201608969/1/R6.
Datum uitspraak: 21 juni 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Eindhoven,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 oktober 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (hierna: het college) het uitwerkingsplan
"2e uitwerking Tongelre binnen de Ring 2007 (Picuskade Kanaalzijde)" (hierna: het tweede uitwerkingsplan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Stichting Wooninc heeft als belanghebbende partij een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 mei 2017, waar [appellant A], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door R. Martens, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Stichting Wooninc, vertegenwoordigd door mr. P.W.M. Dorn, advocaat te Geldrop, gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het tweede uitwerkingsplan voorziet in woningbouw met een ondergrondse parkeergarage. Aan de zuidzijde van het plangebied ligt het Eindhovensch Kanaal. Aan de gronden langs het kanaal is de bestemming "Natuur" toegekend. Deze gronden zijn primair bestemd voor een ecologische verbindingszone (hierna: EVZ).
Volgens [appellanten], die wonen aan de [locatie], gelegen in de nabijheid van het plangebied, strekt het uitwerkingsplan, voor zover het de natuurbestemming langs het kanaal betreft, niet tot bescherming van de EVZ en de bijbehorende natuurwaarden. [appellanten] kunnen zich niet verenigen met de herbegrenzing van de EVZ, als bedoeld in de Verordening ruimte 2014 (hierna: de Verordening) van de provincie Noord-Brabant.
Voorgeschiedenis
2. Het tweede uitwerkingsplan is een uitwerking van het bestemmingsplan "Tongelre binnen de ring 2007" (hierna: het bestemmingsplan), dat voorziet in de herontwikkeling van onder meer het Picusterrein.
3. In het bestemmingsplan is aan de gronden, waarop het tweede uitwerkingsplan betrekking heeft, de bestemming "Woongebied uit te werken" toegekend. Voorts is aan die gronden, voor zover hier van belang, de aanduiding "zone IV" toegekend.
4. Bij besluit van 28 april 2015 heeft het college het uitwerkingsplan "1e uitwerking Tongelre binnen de Ring 2007 (Picuskade)" vastgesteld.
Dit eerste uitwerkingsplan voorzag, voor zover hier van belang, in de bestemming "Wonen-4" voor de gronden, die in het bestemmingsplan de aanduiding "zone IV" hadden. In het eerste uitwerkingsplan was aan de gronden met de bestemming "Wonen-4" gedeeltelijk tevens de aanduiding "parkeergarage" toegekend.
Aan een strook grond tussen het Eindhovensch Kanaal enerzijds en de gronden met de woonbestemming en het DAF-museum anderzijds was in dat plan de bestemming "Groen" toegekend.
5. Bij haar uitspraak van 20 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:127, heeft de Afdeling het besluit van 28 april 2015 tot vaststelling van het eerste uitwerkingsplan vernietigd, voor zover bij dat plan in strijd met de Verordening was voorzien in woningbouw in de langs de noordkant van de Kanaaldijk Noord gelegen EVZ. 6. Bij besluit van 27 september 2016 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant op verzoek van het college de EVZ ter plaatse herbegrensd, zodat het gedeelte van de groenstrook, waar de in het eerste uitwerkingsplan voorziene woningbouw was gepland met een grootte van 193 m², buiten de EVZ is komen te liggen.
7. In het tweede uitwerkingsplan is aan voornoemd deel van de groenstrook opnieuw de bestemming "Wonen-4" toegekend. Naast woningbouw, mag binnen deze bestemming ook een ondergrondse parkeergarage worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage".
In het tweede uitwerkingsplan is voor een strook grond tussen het Eindhovensch Kanaal en de gronden met de woonbestemming de bestemming "Natuur" opgenomen.
Toetsingskader
8. Wanneer in een bestemmingsplan een uitwerkingsplicht is opgenomen, dient het college van burgemeester en wethouders in beginsel een uitwerkingsplan vast te stellen. In het kader van een beroep tegen een uitwerkingsplan kan ter beoordeling staan of dit plan is voorbereid en genomen in strijd met het recht, daaronder begrepen of de uitgewerkte bestemming strookt met de uitwerkingsregels in het bestemmingsplan en, voor zover die regels daartoe de ruimte laten, met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij geldt de planologische aanvaardbaarheid van de uit te werken bestemming als een gegeven.
Beroep
9. Het betoog van [appellanten] richt zich allereerst tegen het tweede uitwerkingsplan, voor zover het betreft de bestemming "Natuur", die primair is bestemd voor ontwikkeling en behoud van een EVZ. [appellanten] kunnen zich daarnaast niet verenigen met de herbegrenzing van de EVZ en de daarvoor gevolgde procedure. [appellanten] voeren aan dat zij ten onrechte niet zijn betrokken bij de voorbereiding van het besluit tot herbegrenzing van de EVZ en evenmin bij het toekennen van de bestemming "Natuur" in het tweede uitwerkingsplan.
Het besluit tot herbegrenzing van de EVZ strekt volgens [appellanten] niet tot bescherming van de ecologische waarden, omdat de strook voor de EVZ onaanvaardbaar smal is vastgesteld.
9.1. Het college stelt zich op het standpunt dat het tweede uitwerkingsplan in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld en dat de beoogde ontwikkeling een planologisch aanvaardbare invulling is. Het college stelt dat zij, in navolging van de uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2016, waarbij het eerste uitwerkingsplan gedeeltelijk is vernietigd, het college van gedeputeerde staten heeft verzocht om herbegrenzing van de EVZ voor een oppervlak van 193 m², zijnde het vernietigde gedeelte van dat plan. Het college stelt dat hiervoor de procedure is doorlopen, zoals voorgeschreven in artikel 11.2 van de Verordening.
Het college stelt dat de realisatie en de instandhouding van de EVZ op de gronden met de bestemming "Natuur" is gewaarborgd in artikel 4, lid 4.2.3, van de planregels en het bijbehorende "Inrichtings- en beheerplan EVZ Picuskade". Het college wijst er dat de oppervlakte van de gronden met de bestemming "Natuur" aanzienlijk groter is dan de 193 m², die na de herbegrenzing buiten de EVZ is komen te liggen.
9.2. De relevante bepalingen terzake van de procedure voor het herbegrenzen van een EVZ door het college van gedeputeerde staten zijn opgenomen in de Verordening. Deze bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
9.3. De planregeling voor de voor "Natuur" aangewezen gronden is neergelegd in artikel 3 en artikel 4, lid 4.2.3, van de planregels. Deze planregeling is, voor zover hier van belang, opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
9.4. In de uitspraak van 20 januari 2016 heeft de Afdeling er op gewezen dat artikel 11.2 van de Verordening voor het college voorziet in de mogelijkheid om een verzoek te doen tot herbegrenzing van de EVZ en dat niet was gebleken dat het college van deze mogelijkheid gebruik had gemaakt.
9.5. Vast staat dat het plangebied van het tweede uitwerkingsplan gedeeltelijk ligt in een EVZ. De EVZ is aangeduid op de bij de Verordening behorende kaart.
9.6. In artikel 36.5 van de Verordening is de procedure voorgeschreven voor de wijziging van de begrenzing van de EVZ. De Afdeling stelt vast dat deze procedure is gevolgd.
Op 5 mei 2016 is het ontwerp van het tweede uitwerkingsplan inclusief het conceptverzoek aan het college van gedeputeerde staten om herbegrenzing van de EVZ voor de duur van 6 weken ter inzage gelegd. Hierbij is vermeld dat belanghebbenden een zienswijze kunnen indienen op het ontwerpuitwerkingsplan en dat een ieder een zienswijze kan indienen op het conceptverzoek om herbegrenzing. Het ontwerpuitwerkingsplan voorzag niet in de bestemming "Natuur".
[appellanten] hebben een zienswijze ingediend. Daarin hebben [appellanten] gesteld dat in het ontwerpuitwerkingsplan ten onrechte geen visie is opgenomen, waarin is geregeld hoe de EVZ zal worden ontwikkeld en beheerd en waaraan het verzoek om herbegrenzing van het EVZ kan worden getoetst. Het college is in de zienswijzennota ingegaan op de zienswijze van [appellanten].
Op 26 juli 2016 heeft het college het college van gedeputeerde staten verzocht om herbegrenzing van de EVZ. Hierbij heeft het college de zienswijzennota en het ontwerpuitwerkingsplan meegezonden. Het college heeft vermeld dat er opdracht is gegeven tot het opstellen van een visie, waarin is geregeld hoe aan de EVZ vorm zal worden gegeven en hoe deze EVZ zal worden beheerd, en dat deze visie als bijlage bij het plan wordt opgenomen. Het verzoek om herbegrenzing is volgens het college een eerste aanzet tot de inrichting en invulling van de EVZ.
Bij besluit van 27 september 2016 heeft het college van gedeputeerde staten de EVZ herbegrensd conform het verzoek van het college van 26 juli 2016. Hierbij is ingegaan op de zienswijze van [appellanten].
Op 11 oktober 2016 heeft het college het tweede uitwerkingsplan vastgesteld. Het tweede uitwerkingsplan voorziet in de bestemming "Natuur". De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de ontwikkeling en het behoud van de EVZ. Als bijlage bij de planregels is het "Inrichtings- en beheerplan EVZ Picuskade" opgenomen, waarin, gelezen in samenhang met artikel 4, lid 4.2.3, van de planregels, de realisatie en de instandhouding van de EVZ is geregeld.
Gelet op het bovenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat [appellanten] ten onrechte niet in de gelegenheid zijn gesteld een zienswijze over de herbegrenzing van de EVZ in te dienen en dat de in artikel 36.5 van de Verordening bedoelde procedure niet juist is gevolgd.
Het betoog faalt.
10. De Afdeling overweegt, zoals zij eerder heeft overwogen in de eerder vermelde uitspraak van 20 januari 2016 (onder 8.5.2) dat, indien in een verordening een gebied is aangewezen waar een bepaald verbod of gebod geldt, die aanwijzing een algemeen verbindend voorschrift is. De bij de Verordening behorende kaarten met gebiedsbegrenzingen vormen een onlosmakelijk geheel met de Verordening. Gelet hierop is de begrenzing van de ecologische verbindingszone in de Verordening 2014 een algemeen verbindend voorschrift.
Een algemeen verbindend voorschrift kan slechts exceptief worden getoetst. Deze toetsing houdt in dat aan een algemeen verbindend voorschrift slechts verbindende kracht kan worden ontzegd, indien het in strijd is met een hoger wettelijk voorschrift, dan wel indien het in strijd is met een algemeen rechtsbeginsel. Het is aan het regelgevend bevoegd gezag om de verschillende belangen, die bij het nemen van een besluit inhoudende algemeen verbindende voorschriften betrokken zijn, tegen elkaar af te wegen. De rechter heeft daarbij niet de taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend naar eigen inzicht vast te stellen en heeft ook overigens daarbij terughoudendheid te betrachten.
10.1. In artikel 11.1 van de Verordening is bepaald dat een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding "Ecologische verbindingszone" strekt tot de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone. De toelichting op artikel 11.1 van de Verordening vermeldt dat een gerealiseerde EVZ in de praktijk niet altijd over de volle lengte een gelijke breedte zal hebben. Sommige onderdelen kunnen smaller zijn, zeker als met stapstenen wordt gewerkt. Dit is binnen de gestelde regels mogelijk, mits in het bestemmingsplan een concrete begrenzing van de gerealiseerde EVZ wordt opgenomen met een daarbij horend beschermingsregime. Bij een EVZ gaat het namelijk niet alleen om de aanleg, maar ook om het behoud en het beheer daarvan, zo vermeldt de toelichting op artikel 11.1 van de Verordening.
