ECLI:NL:RVS:2017:172

Raad van State

Datum uitspraak
25 januari 2017
Publicatiedatum
25 januari 2017
Zaaknummer
201506151/3/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake bestemmingsplan Harnaschpolder-Noord 2014 en de rechtsgeldigheid van het wijzigingsbesluit

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 januari 2017 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Harnaschpolder-Noord 2014" en de daaropvolgende wijziging. De zaak betreft een tussenuitspraak van 24 augustus 2016, waarin de raad van de gemeente Midden-Delfland werd opgedragen om binnen 8 weken gebreken in het vaststellingsbesluit van 26 mei 2015 te herstellen. De appellanten, waaronder GAIA Westland B.V., Van Neerbos Bouwmarkten B.V., en Praxis Vastgoed B.V., hebben hun bezwaren geuit tegen zowel het vaststellingsbesluit als het wijzigingsbesluit van 27 september 2016. De Afdeling heeft vastgesteld dat het vaststellingsbesluit in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht en de Wet ruimtelijke ordening, met name met betrekking tot de bestemmingen en de wijzigingsbevoegdheid. De beroepen van GAIA Westland, Van Neerbos en Praxis zijn gegrond verklaard, en het vaststellingsbesluit is vernietigd. De Afdeling heeft echter ook geoordeeld dat de gebreken in het vaststellingsbesluit hersteld zijn door het wijzigingsbesluit, waardoor de beroepen tegen het wijzigingsbesluit ongegrond zijn verklaard. De proceskosten zijn toegewezen aan de appellanten die in het gelijk zijn gesteld, en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven in stand, met uitzondering van de gewijzigde planregels.

