ECLI:NL:RVS:2017:1666

Raad van State

Datum uitspraak
21 juni 2017
Publicatiedatum
21 juni 2017
Zaaknummer
201607763/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake kinderopvangtoeslag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 september 2016, waarin het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het beroep te laat was ingesteld en dat er geen procesbelang was. De zaak betreft de kinderopvangtoeslag over 2012, waarbij de Belastingdienst/Toeslagen op 11 juni 2014 aan [appellante] meedeelde dat zij geen recht had op deze toeslag. Na bezwaar en een herziening van het voorschot op 15 augustus 2014, volgde een besluit op bezwaar op 21 april 2015. [appellante] stelde dat zij pas op 23 november 2015 op de hoogte was gesteld van dit besluit en dat haar beroep tijdig was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 11 mei 2017, waarbij de Belastingdienst/Toeslagen vertegenwoordigd was door drs. J.G.C. van de Werken en mr. drs. J.H.E. van der Meer. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de nihilstelling van het voorschot in rechte onaantastbaar was geworden door een eerdere uitspraak van 26 oktober 2016. De overige gronden van [appellante] behoefden geen nadere bespreking. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

201607763/1/A2.
Datum uitspraak: 21 juni 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 september 2016 in zaak nr. 15/7994 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij mondelinge uitspraak van 7 september 2016 heeft de rechtbank het door [appellante] op 16 december 2015 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 mei 2017, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken en mr. drs. J.H.E. van der Meer, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij brief van 11 juni 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen aan [appellante] medegedeeld dat zij geen recht heeft op kinderopvangtoeslag over 2012. Bij brief van 27 juni 2014 heeft [appellante] tegen die brief bezwaar gemaakt. Bij besluit van 15 augustus 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag van [appellante] over 2012 herzien en vastgesteld op nihil en bepaald dat zij het teveel aan ontvangen voorschotten dient terug te betalen. Bij brief van 18 september 2014 heeft [appellante] bezwaar gemaakt tegen dat besluit. Bij besluit van 21 april 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen een besluit op bezwaar genomen. Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep en nadien hoger beroep ingesteld, hetgeen heeft geresulteerd in de uitspraak van de Afdeling van 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2805.
Bij brief van 13 oktober 2015 heeft [appellante] de Belastingdienst/Toeslagen in gebreke gesteld, omdat de dienst naar haar oordeel geen besluit heeft genomen op het door haar gemaakte bezwaar van 18 september 2014. De dienst heeft [appellante] geïnformeerd dat reeds een beslissing op het bezwaar is genomen in het besluit van 21 april 2015. Op verzoek van [appellante] heeft de Belastingdienst/Toeslagen het genomen besluit op bezwaar van 21 april 2015 nogmaals bij brief van 23 november 2015 naar haar verzonden.
2. Tussen partijen is in geschil of de Belastingdienst/Toeslagen met het besluit van 21 april 2015 een besluit heeft genomen op het bezwaar van 18 september 2014. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit het geval is en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Voorts heeft de rechtbank vastgesteld dat het beroep te laat is ingesteld.
3. [ appellante] betoogt dat zij pas met de brief van 23 november 2015 in kennis is gesteld van het besluit van 21 april 2015 en dat zij het beroep tijdig heeft ingesteld. Zij stelt het oorspronkelijke besluit niet te hebben ontvangen. Voorts heeft de rechtbank het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Met het besluit van 21 april 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen niet beoogd zowel op haar bij brief van 27 juni 2014 gemaakte bezwaar als op haar bij brief van 18 september 2014 gemaakte bezwaar een besluit te nemen. Blijkens de dossiernummers in de begeleidende brief van 27 april 2015 bij het besluit van 21 april 2015 heeft de dienst bij dat besluit uitsluitend op het bezwaar van 27 juni 2014 beslist. In het besluit van 21 april 2015 heeft de dienst vermeld dat een besluit is genomen op het bezwaar tegen de brief met kenmerk DVTBV en de ten gevolge beschikking met beschikkingsnummer […].T.12.0.0251. Het bezwaar van 18 september 2014 is echter gericht tegen het besluit met kenmerk […].T.SC.14.5. Op dat bezwaar is nog altijd niet beslist. Het had op de weg van de dienst gelegen om het besluit van 21 april 2015 duidelijk en volledig te motiveren, aldus [appellante].
3.1. Vaststaat dat het besluit van 21 april 2015 reeds onderdeel is geweest van een procedure die heeft geresulteerd in de hierboven, onder 1, vermelde uitspraak van de Afdeling van 26 oktober 2016. Zoals ook uit die uitspraak blijkt, had die procedure betrekking op het door [appellante] bij brief van 18 september 2014 gemaakte bezwaar tegen het besluit van 15 augustus 2014, inhoudende de herziening van het voorschot kinderopvangtoeslag over 2012. In dit verband wijst de Afdeling erop dat de brief van 11 juni 2014 niet vatbaar was voor bezwaar, aangezien het een vooraankondiging betrof en geen op rechtsgevolg gericht besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De Belastingdienst/Toeslagen heeft met het besluit van 21 april 2015 een besluit genomen op het tegen het besluit van 15 augustus 2014 gemaakte bezwaar. [appellante] kan dan ook niet worden gevolgd in haar stelling dat niet, danwel eerst op 23 november 2015, kenbaar is gemaakt dat op haar bezwaar tegen het besluit van 15 augustus 2014 is beslist. Als gevolg van de uitspraak van de Afdeling van 26 oktober 2016 is de nihilstelling van het voorschot kinderopvangtoeslag over 2012 in rechte onaantastbaar geworden. Derhalve heeft de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De overige gronden behoeven reeds hierom geen nadere bespreking.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Van Soest-Ahlers
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2017
343-834.