201605883/1/A1.
Datum uitspraak: 5 juli 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 juni 2016 in zaak nr. 15/1342 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug.
Procesverloop
Op 4 september 2014 heeft [appellant] een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van twee woningen aan de Bergweg te Doorn, perceelnummer B2061 (hierna: het perceel).
Op 9 maart 2015 heeft [appellant] beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekend maken van de van rechtswege verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen op het perceel.
Bij uitspraak van 20 juni 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juni 2017, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.H. Blokvoort, advocaat te Deventer, en het college, vertegenwoordigd door mr. E.T.E. Kemperman en A.V. van der Wal, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. De relevante bepalingen van de regels, behorende bij het bestemmingsplan "1e partiële herziening van het bestemmingsplan Centrum" (hierna: het bestemmingsplan) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
2. [appellant] heeft op 4 september 2014 een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van twee woningen op het perceel. Bij brief van 12 november 2014 heeft het college aan [appellant] meegedeeld dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan en dat de aanvraag om die reden moet worden aangemerkt als een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Het college heeft voorts meegedeeld dat de uitgebreide voorbereidingsprocedure als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onder a, van de Wabo van toepassing is en dat in overleg met [appellant] de beslistermijn is opgeschort totdat uitspraak is gedaan in het door [appellant] ingestelde hoger beroep met zaaknummer 201408247/1/A1 (welk hoger beroep heeft geleid tot de uitspraak van 23 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3941), dat ziet op het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning op een perceel aan de Parklaan te Doorn. Bij brief van 23 december 2014 heeft [appellant] aan het college meegedeeld dat het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan en het college verzocht de naar gesteld van rechtswege verleende omgevingsvergunning binnen twee weken bekend te maken.
Bij brieven van 12 en 22 januari 2015 heeft het college meegedeeld dat in overleg met [appellant] de beslistermijn is opgeschort en dat nog geen uitspraak is gedaan in voormelde hoger beroepsprocedure. [appellant] heeft vervolgens beroep ingesteld vanwege het niet tijdig bekendmaken van de van rechtswege verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van twee woningen aan de Bergweg te Doorn.
Bespreking hoger beroep
3. [appellant] voert aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de aanvraag in overeenstemming is met het bestemmingsplan. De afwezigheid van een bouwgrens op het perceel betekent volgens [appellant] niet dat op het perceel niet mag worden gebouwd, maar dat daar de eis dat alleen in of achter de bouwgrens mag worden gebouwd niet geldt. Uit de definitiebepaling van "bouwgrens" volgt volgens [appellant] dat het gaat om een lijn die niet mag worden overschreden. Het betreft geen lijn die aangeeft of er überhaupt mag worden gebouwd. Voorts wijst [appellant] op artikel 5, tweede lid, onder e, van de planregels waaruit volgens hem volgt dat ook daar waar geen bouwgrens is opgenomen een woning mag worden gebouwd. Deze conclusie sluit volgens [appellant] ook aan bij de bedoeling van de planwetgever die niet heeft beoogd dat de afwezigheid van een bouwgrens betekent dat niet mag worden gebouwd. [appellant] benadrukt dat zijn perceel binnen het plangebied het enige is waar binnen een woonbestemming geen woning zou mogen worden gebouwd. Dit zou betekenen dat de raad een niet-uitvoerbaar bestemmingsplan heeft vastgesteld hetgeen in strijd is met de wet. Ook uit de huisnummering volgt volgens [appellant] dat op het perceel mag worden gebouwd, nu de nummering van [locatie 1], via het perceel van [appellant], verspringt naar [locatie 2].
[appellant] voert voorts aan dat hij zich niet kan verenigen met de uitspraak van de Afdeling van 23 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3941. Volgens [appellant] is hierin een onjuiste uitleg van het bestemmingsplan gegeven. Voorts betoogt [appellant] dat van instemming zijnerzijds met een opschorting van de beslistermijn geen sprake is geweest.
3.1. Ingevolge het bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden".
In het geschil dat heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling van 23 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3941, was de vraag aan de orde of van rechtswege omgevingsvergunning was verleend voor het bouwen van een woning aan de Parklaan in Doorn. Tussen partijen is niet in geschil dat op het in die zaak relevante perceel hetzelfde bestemmingsplan van toepassing is als op het perceel in de onderhavige zaak.
