ECLI:NL:RVS:2017:1574

Raad van State

Datum uitspraak
14 juni 2017
Publicatiedatum
14 juni 2017
Zaaknummer
201605929/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Slachthuisterrein en de uitbreiding van Liander N.V.

Op 14 juni 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een geschil tussen Liander N.V. en de raad van de gemeente Haarlem over het bestemmingsplan "Slachthuisterrein". Dit bestemmingsplan, vastgesteld op 16 juni 2016, voorziet in een actueel planologisch-juridisch kader voor het plangebied in Haarlem Oost. Liander, eigenaar van een perceel binnen dit plangebied, heeft beroep ingesteld tegen de vaststelling van het bestemmingsplan, omdat het volgens hen de noodzakelijke uitbreiding van hun schakelstation niet mogelijk maakt. Liander heeft plannen om drie transformatoren te realiseren, maar het bestemmingsplan staat slechts een maximaal vermogen van 10 MVA toe, wat niet toereikend is voor hun uitbreidingsplannen.

De raad van de gemeente Haarlem heeft aangegeven bereid te zijn om mee te werken aan de uitbreiding, maar stelt dat Liander tot nu toe geen onderbouwde aanvraag heeft ingediend. De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad niet verplicht was om de uitbreidingsplannen van Liander te betrekken bij de vaststelling van het bestemmingsplan, omdat deze plannen niet voldoende concreet waren. De Afdeling oordeelt dat de raad in redelijkheid heeft kunnen kiezen om alleen de bestaande situatie vast te leggen.

Daarnaast heeft Liander bezwaar gemaakt tegen de bestemming "Wonen" in het plan, omdat dit volgens hen de bedrijfsvoering zou belemmeren. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat deze bezwaren niet ontvankelijk zijn, omdat Liander hierover geen zienswijze heeft ingediend tijdens de ontwerpfase van het bestemmingsplan. De beroepsgrond van Liander met betrekking tot de publicatie van de Crisis- en herstelwet werd ook afgewezen, omdat deze geen invloed heeft op de rechtmatigheid van het besluit. Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het beroep van Liander, voor zover ontvankelijk, ongegrond en het beroep tegen de bestemming "Wonen" niet-ontvankelijk.

