciaal beleid is gebonden. Wel dient de raad daarmee bij de belangenafweging rekening te houden. Uit de plantoelichting blijkt dat de raad deze structuurvisie in zijn afweging heeft betrokken. De raad heeft zich in dat verband op het standpunt gesteld dat het een ruime kavel betreft waardoor de aanwezige losse, ruim opgezette structuur ter plaatse behouden blijft. Gelet hierop heeft de raad bij het vaststellen van het plan naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende rekening gehouden met de structuurvisie.
5.    [verzoeker] betoogt dat door woningbouw op deze locatie een belangrijk doorzicht verloren gaat. Hij wijst daartoe op het door KAW opgestelde rapport "Locatiestudie Noardburgum" van 2 mei 2011 en het door M. Eskens opgestelde rapport "Cultuurhistorische en morfologische analyse van het dorp Noardburgum" uit 2013, die beide zijn opgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan "Noardburgum e.o. 2015". Op grond van deze rapporten is volgens [verzoeker] uiteindelijk geen woningbouwmogelijkheid voor dit perceel opgenomen in het bestemmingsplan "Noardburgum e.o. 2015". Gelet op deze rapporten had de raad volgens [verzoeker] ook nu doorslaggevende betekenis moeten toekennen aan het belang bij behoud van een belangrijke doorkijk ter plaatse van dit perceel naar de achterliggende percelen, de Westersingel en het daarachter gelegen landschap. Door het bouwen van een woning op dit perceel gaat dit verloren.
Verder voert [verzoeker] aan dat het standpunt van de raad onjuist is dat de bouwmogelijkheden zodanig zijn dat een doorkijk behouden blijft. Hij wijst erop dat de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen en tuininrichting zodanig zijn dat de doorkijk verloren kan gaan of beperkt kan worden. Ook het pad langs het perceel biedt geen waarborg dat een doorkijk behouden blijft, aangezien dit pad doodloopt op een perceel dat ook bebouwd mag worden.
5.1.    Uit de plantoelichting blijkt dat de raad de door [verzoeker] genoemde rapporten in zijn afweging heeft betrokken, maar een groter gewicht heeft toegekend aan zijn beleid om inbreidingslocaties te benutten ten behoeve van woningbouw. In de rapporten heeft de raad wel aanleiding gezien het bouwvlak te versmallen ten opzichte van een eerder bouwvoornemen. De bouwregels staan er volgens de raad weliswaar niet aan in de weg dat een zodanige erfafscheiding wordt opgericht dat niet meer kan worden doorgekeken, maar het bouwen van dergelijke erfafscheidingen was volgens de raad ook al mogelijk op grond van het vorige plan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter behoefde de raad geen verdergaande betekenis toe te kennen aan de door [verzoeker] genoemde rapporten dan hij heeft gedaan. Het aangevoerde geeft dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de inhoud van deze rapporten onvoldoende in zijn afweging heeft betrokken.
6.    [verzoeker] betoogt dat de raad ten onrechte aan het plan ten grondslag heeft gelegd dat bij de initiatiefnemer vergaande verwachtingen zijn gewekt omtrent de mogelijkheid op dit perceel een woning te bouwen. Hij voert aan dat die verwachtingen niet kunnen zijn gewekt en dat daaraan bovendien geen betekenis zou mogen toekomen.
6.1.    Nu het aangevoerde voor het overige geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestemmingsplan is vastgesteld in strijd met het recht, kan het betoog over het al dan niet gewekt zijn van verwachtingen, wat daar verder ook van zij, buiten bespreking blijven.
7.    In hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal houden. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.
w.g. Van Sloten    w.g. Boer
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2017
745.