Uitspraak

201506151/3/R3.
Datum uitspraak: 25 januari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. GAIA Westland B.V., gevestigd te Den Haag,
2. Gebiedsontwikkeling Harnaschpolder C.V., gevestigd te Nieuwegein,
3. Van Neerbos Bouwmarkten B.V., gevestigd te Vlaardingen, en anderen (hierna: Van Neerbos en anderen),
4. Praxis Vastgoed B.V., gevestigd te Amsterdam, en anderen (hierna in enkelvoud: Praxis),
5. [appellant sub 5], wonend te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland,
en
de raad van de gemeente Midden-Delfland,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 24 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2316, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 8 weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 26 mei 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Harnaschpolder-Noord 2014" (hierna: het vaststellingsbesluit) te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 27 september 2016 heeft de raad het plan gewijzigd (hierna: het wijzigingsbesluit).
Gebiedsontwikkeling Harnaschpolder, Van Neerbos en anderen, Praxis en Bauhaus hebben hierover hun zienswijzen naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat de raad het vaststellingsbesluit heeft vastgesteld in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), bezien in samenhang met artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), voor zover het betreft:
- het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein" en de aanduidingen "specifieke vorm van detailhandel - 1" en "bedrijf tot en met categorie 2",
- het plandeel met de bestemming "Gemengd - 1" wat betreft de gronden tussen het perceel van MeeGaa en het perceel waar de bouwmarkt van Bauhaus is voorzien,
- de wijzigingsbevoegdheid in artikel 10, lid 10.5.1, van de planregels, en
- het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein - Uit te werken".
De Afdeling heeft de raad opgedragen deze gebreken te herstellen.
2. Het wijzigingsbesluit strekt ertoe te voldoen aan deze opdracht door aanpassing van een aantal planregels.
Beroepen van rechtswege
3. Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt: "Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."
3.1. Het wijzigingsbesluit komt niet volledig tegemoet aan de beroepen van appellanten. Daarom zijn alle beroepen van rechtswege mede tegen dit besluit gericht.
3.2. GAIA Westland en [appellant sub 5] hebben geen zienswijzen over het wijzigingsbesluit naar voren gebracht. De Afdeling leidt hieruit af dat zij geen bezwaren hebben tegen dit besluit. Hun van rechtswege ontstane beroepen zijn ongegrond.
Zienswijze Gebiedsontwikkeling Harnaschpolder
4. Gebiedsontwikkeling Harnaschpolder wijst er in haar zienswijze op dat het wijzigingsbesluit na de inwerkingtreding van de regelgeving over de Programmatische Aanpak Stikstof is genomen. Zij betoogt - kort samengevat - dat hetgeen zij tegen het vaststellingsbesluit heeft aangevoerd over stikstofdepositie als gevolg van de bouwmarkt ook opgaat voor het wijzigingsbesluit.
4.1. Het wijzigingsbesluit voorziet alleen in enkele beperkingen van hetgeen het plan mogelijk maakt. Dit betekent dat het betoog feitelijke grondslag mist, aangezien het berust op de veronderstelling dat dit besluit leidt tot een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Zienswijzen Van Neerbos en anderen en Praxis
5. In 37.2 van de tussenuitspraak is overwogen:
"Naar het oordeel van de Afdeling staat het plan op het perceel van Bauhaus niet alleen een bouwmarkt toe, maar ook andere bedrijvigheid in categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit volgt uit de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2" en artikel 5, lid 5.1, onder a, van de regels. Anders dan de raad - gelet op het verhandelde ter zitting - veronderstelt, volgt uit artikel 5, lid 5.1, onder f, van de regels niet dat als de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - 1" aan gronden is toegekend daar alleen een bouwmarkt is toegestaan. Als de raad dat had willen bereiken, dan had hij - bijvoorbeeld - in onderdeel f van artikel 5, lid 5.1, na de dubbele punt het woord "uitsluitend" of een woord van gelijke strekking moeten invoegen.
Het betoog van Van Neerbos en anderen slaagt."
6. In het wijzigingsbesluit heeft de raad onderdeel f van artikel 5, lid 5.1, van de regels van het plan gewijzigd door na de dubbele punt het woord "uitsluitend" toe te voegen.
7. Van Neerbos en anderen betogen dat het wijzigingsbesluit leidt tot rechtsonzekerheid. Zij stellen dat de raad weliswaar het woord "uitsluitend" heeft toegevoegd aan onderdeel f van artikel 5, lid 5.1, van de regels, maar dat op de verbeelding het perceel nog steeds de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2" heeft. Die aanduiding had de raad moeten verwijderen, aldus Van Neerbos en anderen.
7.1. Naar het oordeel van de Afdeling is door het toevoegen van het woord "uitsluitend" aan onderdeel f van artikel 5, lid 5.1, van de regels duidelijk dat op het als "Bedrijventerrein" bestemde perceel van Bauhaus alleen een bouwmarkt als bedoeld in voornoemde planregel is toegestaan. Dat het perceel op de verbeelding ook de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2" heeft, doet hier niet aan af, omdat de verbeelding immers in samenhang met de regels moet worden bezien.
Het betoog faalt.
8. Van Neerbos en anderen en Praxis betogen dat ook na de wijziging van onderdeel f van artikel 5, lid 5.1, van de regels op het perceel van Bauhaus meer mogelijk is dan de raad heeft onderkend. Zij wijzen beiden op de afwijkingsbevoegdheid in artikel 30, onder e, van de regels. Praxis wijst tevens op het distributieplanologisch onderzoek van DTNP en de bestemming voor de groenstrook die grenst aan het perceel van Bauhaus.
8.1. Hiermee hebben Van Neerbos en anderen en Praxis hun beroepsgronden uitgebreid met nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgronden. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, kan in het licht van de goede procesorde niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen Van Neerbos en anderen en Praxis in dit opzicht aanvoeren, buiten inhoudelijke bespreking blijft.