Uitspraak

201605929/1/R1.
Datum uitspraak: 14 juni 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Liander N.V., gevestigd te Arnhem, en anderen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Haarlem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 juni 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Slachthuisterrein" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Liander beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Liander heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 mei 2015, waar Liander, vertegenwoordigd door ir. D.D.L. Goedhart, ing. P.J. Kettelarij, mr. P. Buurman en S. van Rijn, bijgestaan door mr. V.R.C. van Ahee en mr. T. Halsema, beiden advocaat te Rotterdam, en de raad, vertegenwoordigd door M. Klazema en J. van der Lee, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen is ter zitting een kaart in het geding gebracht.
Overwegingen
1.    Het plan voorziet in een actueel planologisch-juridisch kader voor het plangebied in Haarlem Oost, dat aan de westzijde wordt begrensd door de Pladellastraat, aan de noordzijde door de Slachthuisstraat, aan de oostzijde door de Richard Holkade/Gouwwetering en aan de zuidzijde door de Hannie Schaftstraat.
2.    Liander is eigenaar van het perceel Oorkondelaan 50 dat ligt in het plangebied. Aan het perceel is in het plan de bestemming "Bedrijf" en de functieaanduiding "nutsvoorziening" toegekend. Volgens de planregels zijn de gronden met die bestemming bestemd voor nutsbedrijven of nutsbedrijfsactiviteiten tot en met categorie B zoals genoemd in de bij de planregels behorende zoneringslijst. Daarbij is aangegeven dat uitsluitend binnen het bouwvlak mag worden gebouwd. Het plan maakt verder onder meer woningen op het perceel op korte afstand van het perceel van Liander mogelijk.
Op het perceel van Liander staat op dit moment een schakelstation. Dit schakelstation vervult volgens Liander een belangrijke rol in de elektriciteitsvoorziening van Haarlem en omgeving. Vanwege de veroudering van het netwerk en om het netwerk geschikt te maken voor toekomstige ontwikkelingen, is het volgens Liander noodzakelijk om de bestaande netstructuur te wijzigen. Het bestaande 50 kV-netwerk moet volgens hen worden omgezet naar het in Nederland gangbare 20/10-kV spanningsnet. Liander wil drie 20/10 kV-transformatoren van 20 MVA op het perceel realiseren met de daarbij behorende bedieningsruimtes. Hiertoe heeft Liander in 2010 met de gemeente Haarlem gronden geruild.
3.    Volgens Liander maakt het plan de gewenste uitbreiding die noodzakelijk is om Haarlem en omgeving in de toekomst van stroom te kunnen voorzien, ten onrechte niet mogelijk. Het plan staat op het perceel Oorkondelaan 50 nutsbedrijven of nutsbedrijfsactiviteiten tot en met categorie B toe, waaraan een maximaal toegestaan vermogen is gekoppeld van 10 MVA. Dit is volgens Liander niet toereikend voor de gewenste toekomstige exploitatie. Het totale vermogen van de gewenste uitbreiding bedraagt 60 MVA, waarvan maximaal 40 MVA gelijktijdig in gebruik zal zijn. De uitbreiding kan volgens Liander niet op een andere locatie worden gerealiseerd, omdat dit veel kosten met zich brengt. De raad is al sinds 2010 bekend met de uitbreidingsplannen van Liander en de koopovereenkomst met de gemeente is ook met dit doel gesloten. In zowel de koopovereenkomst als de akte van levering is opgenomen dat de aankoop van de grond nodig is voor de uitbreiding met maximaal vier transformatoren. De raad heeft gelet hierop bij de vaststelling van het plan ten onrechte geen rekening gehouden met de uitbreidingsplannen, aldus Liander.
3.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat hij wil meewerken aan de uitbreiding van het schakelstation, maar dat Liander tot nog toe niet een met stukken onderbouwde aanvraag daartoe heeft ingediend. Liander heeft volgens de raad niet aangegeven waar de uitbreiding precies moet komen en hoe deze eruit moet komen te zien, zodat de ruimtelijke gevolgen daarvan niet kunnen worden beoordeeld. Daarom heeft de raad er in dit plan voor gekozen slechts de bestaande situatie als zodanig te bestemmen. De in het plan opgenomen categorie B voldoet voor het huidige gebruik van het perceel.
3.2.    In het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening is een bestemmingsplan het ruimtelijke instrument waarin de wenselijke toekomstige ontwikkeling van een gebied wordt neergelegd. De raad dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met een particulier initiatief betreffende ruimtelijke ontwikkelingen, voor zover dat initiatief voldoende concreet is, tijdig kenbaar is gemaakt en ten tijde van de vaststelling van het plan op basis van de op dat moment bekende gegevens de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan kan worden beoordeeld.
3.3.    Liander heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat Liander aan de raad een concreet voorstel voor de uitbreiding met daarbij een ruimtelijke onderbouwing en eventueel benodigde onderzoeken heeft voorgelegd. Het is voor de raad weliswaar duidelijk dat Liander wil gaan uitbreiden en hierover zijn ook verscheidene gesprekken gevoerd, maar zoals toegelicht tijdens de zitting waren er diverse varianten voor een uitbreiding denkbaar. Nu de uitbreidingsplannen van Liander nog niet voldoende concreet waren kon de raad de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de door Liander gewenste uitbreiding niet beoordelen. De raad heeft de uitbreidingsplannen van Liander gelet daarop niet bij de vaststelling van dit plan hoeven te betrekken en hij heeft er in redelijkheid voor kunnen kiezen slechts de bestaande situatie in het plan vast te leggen. Zoals de raad ter zitting heeft bevestigd wil hij in beginsel meewerken aan een uitbreiding en zal hij, indien Liander met een onderbouwde aanvraag komt, bekijken of het plan hierop kan worden aangepast.
Deze beroepsgrond faalt.
4.    Liander voert aan dat de in het plan voorziene woningen de bedrijfsvoering van Liander zal belemmeren. De voorziene woningen komen op een te korte afstand van het perceel van Liander te liggen en dit zal volgens hen leiden tot geluidsoverlast voor de bewoners. Verder zal ook de Schipholweg en het andere wegverkeer tot geluidsoverlast leiden. De raad heeft volgens Liander niet voldoende onderzocht of een goed woon- en leefklimaat voor de bewoners kan worden gewaarborgd. De onderzoeken die aan het plan ten grondslag zijn gelegd zijn volgens hen gedateerd. Voorts komen de woningen boven de kabels en leidingen van het schakelstation te liggen waardoor het voor Liander onmogelijk wordt deze te onderhouden. Vanwege de erfdienstbaarheid die ten behoeve van Liander is gevestigd op de percelen waar de woningen zijn voorzien kunnen deze volgens Liander niet worden gerealiseerd. De onderdoorgang die in het plan is opgenomen ten behoeve van de werkzaamheden die Liander moet verrichten aan de openbare elektriciteitsvoorziening is volgens hen niet hoog genoeg. Daarnaast is geen minimumbreedte voor de onderdoorgang in het plan opgenomen, zodat volgens Liander ook niet is gewaarborgd dat de onderdoorgang voldoende breed zal zijn. De schade die zal ontstaan als gevolg van de woningen zal er volgens Liander toe leiden dat het plan financieel niet uitvoerbaar is.
4.1.    Deze beroepsgronden van Liander zijn gericht tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Wonen". Deze steunen niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze. In de zienswijze heeft Liander alleen bezwaren naar voren gebracht tegen het plandeel met de bestemming "Bedrijf".
Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan door een belanghebbende geen beroep worden ingesteld tegen onderdelen van het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarover hij bij het ontwerpplan geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
Deze omstandigheid doet zich niet voor. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat er ten opzichte van het ontwerpplan geen wijzigingen hebben plaatsgevonden waardoor Liander is benadeeld. In dit verband wordt overwogen dat in het ontwerpplan voor de onderdoorgang een maximum hoogte was opgenomen. In het vastgestelde plan is geen hoogtebeperking meer opgenomen, waardoor Liander in zoverre in een gunstigere positie is gekomen.
Het beroep van Liander is in zoverre niet-ontvankelijk.
5.    Liander voert aan dat de raad in strijd met artikel 11 van het Besluit uitvoering crisis- en herstelwet in de publicatie ten onrechte niet heeft vermeld dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is en niet kan worden uitgesloten dat derden hierdoor zijn benadeeld.
5.1.    Deze beroepsgrond heeft betrekking op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en kan om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid kan reeds daarom geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit.
6.    Het beroep, voor zover ontvankelijk, is ongegrond.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het plandeel met de bestemming "Wonen", niet-ontvankelijk;
II.    verklaart het beroep, voor zover ontvankelijk, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Brock, griffier.
w.g. Hagen
voorzitter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2017
603.