Het college van gedeputeerde staten heeft aan zijn besluit tot herbegrenzing mede ten grondslag gelegd dat sommige onderdelen van een EVZ een smallere breedte kunnen hebben, zeker als met de grillige vorm van stapstenen wordt gewerkt in plaats van één doorlopende strook met een vaste breedte. Ook bij een gedeeltelijk smallere breedte kan een EVZ strekken tot bescherming van de ecologische waarden. Het functioneren van een EVZ is volgens het college van gedeputeerde staten niet alleen afhankelijk van de beschikbare breedte, maar ook van een plan, waarin de inrichting van de EVZ is geregeld. Het is aan het college om hier bij de vaststelling van een uitwerkingsplan een invulling aan te geven. Het college van gedeputeerde staten heeft vastgesteld dat de EVZ in het tweede uitwerkingsplan planologisch wordt veilig gesteld door het opnemen van de bestemming "Natuur" en een voorwaardelijke verplichting, waarbij de realisatie en de instandhouding van de bestemming "Natuur" worden gewaarborgd. Het college van gedeputeerde staten heeft hierbij betrokken dat het "Inrichtings- en beheerplan EVZ Picuskade" als bijlage bij de planregels van het tweede uitwerkingsplan is opgenomen. Onder deze omstandigheden ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college van gedeputeerde staten het besluit tot herbegrenzing heeft genomen in strijd met een hoger wettelijk voorschrift of een algemeen rechtsbeginsel. Er bestaat daarom geen grond om aan deze begrenzing verbindende kracht te ontzeggen. Gelet op artikel 4.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening was de raad daarom gehouden deze begrenzing in acht te nemen bij de vaststelling van het plan.
De herbegrenzing van de EVZ brengt met zich dat de Verordening niet langer in de weg staat aan de vaststelling van het tweede uitwerkingsplan, waarin is voorzien in woningbouw buiten de EVZ.
Het betoog faalt.
11. Voor zover [appellanten] betogen dat zij ten onrechte niet in de gelegenheid zijn gesteld een zienswijze over de bij de vaststelling van het tweede uitwerkingsplan gewijzigde bestemming "Natuur" in te dienen, overweegt de Afdeling als volgt.
Het college kan bij de vaststelling van het uitwerkingsplan daarin wijzigingen aanbrengen ten opzichte van het ontwerp. Slechts indien de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zo groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld, dient de wettelijke procedure opnieuw te worden doorlopen.
Vast staat dat het college in dit geval het tweede uitwerkingsplan heeft vastgesteld met een aantal wijzigingen. Deze afwijkingen van het ontwerp zijn naar aard en omvang niet zo groot dat geoordeeld moet worden dat een wezenlijk ander plan voorligt. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het ontwerpuitwerkingsplan, voor zover thans van belang, voorzag in een woonbestemming met bijbehorende groenvoorzieningen. Mede naar aanleiding van ingebrachte zienswijzen, heeft het college het tweede uitwerkingsplan ten opzichte van het ontwerp gewijzigd vastgesteld, met dien verstande dat, behalve een woonbestemming met bijbehorende groenvoorzieningen, ook de bestemming "Natuur" is opgenomen. Hiermee is beoogd een bestaande groenstrook ecologisch te ontwikkelen. Wat betreft de bouwmogelijkheden ter plaatse van de woonbestemming zijn ten opzichte van het ontwerp geen wezenlijke wijzigingen aangebracht. Het college heeft in evenvermelde afwijkingen ten opzichte van het ontwerp terecht geen aanleiding gezien om de wettelijke procedure opnieuw te doorlopen.
Het betoog faalt.
12. [appellanten] betogen dat in het tweede uitwerkingsplan de ontwikkeling en het behoud van de EVZ niet zijn gewaarborgd. [appellanten] wijzen erop dat het uitwerkingsplan ten onrechte bebouwing in de EVZ toestaat.
12.1. In artikel 3, lid 3.1, van de planregels van het tweede uitwerkingsplan is bepaald dat de voor "Natuur" aangewezen gronden primair zijn bestemd voor de ontwikkeling en het behoud van een EVZ.
In artikel 4, lid 4.2.3, van de planregels is bepaald dat de gronden met de bestemming "Natuur" binnen twee jaren na het verlenen van de omgevingsvergunning voor het woongebouw ingericht moeten zijn en ingericht moeten blijven overeenkomstig het "Inrichtings- en beheerplan "EVZ Picuskade", als opgenomen in bijlage 4, bij de planregels.
Het "Inrichtings- en beheerplan "EVZ Picuskade" voorziet in de concrete inrichting van de EVZ. In het inrichtings- en beheerplan is zowel de bestaande als de beoogde situatie weergegeven. Voor de beoogde situatie is de beplanting, wat betreft soorten, hoeveelheid en locatie, opgenomen. Tevens is in het inrichtings- en beheerplan de omvang en de locatie van de verharding geregeld.
