ECLI:NL:RVS:2017:1973

Raad van State

Datum uitspraak
19 juli 2017
Publicatiedatum
20 juli 2017
Zaaknummer
201705159/1/V1 en 201705159/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R. van der Spoel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag opheffing inreisverbod en verzoek om voorlopige voorziening

Op 19 juli 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 31 mei 2017 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris om de aanvraag tot opheffing van het inreisverbod af te wijzen vernietigd. De staatssecretaris had in zijn besluit van 16 november 2016 de aanvraag van de vreemdeling om opheffing van het inreisverbod opnieuw afgewezen en de duur van het inreisverbod verkort tot vijf jaren. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.P. Dayala, heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend. De voorzieningenrechter heeft de rechtsvraag over het toetsingskader en het begrip 'gevaar voor de openbare orde' behandeld, waarbij eerdere uitspraken van de Afdeling zijn betrokken. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de grieven van de staatssecretaris niet kunnen leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening is afgewezen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 495,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

201705159/1/V1 en 201705159/2/V1.
Datum uitspraak: 19 juli 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 31 mei 2017 in zaak nr. 16/29191 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 16 november 2016 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om opheffing van het tegen hem uitgevaardigde inreisverbod opnieuw afgewezen en de duur van het inreisverbod verkort tot  vijf jaren.
Bij uitspraak van 31 mei 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.P. Dayala, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De in het hogerberoepschrift opgeworpen rechtsvraag over het toetsingskader en het begrip 'gevaar voor de openbare orde' heeft de Afdeling bij uitspraken van 4 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1725 en ECLI:NL:RVS:2017:1822, beantwoord. Uit de overwegingen van die uitspraken, waarbij de Afdeling blijft en waaraan de grieven niet afdoen, vloeit voort dat de grieven niet kunnen leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
3.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    wijst het verzoek af;
III.    veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 495,00 (zegge: vierhonderdvijfennegentig  euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.V.T.K. Oei, griffier.
w.g. Van der Spoel    w.g. Oei
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2017
32.