ECLI:NL:RVS:2017:149

Raad van State

Datum uitspraak
25 januari 2017
Publicatiedatum
25 januari 2017
Zaaknummer
201607704/3/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake lasten onder dwangsom opgelegd aan verzoeker door college van gedeputeerde staten van Limburg

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 januari 2017 uitspraak gedaan over een verzoek tot voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door [verzoeker] tegen het college van gedeputeerde staten van Limburg, dat op 2 februari 2016 een drietal lasten onder dwangsom had opgelegd aan [verzoeker]. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 21 juni 2016, heeft [verzoeker] beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 januari 2017 ter zitting behandeld. Tijdens deze zitting heeft [verzoeker] aangegeven dat het college heeft vastgesteld dat er momenteel geen overtreding plaatsvindt, waardoor zij geen belang meer heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Gezien deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter besloten om de eerder getroffen voorlopige voorziening op te heffen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing houdt in dat de schorsing van de besluiten van het college van gedeputeerde staten van Limburg van 21 juni 2016 en 2 februari 2016 wordt opgeheven.

Uitspraak

201607704/3/R3.
Datum uitspraak: 25 januari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake de opheffing of wijziging van de bij uitspraak van 19 december 2016 in zaak nr. 201607704/2/R4 getroffen voorlopige voorziening (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) hangende het beroep van:
[verzoeker], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 februari 2016 heeft het college een drietal lasten onder dwangsom opgelegd aan [verzoeker].
Bij besluit van 21 juni 2016 heeft het college het door [verzoeker] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 januari 2017.
Overwegingen
1. Op 19 december 2016 heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan zonder zitting (zaak nr. 201607704/2/R4). Bij deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit geschorst en bepaald dat de voorzieningenrechter een zitting zal beleggen waarop de vraag aan de orde zal worden gesteld of er aanleiding bestaat de bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening met toepassing van artikel 8:87 van de Awb op te heffen of te wijzigen.
2. Bij brief van 13 januari 2017 heeft [verzoeker] bericht dat het college heeft geconstateerd dat thans geen overtreding plaatsvindt. Zij heeft daarom geen belang meer bij het treffen van een voorlopige voorziening.
3. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de getroffen voorlopige voorziening met ingang van de datum van verzending van deze uitspraak op te heffen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
heft de schorsing van de besluiten van het college van gedeputeerde staten van Limburg van 21 juni 2016, kenmerk 2016/45915, en 2 februari 2016 op.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, griffier.
w.g. Hagen w.g. Postma
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2017
539.