Uit het voorgaande volgt dat het tweede uitwerkingsplan voorziet in een regeling voor de ontwikkeling en het behoud van de EVZ. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat, naar [appellanten] stellen, in het tweede uitwerkingsplan de ontwikkeling en het behoud van de EVZ niet zijn gewaarborgd.
Voor het oordeel dat, naar [appellanten] stellen, het tweede uitwerkingsplan ten onrechte bebouwing in de EVZ toestaat, bestaat evenmin aanleiding. De Afdeling stelt vast dat in artikel 3, lid 3.1, van de planregels is bepaald dat er geen gebouwen op de gronden met de bestemming "Natuur" mogen worden opgericht. Ter plaatse zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, ten behoeve van de functies, die horen bij de natuurbestemming. Deze functies zijn vastgelegd in evenvermeld artikel en betreffen de EVZ, bermen en beplanting, paden, speelvoorzieningen, extensieve recreatie, waterhuishoudkundige voorzieningen en kunstobjecten.
Het betoog faalt.
13. [appellanten] betogen dat het uitwerkingsplan, voor zover het betreft de bestemming "Natuur", in strijd met het gemeentelijke Groenbeleidsplan is vastgesteld en leidt tot een onaanvaardbare aantasting en afbreuk van de groenstrook.
13.1. Het Groenbeleidsplan heeft als doel het beschermen en het doorontwikkelen van groenstructuren binnen de gemeente Eindhoven. In het tweede uitwerkingsplan is aan de groenstrook tussen de beoogde bebouwing en het Eindhovensch Kanaal de bestemming "Natuur" toegekend. In artikel 4, lid 4.2.3, van de planregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, die strekt tot de aanleg en het behoud van de EVZ, welke verplichting is gekoppeld aan een concreet inrichtings- en beheerplan, dat als bijlage 4 bij de planregels is opgenomen. Met de bestemming "Natuur" is beoogd de groenstrook te beschermen en verder te ontwikkelen tot een natuurstrook in de vorm van een EVZ langs het kanaal. Mede gelet hierop heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat de bestemming "Natuur" juist voorziet in een sterkere bescherming van de natuurwaarden dan de bestemming "Groen". In hetgeen is aangevoerd, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het college met de bestemming "Natuur" de groenstrook langs het kanaal, voor zover deze binnen het plangebied ligt, onvoldoende heeft beschermd. De Afdeling ziet daarom geen grond voor het oordeel dat het uitwerkingsplan, voor zover het betreft de bestemming "Natuur", in strijd met het Groenbeleidsplan is vastgesteld en zou leiden tot een onaanvaardbare aantasting of afbreuk van de groenstrook.
Het betoog faalt.
14. [appellanten] betogen dat de in het tweede uitwerkingsplan mogelijk gemaakte parkeergarage onder de geplande woonbebouwing ten onrechte groter is dan in het eerste uitwerkingsplan en dat de garage, in afwijking van het eerste uitwerkingsplan, thans ook in de dijk is voorzien. Hiermee wordt volgens [appellanten] het plangebied overschreden.
14.1. Het college heeft verklaard dat het tweede uitwerkingsplan uitsluitend van het eerste uitwerkingsplan afwijkt, voor zover het betreft de bestemming "Natuur", bestemd voor een EVZ. Mede gelet hierop en bij vergelijking van de verbeeldingen van de twee uitwerkingsplannen, ziet de Afdeling in hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de omvang en de ligging van de ondergrondse parkeergarage in het tweede uitwerkingsplan afwijken van die in het eerste uitwerkingsplan. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat bij de vaststelling van het tweede uitwerkingsplan de grenzen van de gronden met de bestemming "Woongebied uit te werken" uit het moederplan zijn overschreden.
Het betoog faalt.
Conclusie
15. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Ramrattansing
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2017
408. BIJLAGE
Wet ruimtelijke ordening
Artikel 4 Algemene regels en aanwijzingen van de provincie
4.1, eerste lid,
Indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen […]. Daarbij kan worden bepaald dat een regel slechts geldt voor een daarbij aangegeven gedeelte van het grondgebied van de provincie. De kennisgeving van een besluit tot vaststelling van de verordening geschiedt tevens langs elektronische weg.
