ECLI:NL:RVS:2017:1666
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake kinderopvangtoeslag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 september 2016, waarin het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het beroep te laat was ingesteld en dat er geen procesbelang was. De zaak betreft de kinderopvangtoeslag over 2012, waarbij de Belastingdienst/Toeslagen op 11 juni 2014 aan [appellante] meedeelde dat zij geen recht had op deze toeslag. Na bezwaar en een herziening van het voorschot op 15 augustus 2014, volgde een besluit op bezwaar op 21 april 2015. [appellante] stelde dat zij pas op 23 november 2015 op de hoogte was gesteld van dit besluit en dat haar beroep tijdig was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 11 mei 2017, waarbij de Belastingdienst/Toeslagen vertegenwoordigd was door drs. J.G.C. van de Werken en mr. drs. J.H.E. van der Meer. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de nihilstelling van het voorschot in rechte onaantastbaar was geworden door een eerdere uitspraak van 26 oktober 2016. De overige gronden van [appellante] behoefden geen nadere bespreking. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd.