ECLI:NL:RVS:2017:1916

Raad van State

Datum uitspraak
18 juli 2017
Publicatiedatum
18 juli 2017
Zaaknummer
201703237/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Wonen Ommen

Op 2 maart 2017 heeft de raad van de gemeente Ommen het bestemmingsplan "Wonen Ommen, partiële herziening [locatie], Ommen" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers, allen wonend te Ommen, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 juli 2017 ter zitting behandeld, waarbij verzoekers, vertegenwoordigd door gemachtigden, en de raad, vertegenwoordigd door W.G.J. Sauer, aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de afstand van de percelen van verzoekers tot het plangebied gemiddeld tussen de 100 en 150 meter bedraagt, en dat verschillende verzoekers zicht hebben op het plangebied. Hierdoor is het beroep ontvankelijk verklaard.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het bestemmingsplan voorziet in een wijziging van de bestemming van agrarisch naar woongebied, en dat er plannen zijn voor de aanleg van een zonnepanelenveld, een paardenbak en de bouw van een schuur van 250 m2. Verzoekers hebben aangevoerd dat deze ontwikkelingen niet noodzakelijk zijn en niet passen bij de landschappelijke waarden van het gebied. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de op het perceel aanwezige woning geen monument is en dat de bescherming van de aanduiding "karakteristiek" voldoende duidelijk is. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de omvang van de gronden met de bestemming "Woongebied" niet zodanig is dat er sprake is van een omvangrijke ontwikkeling en dat het plan in totaal minder bebouwing mogelijk maakt dan het eerdere bestemmingsplan.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 18 juli 2017.

Uitspraak

201703237/2/R3.
Datum uitspraak: 18 juli 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Ommen,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Ommen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 maart 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Wonen Ommen, partiële herziening [locatie], Ommen" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 juli 2017, waar [verzoeker] en anderen, van wie [persoon] en [verzoeker] in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door W.G.J. Sauer, zijn verschenen.
Voorts is [partij], bijgestaan door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het plan voorziet voor een deel van de gronden van het perceel [locatie] te Ommen in een wijziging van de bestemming "Agrarisch" naar de bestemming "Woongebied". Het plan maakt voorts de aanleg van een zonnepanelenveld, een paardenbak en de bouw van een schuur van 250 m2 mogelijk.
3.    [verzoeker] en anderen stellen dat de afstand van hun percelen tot het plangebied varieert, maar dat deze gemiddeld tussen de 100 en 150 meter bedraagt en dat zij zicht op het plangebied hebben. De voorzieningenrechter stelt vast dat de afstand tot de percelen van de dichtstbij gelegen woningen ongeveer 100 meter bedraagt en dat verschillende verzoekers zicht hebben op het plangebied. Gelet hierop gaat de voorzieningenrechter er vooralsnog vanuit dat het beroep voor zover dit is ingesteld door de bewoners van de dichtstbij gelegen woningen ontvankelijk is. Derhalve zal de voorzieningenrechter het verzoek inhoudelijk bespreken.
4.    [verzoeker] en anderen voeren aan dat de omvang van de gronden met de bestemming "Woongebied" groter is dan het bouwvlak dat in het bestemmingsplan "Wonen Ommen" op de gronden is aangebracht. Daardoor is het volgens hen mogelijk te bouwen op gronden die dichter bij hun woningen zijn gelegen. Zij betogen dat de voorzieningen ten behoeve waarvan deze uitbreiding is voorzien, te weten de paardenbak, het zonnepanelenveld en de nieuw te bouwen schuur, niet noodzakelijk zijn. Deze ontwikkelingen passen volgens hen niet bij het behoud van het erf. Bovendien is tussen hun percelen en het plangebied nu nog sprake van een open agrarisch gebied. Het past niet bij de landschappelijke waarden van het gebied om deze gronden te gebruiken voor de nieuw aan te leggen voorzieningen en de mogelijke landschappelijke inpassing daarvan, aldus [verzoeker] en anderen. Ook is volgens hen de planregel dat in principe de uitwendige hoofdvorm van het gebouw bewaard moet blijven niet duidelijk.
5.    De voorzieningenrechter stelt voorop dat de op het perceel aanwezige woning geen monument is. Aan de gronden waarop het bouwvlak is aangebracht is, net als in het bestemmingsplan "Wonen Ommen", tevens de functieaanduiding "karakteristiek" toegekend. Bepaald is dat ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" in principe de uitwendige hoofdvorm van het gebouw gehandhaafd dient te blijven. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de vorm van het gebouw in essentie behouden moet blijven, maar dat een kleine uitbouw wel mogelijk is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet voorshands worden geoordeeld dat op grond van artikel 4, lid 4.2.1, onder b, van de planregels voldoende duidelijk is welke bescherming de aanduiding "karakteristiek" biedt.
Ten aanzien van de vergroting van de omvang van de gronden waarop de bouw van gebouwen mogelijk is, overweegt de voorzieningenrechter dat de omvang van de gronden met de bestemming "Woongebied" niet zodanig is dat sprake is van een omvangrijke ontwikkeling. De voorzieningenrechter acht voorts van belang dat het plan in totaal minder bebouwing mogelijk maakt dan het bestemmingsplan "Wonen Ommen". Het plan voorziet voorts in een landschappelijke inpassing. Voor zover [verzoeker] en anderen aanvoeren dat geen voorwaardelijke verplichting geldt om landschapsmaatregelen conform het erfinrichtingsplan aan te leggen in verband met de aanleg van het zonnepanelenveld en de paardenbak, wat daar ook van zij, moet voorshands worden geoordeeld dat de paardenbak en het zonnepanelenveld ten dienste staan van de bestemming "Woongebied", zodat het niet waarschijnlijk is dat deze worden aangelegd zonder dat de nieuwe gebouwen in gebruik worden genomen. Dit is ter zitting bevestigd. In verband daarmee is voldoende zeker dat de landschapsmaatregelen worden aangelegd voor of binnen 24 maanden na de aanleg van het zonnepanelenveld en de paardenbak.
6.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, griffier.
w.g. Uylenburg    w.g. Bijleveld
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2017
433.