201703688/1/A1.
Datum uitspraak: 2 juni 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te Eindhoven,
en
de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 april 2017 heeft de staatssecretaris [verzoekster] onder oplegging van een dwangsom gelast zich te onthouden van verwerkingshandelingen aan afgedankte elektrische en elektronische apparatuur met Cathode Ray Tubes (hierna: CRT) die niet als passend kunnen worden gekwalificeerd in de zin van artikel 11, eerste en tweede lid, onder a en onder d, van de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (hierna: de Regeling).
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] bezwaar gemaakt.
[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoekster] en de staatssecretaris hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 mei 2017, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. R.G.J. Laan, advocaat te Hoorn, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J.J. Kerssemakers, mr. E. Huisman, A.M. Witte en mr. H. Berkhof, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Tussen partijen is in geschil of de staatssecretaris bevoegd is tot handhaving over te gaan wegens strijd met artikel 11, eerste en tweede lid, onder a en onder d, van de Regeling.
2. Artikel 11, eerste en tweede lid, van de Regeling luidt:
"1. Een verwerker van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur draagt er zorg voor dat gescheiden ingezamelde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur passend wordt verwerkt overeenkomstig de minimale streefcijfers inzake nuttige toepassing van bijlage V van richtlijn nr. 012/19/EU.
2. Passend verwerken als bedoeld in het eerste lid houdt ten minste in dat:
a. de verwerking, anders dan de voorbereiding voor hergebruik, en handelingen in verband met nuttige toepassing en recycling, de afzondering van alle vloeistoffen en een selectieve behandeling overeenkomstig bijlage VII van richtlijn nr. 2012/19/EU omvat; […]
d. ingenomen afgedankte elektrische en elektronische apparatuur wordt vanaf 1 juli 2015 verwerkt volgens WEEELABEX Treatment."
3. Het verzoek om voorlopige voorziening strekt ertoe dat de werking van het besluit van 20 april 2017 ten minste wordt geschorst totdat de staatssecretaris heeft beslist op het door [verzoekster] daartegen gemaakte bezwaar.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoekster] beschikt over een vergunning in het kader van de Wet milieubeheer voor de mechanische verwerking van CRT-apparatuur en dat zij beschikt over een WEEELABEX-certificaat. Nader onderzoek is nodig om de vraag te kunnen beantwoorden of [verzoekster] de afgedankte CRT-apparatuur passend verwerkt als bedoeld in artikel 11 van de Regeling, waarvoor deze procedure zich niet leent. De voorzieningenrechter is er op voorhand niet van overtuigd dat de door [verzoekster] gehanteerde verwerking niet passend is als bedoeld in artikel 11 van de Regeling. De voorzieningenrechter ziet onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de uitvoering van de last zodanig spoedeisend is, dat het besluit op bezwaar niet kan worden afgewacht. Na afweging van alle betrokken belangen ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
5. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 20 april 2017, kenmerk 132827, tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar, met dien verstande dat indien [verzoekster] binnen die termijn verzoekt om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II. veroordeelt de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 990,00 (zegge: negenhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Smulders-Wijgerde, griffier.
w.g. Troostwijk w.g. Smulders-Wijgerde
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2017
672.