ECLI:NL:RVS:2017:1521

Raad van State

Datum uitspraak
6 juni 2017
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
201703975/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende machtiging tot voorlopig verblijf

Op 6 juni 2016 heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een aanvraag van een vreemdeling om een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar op 3 januari 2017 ongegrond. De vreemdeling ging vervolgens in beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 20 april 2017 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld. De voorzieningenrechter overweegt dat het verzoek geen andere strekking heeft dan te bepalen dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank. Gezien de argumenten in het hogerberoepschrift is het niet uitgesloten dat de eerdere uitspraak niet in stand zal blijven. De schriftelijke uiteenzetting van de vreemdeling biedt geen bijzondere belangen die nopen tot onmiddellijke uitvoering van de uitspraak van de rechtbank.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen nieuw besluit hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2017.

Uitspraak

201703975/2/V1.
Datum uitspraak: 6 juni 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 20 april 2017 in zaak nr. 17/806 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juni 2016 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 3 januari 2017 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 april 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak met inachtneming ervan een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep aan de aldus bestreden uitspraak geen gevolg hoeft te geven.
2.    Gelet op hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd, valt niet uit te sluiten dat de aangevallen uitspraak niet in stand zal blijven. Gelet hierop en nu de schriftelijke uiteenzetting van de vreemdeling geen blijk geeft van bijzondere belangen die er thans toe nopen dat aan de aangevallen uitspraak gevolg wordt gegeven voordat op het hoger beroep is beslist, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
3.    Het verzoek dient als kennelijk gegrond te worden toegewezen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie geen nieuw besluit op het gemaakte bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. De Keizer
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2017
716.