ECLI:NL:RVS:2017:1459

Raad van State

Datum uitspraak
14 februari 2017
Publicatiedatum
1 juni 2017
Zaaknummer
201607391/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit staatssecretaris over verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 23 september 2016. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris om de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel buiten behandeling te stellen, vernietigd. De staatssecretaris had op 27 mei 2016 besloten om de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.J.M. Bongaarts, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank.

De rechtbank oordeelde dat het besluit van de staatssecretaris niet in overeenstemming was met de wet en heeft de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In het hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de relevante uitspraken van 18 januari 2017 in aanmerking genomen, waarin vergelijkbare juridische vragen aan de orde waren.

De Afdeling heeft geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank had de uitspraak van de staatssecretaris ten onrechte vernietigd. De Afdeling heeft het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van de staatssecretaris alsnog ongegrond verklaard. De beslissing van de Afdeling houdt in dat de eerdere uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en dat de vreemdeling geen recht heeft op de gevraagde verblijfsvergunning asiel.

Uitspraak

201607391/1/V3.
Datum uitspraak: 14 februari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 23 september 2016 in zaak nr. 16/11771 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 27 mei 2016 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, buiten behandeling gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 23 september 2016 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en  de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.J.M. Bongaarts, advocaat te Maastricht, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Voor de beantwoording van de in het hogerberoepschrift opgeworpen vragen verwijst de Afdeling naar haar uitspraken van 18 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:74 en ECLI:NL:RVS:2017:75. De daarin gegeven overwegingen zijn ook in deze zaak van toepassing. De omstandigheid dat Duitsland in deze zaak ingevolge artikel 25, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 604/2013 (PB 2013, L 180), wegens het laten verstrijken van de voorgeschreven termijn om te beslissen op het terugnameverzoek, van rechtswege heeft ingestemd met terugname van de vreemdeling maakt daarbij - anders dan de vreemdeling in haar schriftelijke uiteenzetting naar voren heeft gebracht - geen verschil. Ingevolge deze bepaling staat het fictieve claimakkoord immers gelijk met de uitdrukkelijke aanvaarding van het verzoek om terugname.
2.    Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 27 mei 2016 van de staatssecretaris alsnog ongegrond verklaren.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 23 september 2016 in zaak nr. 16/11771;
III.    verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Van der Wiel    w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2017
47.