4.1, tweede lid
Tenzij bij de verordening een andere termijn wordt gesteld, stelt de gemeenteraad binnen een jaar na inwerkingtreding van de verordening een bestemmingsplan of een beheersverordening vast met inachtneming van de verordening.
Verordening ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant
Artikel 2 Werking van deze verordening
2, eerste lid
Tenzij de strekking van de bepaling zich daartegen verzet dan wel in deze verordening uitdrukkelijk anders is aangegeven, wordt bij toepassing van deze verordening onder bestemmingsplan tevens begrepen:
a. een wijzigings- of uitwerkingsplan, als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet;
[…]
Artikel 11 Natuurnetwerk Brabant, Ecologische verbindingszone
11.1, eerste lid
In aanvulling op hoofdstuk 3 "Structuren" strekt een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding "Ecologische verbindingszone" tot de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone met een breedte van:
a. ten minste 50 meter in bestaand stedelijk gebied en zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling;
b. tenminste 25 meter in alle overige gebeden.
11.2, eerste lid
Gedeputeerde Staten kunnen de begrenzing van de aanduiding "Ecologische verbindingszone" wijzigen, indien dit tot een beter resultaat leidt voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone.
11.2, tweede lid
Het college van burgemeester en wethouders kan Gedeputeerde Staten verzoeken om de begrenzing van de aanduiding "Ecologische verbindingszone" te wijzigen, mits hiermee geen afbreuk wordt gedaan aan de functie van ecologische verbindingszone.
11.2, derde lid
Op een verzoek, als bedoeld in het tweede lid, is artikel 36.5 (procedure grenswijziging op verzoek) van toepassing.
Artikel 36.5 Procedure wijziging van grenzen op verzoek
36.5, eerste lid
Het voornemen om een verzoek te doen als bedoeld in artikel[…] 11.2, tweede lid, […] maakt deel uit van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van een bestemmingsplan, waarbij in het ontwerp bestemmingsplan, indien van toepassing, de volgende gebiedsaanduidingen worden opgenomen:
a. gebiedsaanduiding: overig - in Verordening ruimte toe te voegen [naam gebiedscategorie];
b. gebiedsaanduiding: overig - in Verordening ruimte te verwijderen[naam gebiedscategorie].
36.5, tweede lid
Een verzoek wordt na afloop van de terinzagelegging, bedoeld in artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht, bij Gedeputeerde Staten ingediend en gaat vergezeld van een beschrijving, waaruit blijkt dat is voldaan aan de in deze verordening gestelde voorwaarden waaronder wijziging van de begrenzing mogelijk is en, in voorkomende gevallen, van naar voren gebrachte zienswijzen.
36.5, derde lid
Gedeputeerde Staten beslissen binnen vier weken na ontvangst van een verzoek als bedoeld eerste lid.
36.5, vierde lid
Een bestemmingsplan ten behoeve waarvan de gemeente een verzoek om wijziging van de begrenzing heeft gedaan, wordt vastgesteld nadat Gedeputeerde Staten hebben besloten tot wijziging van de begrenzing.
Planregels behorende bij het uitwerkingsplan "2e uitwerking Tongelre binnen de Ring 2007 (Picuskade Kanaalzijde)"
Artikel 3 Natuur
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Natuur" aangewezen gronden zijn primair bestemd voor:
a. ontwikkeling en behoud van een ecologische verbindingszone en de daarbij behorende biotopen, aardkundige waarden en natuurwaarden;
en secundair voor:
b. bermen en beplanting;
c. paden;
d. speelvoorzieningen;
e. extensieve recreatie
f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
g. kunstobjecten;
met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 4 Wonen
4.2.3 Voorwaardelijke verplichting
Binnen twee jaren na het verlenen van de omgevingsvergunning voor het woongebouw, zoals bedoeld in artikel 4.2.1, dienen de gronden met de bestemming "Natuur" te zijn ingericht en ingericht te blijven overeenkomstig het "Inrichtings- en beheerplan "EVZ Picuskade" (Bijlage 4).