ECLI:NL:RVS:2017:1745
Raad van State
- Hoger beroep
- C.J. Borman
- N. Verheij
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank over niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 juli 2016. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, omdat de staatssecretaris niet tijdig had beslist op haar asielaanvraag. De rechtbank bepaalde dat de staatssecretaris binnen twee weken na de uitspraak een nieuw besluit moest nemen en dat hij een dwangsom van € 100,00 per dag zou verbeuren voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,00.
De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. Y. Tamer, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het onderzoek gesloten en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep van de vreemdeling ontvankelijk was. De vreemdeling had namelijk geen ingebrekestelling aan de staatssecretaris gestuurd voordat zij beroep instelde. De Afdeling oordeelt dat er geen omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de vreemdeling de staatssecretaris niet in gebreke had kunnen stellen.
Daarom verklaart de Afdeling het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 3 juli 2017 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met mr. C.J. Borman als voorzitter en mr. N. Verheij en mr. E. Steendijk als leden, in tegenwoordigheid van griffier mr. S. Bechinka.