ECLI:NL:RVS:2017:1459
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit staatssecretaris over verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 23 september 2016. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris om de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel buiten behandeling te stellen, vernietigd. De staatssecretaris had op 27 mei 2016 besloten om de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.J.M. Bongaarts, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank.
De rechtbank oordeelde dat het besluit van de staatssecretaris niet in overeenstemming was met de wet en heeft de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In het hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de relevante uitspraken van 18 januari 2017 in aanmerking genomen, waarin vergelijkbare juridische vragen aan de orde waren.
De Afdeling heeft geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank had de uitspraak van de staatssecretaris ten onrechte vernietigd. De Afdeling heeft het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van de staatssecretaris alsnog ongegrond verklaard. De beslissing van de Afdeling houdt in dat de eerdere uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en dat de vreemdeling geen recht heeft op de gevraagde verblijfsvergunning asiel.