ECLI:NL:RVS:2017:1699

Raad van State

Datum uitspraak
28 juni 2017
Publicatiedatum
28 juni 2017
Zaaknummer
201607590/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep huurtoeslag herziening door Belastingdienst

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 30 augustus 2016 het beroep van [appellant] tegen besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond verklaarde. De Belastingdienst had op 1 mei 2015 het voorschot huurtoeslag over 2014 voor [appellant] herzien naar nihil, omdat de woonruimte waarvoor huurtoeslag was aangevraagd, geen zelfstandige woonruimte zou zijn. Dit besluit werd gevolgd door een soortgelijk besluit voor het jaar 2013 op 15 mei 2015. De rechtbank bevestigde dat de woonruimte niet als zelfstandige woonruimte kon worden aangemerkt en oordeelde dat [appellant] geen geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kon doen. In hoger beroep voerde [appellant] aan dat hij door een medewerker van de Belastingtelefoon was geïnformeerd dat hij recht had op huurtoeslag, maar de Raad van State oordeelde dat er geen concrete toezegging was gedaan die aan het bestuursorgaan kon worden toegerekend. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het beroep op het vertrouwensbeginsel faalde, omdat er geen schriftelijke bevestiging van de telefoongesprekken was overgelegd. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201607590/1/A2.
Datum uitspraak: 28 juni 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Abw) in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 augustus 2016 in zaak nr. 16/2935 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 1 mei 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot huurtoeslag over 2014 voor [appellant] herzien naar nihil.
Bij besluit van 15 mei 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot huurtoeslag over 2013 voor [appellant] herzien naar nihil.
Bij besluit van 21 maart 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] tegen deze besluiten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 augustus 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Met toestemming van partijen is afgezien van een behandeling van de zaak ter zitting.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellant] heeft huurtoeslag aangevraagd voor de door hem bewoonde woonruimte [locatie] te Rotterdam. Aanvankelijk heeft de Belastingdienst/Toeslagen voor de berekeningsjaren 2013 en 2014 een voorschot aan [appellant] toegekend. Bij de besluiten van 1 en 15 mei 2015 zijn die voorschotten herzien naar nihil, omdat de woonruimte, waarvoor [appellant] huurtoeslag heeft aangevraagd geen zelfstandige woonruimte is.
De uitspraak van de rechtbank
2.    De rechtbank heeft vastgesteld dat niet in geschil is dat de woonruimte [locatie] geen zelfstandige woonruimte is. Vervolgens heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellant] geen geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel toekomt.
Het hoger beroep
3.    [appellant] bestrijdt in hoger beroep het oordeel van de rechtbank. Hij voert daartoe aan dat een medewerker van de Belastingtelefoon - nadat was meegedeeld dat [appellant] een kamer huurde - had geantwoord dat hij recht op huurtoeslag had. In de huurovereenkomst is duidelijk vermeld dat [appellant] een kamer huurde.
3.1.    Zoals eerder is overwogen, onder meer in de uitspraak van de Afdeling van 4 februari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:302), is voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel nodig dat een aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete en ondubbelzinnige toezegging is gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend.
Blijkens de zittingsaantekeningen heeft [appellant] ter zitting bij de rechtbank medegedeeld dat hij niet zelf heeft gebeld met de Belastingtelefoon, maar dat anderen dat voor hem hebben gedaan. Van de telefoongesprekken is geen schriftelijke weergave overgelegd, zodat niet kan worden vastgesteld of daarin mededelingen zijn gedaan over de aanspraak van [appellant] op huurtoeslag. De rechtbank is derhalve terecht tot het oordeel gekomen dat het beroep van [appellant] op het vertrouwensbeginsel faalt.
4.    [appellant] heeft voorts verwezen naar hetgeen in bezwaar en beroep is aangevoerd. Hij heeft ter toelichting daarvan echter geen andere gronden geformuleerd dan hiervoor zijn besproken. Hierin kan derhalve geen grond worden gevonden voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
Conclusie
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, griffier.
w.g. Van Altena    w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2017
17.