201605094/3/R6.
Datum uitspraak: 21 juni 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], gevestigd onderscheidenlijk wonend te [plaats],
en
de raad van de gemeente Purmerend,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 11 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:54, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 12 weken na de verzending van die tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen, het besluit van 26 mei 2016 van de raad tot vaststelling van het bestemmingsplan "Klein Where 2016" te herstellen op een wijze als bedoeld onder 14 van de tussenuitspraak. Deze tussenuitspraak is aangehecht. De raad heeft op 30 maart 2017 het bestemmingsplan "Klein Where 2016" gewijzigd vastgesteld.
[appellanten] hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden gelegenheid om hierover een zienswijze naar voren te brengen.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), heeft de Afdeling bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft zij het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In de tussenuitspraak is onder 14 overwogen dat de Afdeling in hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd aanleiding ziet voor het oordeel dat het besluit van 26 mei 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Klein Where 2016", wat artikel 3, lid 3.1, onder a, van de planregels betreft, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. In verband daarmee is het beroep van [appellanten] voor zover gericht tegen het besluit van 26 mei 2016 gegrond en dient dat besluit in zoverre op de genoemde grond te worden vernietigd.
2. Het besluit van 30 maart 2017 voorziet in een gewijzigde inhoud van artikel 3, lid 3.1, onder a, van de planregels. Dat besluit is een besluit tot wijziging van het oorspronkelijk bestreden besluit en ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb onderdeel van dit geding. Het beroep van [appellanten] is van rechtswege mede gericht tegen dit besluit.
Nu [appellanten] naar aanleiding van het besluit van 30 maart 2017 geen zienswijze hebben ingediend, moet het ervoor worden gehouden dat zij geen bezwaren hebben tegen dat besluit.
Voor zover het beroep van [appellanten] geacht moet worden tegen dit besluit te zijn gericht, is het gelet daarop ongegrond.
3. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellanten] voor zover dit is gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Purmerend van 26 mei 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Klein Where 2016", gegrond;
II. vernietigt het onder I bedoelde besluit, wat artikel 3, lid 3.1, onder a, van de planregels betreft;
III. verklaart het beroep van [appellanten] voor zover dit is gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Purmerend van 30 maart 2017 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Klein Where 2016", ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Purmerend tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 990,00 (zegge: negenhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
V. gelast dat de raad van de gemeente Purmerend aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Sparreboom
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2017
195.