In voormelde uitspraak van 23 december 2015 is overwogen dat in artikel 5, derde lid, van de planvoorschriften is bepaald dat slechts mag worden gebouwd indien wordt voldaan aan de in dat artikel gestelde voorwaarden. Een van deze voorwaarden is dat woningen in of ten hoogste 3 m achter de bouwgrens gebouwd moeten worden. Dit betekent dat indien binnen de grenzen van een perceel, zoals in het onderhavige geval, op de plankaart geen bouwgrens is weergegeven, daar geen woning mag worden gebouwd. Steun voor dit oordeel wordt gevonden in de omstandigheid dat op het gehele Deelgebied IV, waar het perceel deel van uit maakt, de bestemming "Woondoeleinden" rust en alle daarbinnen weergegeven woningen en bedrijfsgebouwen zijn gebouwd achter een bouwgrens. Dat in de beschrijving in hoofdlijnen in artikel 5, tweede lid, aanhef en onder e, van de planvoorschriften is bepaald dat op ieder perceel een woning dient te zijn opgenomen, leidt niet tot het oordeel dat zo’n woning ingevolge het bestemmingsplan niet hoeft te worden gebouwd in of ten hoogste 3 m achter een bouwgrens.
De Afdeling ziet thans geen aanleiding voor een ander dan het hiervoor weergegeven oordeel, ook al zouden het onderhavige perceel en het perceel aan de Parklaan de enige percelen zijn in het bestemmingsplan waar ingevolge het ontbreken van een bouwgrens niet mag worden gebouwd.
Tussen partijen is niet in geschil dat op het perceel geen bouwgrens is aangegeven. De rechtbank heeft in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd terecht geen grond gevonden om anders te oordelen dan in eerdervermelde uitspraak van de Afdeling van 23 december 2015 en heeft terecht geconcludeerd dat de beoogde woningen in strijd zijn met het bestemmingsplan.
De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat niet is gesteld of gebleken dat in de planvoorschriften een basis is gelegen voor de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder 1° van de Wabo is opgenomen, noch dat artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder 2° van de Wabo van toepassing is. Gelet op het voorgaande kan uitsluitend omgevingsvergunning worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder 3°, van de Wabo. Gelet op artikel 3.7, eerste lid, in samenhang bezien met artikel 3.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo, is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing. De rechtbank heeft terecht overwogen dat nu de uitgebreide voorbereidingsprocedure geldt, artikel 4:20b van de Awb, waarin is opgenomen dat indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van een beschikking is beslist, de gevraagde beschikking van rechtswege is gegeven, ingevolge artikel 3:10, vierde lid, in samenhang bezien met artikel 4:20a, eerste lid, van de Awb, niet van toepassing is. Gelet op het vorenstaande is geen sprake van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Het betoog van [appellant] dat hij niet heeft ingestemd met het opschorten van de beslistermijn, wat hier verder van zij, leidt niet tot een ander oordeel.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Melenhorst, griffier.
w.g. Wortmann w.g. Melenhorst
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2017
490. BIJLAGE - Wettelijk kader
Planregels behorende bij bestemmingsplan "1e partiële herziening van het bestemmingsplan Centrum"
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
(…)
d. bestemmingsgrens: een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemmingsvlak;
e. bestemmingsvlak: een op de plankaart door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met éénzelfde bestemming;
f. bouwgrens: een op de plankaart aangegeven lijn, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze voorschriften toegelaten afwijkingen;
(…)
Artikel 5 Woondoeleinden
Doeleindenomschrijving
1. Aan de gronden, die volgens de plankaart zijn bestemd voor woondoeleinden, zijn de volgende doeleinden toegekend:
a. wonen, detailhandelsbedrijven, zeer lichte bedrijfsactiviteiten, maatschappelijke dienstverlening, opslag en administratieve doeleinden.
b. ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten: vrijstaande en 2-aaneengebouwde woningen toegelaten, al dan niet in gestapelde vorm (…).
2. (…).
3. Op de in dit artikel bedoelde gronden mag met inachtneming van de overige bepalingen van dit artikel slechts gebouwd worden onder de volgende voorwaarden:
a. de woningen of bedrijfsgebouwen moeten in of ten hoogste 3 m achter de bouwgrens gebouwd worden, overschrijding van de breedte van de bouwgrens is toegestaan tot een totaal van ten hoogste 3 m, mits de overschrijding ten minste 3 m achter de bouwgrens is gelegen en de diepte daarvan niet meer dan 12 m bedraagt;
(…)
Wabo
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk;
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (…);
(…)
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
(…)
Artikel 3.7
1. Deze paragraaf is van toepassing op de voorbereiding van besluiten, tenzij paragraaf 3.3 daarop van toepassing is.
(…)
Artikel 3.10
1. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning, indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op:
a. een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, voor zover er strijd is met het bestemmingsplan of een beheersverordening en slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°;
(…)