Conclusie
9. Gelet op hetgeen in 30.1 van de tussenuitspraak is overwogen, is het beroep van Praxis tegen het vaststellingsbesluit niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen artikel 6, lid 6.5.2 en 6.5.3, van de planregels.
10. Gelet op hetgeen in 37.2 tot en met 37.6 van de tussenuitspraak is overwogen, zijn de beroepen tegen het vaststellingbesluit van GAIA Westland, Van Neerbos en anderen en Praxis, voor zover ontvankelijk, gegrond. Het vaststellingsbesluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb, bezien in samenhang met artikel 3.1, eerste lid, van de Wro, voor zover het betreft:
- het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein" en de aanduidingen "specifieke vorm van detailhandel - 1" en "bedrijf tot en met categorie 2",
- het plandeel met de bestemming "Gemengd - 1" wat betreft de gronden tussen het perceel van MeeGaa en het perceel waar de bouwmarkt van Bauhaus is voorzien,
- de wijzigingsbevoegdheid in artikel 10, lid 10.5.1, van de planregels, en
- het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein - Uit te werken".
11. Gelet op hetgeen voor het overige in de tussenuitspraak is overwogen zijn de beroepen tegen het vaststellingsbesluit van Gebiedsontwikkeling Harnaschpolder en [appellant sub 5] ongegrond.
12. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zijn de gebreken in het vaststellingsbesluit hersteld. De beroepen tegen het wijzigingsbesluit zijn ongegrond. Daarom kunnen de rechtsgevolgen van het te vernietigen vaststellingsbesluit in stand blijven, met uitzondering van de planregels die in het wijzigingsbesluit zijn aangepast.
13. Ten aanzien van GAIA Westland, Van Neerbos en anderen en Praxis dient de raad op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Over de door Praxis verzochte vergoeding van kosten van de door haar ingeschakelde deskundige overweegt de Afdeling als volgt. De rapporten van de deskundige gaan over de vraag of de bouwmarkt in het plangebied voorziet in een actuele regionale behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling echter vastgesteld dat deze bepaling in dit geval niet van toepassing is en de beroepsgronden van Praxis hierover falen. De beroepsgronden van Praxis die wel slagen en de aanleiding zijn voor de proceskostenveroordeling zien op andere delen van het plan en houden geen verband met de deskundigenrapporten. Onder deze omstandigheden komen de kosten van de deskundige niet voor vergoeding in aanmerking.
Ten aanzien van Gebiedsontwikkeling Harnaschpolder en [appellant sub 5] bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart niet-ontvankelijk het beroep van Praxis Vastgoed B.V. en anderen tegen het besluit van de raad van de gemeente Midden-Delfland van 26 mei 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Harnaschpolder-Noord 2014" voor zover het betreft artikel 6, lid 6.5.2 en 6.5.3, van de planregels;
II. verklaart gegrond de beroepen van Van Neerbos Bouwmarkten B.V. en anderen en Praxis Vastgoed B.V. en anderen, voor zover ontvankelijk, tegen het besluit van de raad van de gemeente Midden-Delfland van 26 mei 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Harnaschpolder-Noord 2014";
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Midden-Delfland van 26 mei 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Harnaschpolder-Noord 2014" voor zover het betreft:
- het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein" en de aanduidingen "specifieke vorm van detailhandel - 1" en "bedrijf tot en met categorie 2";
- het plandeel met de bestemming "Gemengd - 1" wat betreft de gronden tussen het perceel van MeeGaa en het perceel waar de bouwmarkt van Bauhaus is voorzien;
- artikel 10, lid 10.5.1, van de planregels; en
- het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein - Uit te werken";
IV. verklaart ongegrond de beroepen van [appellant sub 5] en Gebiedsontwikkeling Harnaschpolder C.V. tegen het besluit van de raad van de gemeente Midden-Delfland van 26 mei 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Harnaschpolder-Noord 2014";
V. verklaart ongegrond de beroepen tegen het besluit van de raad van de gemeente Midden-Delfland van 27 september 2016 tot wijziging van het bestemmingsplan "Harnaschpolder-Noord 2014";
VI. bepaalt dat de rechtsgevolgen van het onder III vernietigde besluit in stand blijven, met uitzondering van de planregels die in het besluit van 27 september 2016 zijn gewijzigd;
VII. veroordeelt de raad van de gemeente Midden-Delfland tot vergoeding van in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten ten aanzien van:
- GAIA Westland B.V. tot een bedrag van € 495,00 (zegge: vierhonderdvijfennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
- Van Neerbos Bouwmarkten B.V. en anderen tot een bedrag van € 1.237,50 (zegge: twaalfhonderdzevenendertig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn verplichting heeft voldaan;
- Praxis Vastgoed B.V. en anderen tot een bedrag van € 1.237,50 (zegge: twaalfhonderdzevenendertig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn verplichting heeft voldaan;
VIII. gelast dat de raad van de gemeente Midden-Delfland aan elk van de hierna te noemen appellanten vergoedt het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 331,00 (zegge: driehonderdeenendertig euro):
- GAIA Westland B.V.,
- Van Neerbos Bouwmarkten B.V. en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn verplichting heeft voldaan, en
- Praxis Vastgoed B.V. en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn verplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, en mr. D.A.C. Slump en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.R. Jacobs, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Jacobs
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2017
717.