ECLI:NL:RVS:2017:1651

Raad van State

Datum uitspraak
21 juni 2017
Publicatiedatum
21 juni 2017
Zaaknummer
201701392/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vaststelling bestemmingsplan Zwaanstraat-Bezuidenhoutseweg niet-ontvankelijk verklaard

Op 21 juni 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin appellanten, wonend te Eindhoven, beroep hadden ingesteld tegen de vaststelling van het bestemmingsplan "Zwaanstraat-Bezuidenhoutseweg (herinrichting)" door de raad van de gemeente Eindhoven. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan dateert van 20 december 2016. De appellanten voerden aan dat zij geen zienswijze hadden ingediend tegen het ontwerpplan, omdat zij tijdens de termijn voor het indienen van zienswijzen nog niet of slechts kort in hun woningen aan de Kathodelaan woonden. Zij stelden dat de bouw van hun nieuwbouwwoningen veel tijd en aandacht van hen had opgeëist en dat het ontwerpplan tijdens de zomervakantie ter inzage had gelegen. Tevens werd aangevoerd dat de kennisgeving van het ontwerp niet in het gemeentelijke huis-aan-huisblad was gedaan.

De Raad van State overwoog dat de appellanten geen zienswijze hadden ingediend en dat dit hen niet redelijkerwijs kon worden verweten. De Afdeling oordeelde dat de kennisgeving van het ontwerp van het bestreden besluit had plaatsgevonden in de Staatscourant en het huis-aan-huisblad 'Groot Eindhoven'. De Afdeling concludeerde dat er geen gebreken waren in de bezorging van het huis-aan-huisblad en dat de appellanten zelf verantwoordelijk waren voor het niet indienen van een zienswijze. De Afdeling verklaarde het beroep van de appellanten niet-ontvankelijk, omdat zij niet tijdig een zienswijze hadden ingediend en er geen rechtvaardiging was voor het niet indienen.

Uitspraak

201701392/1/R6.
Datum uitspraak: 21 juni 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Eindhoven,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Eindhoven,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 december 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Zwaanstraat-Bezuidenhoutseweg (herinrichting)" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juni 2017, waar de raad, vertegenwoordigd door E.N.C.M. van den Nieuwelaar, R.M.J.H.M. Bartels en G.J. Kok, is verschenen.
Overwegingen
1.    De raad stelt dat het beroep van [appellant] en anderen niet-ontvankelijk is, omdat zij geen zienswijze hebben ingediend tegen het ontwerpplan.
2.    [appellant] en anderen betogen dat het niet indienen van een zienswijze hen niet kan worden verweten. Zij voeren aan dat zij tijdens de termijn voor het indienen van een zienswijze nog niet of slechts sinds kort woonden in hun woningen aan de Kathodelaan. Gedurende genoemde termijn heeft de bouw van hun nieuwbouwwoningen en de afronding daarvan veel tijd en aandacht van hen opgeëist. [appellant] en anderen wijzen erop dat het ontwerpplan tijdens de zomervakantie ter inzage heeft gelegen. Volgens hen blijkt nergens uit dat een kennisgeving is gedaan van het ontwerp van het besluit in een gemeentelijk huis-aan-huisblad. Het gemeentelijke  huis-aan-huisblad ‘Groot Eindhoven’ wordt volgens [appellant] en anderen niet bezorgd in de Kathodelaan. Voorts stellen [appellant] en anderen dat de raad en de projectontwikkelaar hen niet hebben geïnformeerd over de terinzagelegging.
3.    Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad. [appellant] en anderen hebben geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
4.    Deze omstandigheid doet zich niet voor. Geen rechtvaardiging is gelegen in de door [appellant] en anderen gestelde omstandigheden. Hiertoe overweegt de Afdeling als volgt.
Anders dan [appellant] en anderen kennelijk veronderstellen, blijkt uit de stukken dat kennisgeving van het ontwerp van het bestreden besluit heeft plaatsgevonden in de Staatscourant en het huis-aan-huisblad 'Groot Eindhoven'. De Afdeling is niet gebleken dat de bezorging van dit huis-aan-huisblad in het algemeen zodanige gebreken vertoont dat de raad dit blad niet als middel ter kennisgeving van het ontwerpbesluit had mogen gebruiken. In de omstandigheid dat 'Groot Eindhoven' niet wordt bezorgd in de Kathodelaan is, wat hiervan ook zij, geen grond gelegen om het niet naar voren brengen van een zienswijze verschoonbaar te achten.
Over het betoog dat het ontwerpplan ten onrechte in een vakantieperiode ter inzage heeft gelegen, overweegt de Afdeling dat, wat daarvan ook zij, noch de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) noch de Awb zich tegen die handelwijze verzet.
Er is voldaan aan de wettelijke vereisten ter zake van de kennisgeving van de terinzagelegging. In de Wro, noch in enig ander wettelijk voorschrift valt een bepaling aan te wijzen op grond waarvan het gemeentebestuur of een projectontwikkelaar in een geval als hier aan de orde verplicht is eventuele belanghebbenden persoonlijk in kennis te stellen van de terinzagelegging van een ontwerp voor een bestemmingsplan. Dat [appellant] en anderen de kennisgeving niet hebben gezien omdat de bouw van hun woningen tijd en aandacht eiste, dient voor eigen rekening en risico te komen. Ook in hetgeen zij overigens hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat [appellant] en anderen redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren te hebben gebracht.
5.    Het beroep is niet-ontvankelijk.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Vletter, griffier.
w.g. Van der Wiel    w.g. Vletter
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2017
653.