ECLI:NL:RVS:2017:1456

Raad van State

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
31 mei 2017
Zaaknummer
201506091/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen verkeersbesluit Burgemeester Termeerstraat te Mierlo

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo, dat op 14 april 2014 is genomen. Dit besluit betreft de aansluiting van de Burgemeester Termeerstraat op de hoofdrijbaan van de Geldropseweg te Mierlo. De Bomenstichting en een appellant uit Mierlo hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat door het college op 28 oktober 2014 ongegrond is verklaard. De rechtbank Oost-Brabant heeft op 7 juli 2015 de beroepen van de Bomenstichting en de appellant ongegrond verklaard, waarop zij hoger beroep hebben ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft in een tussenuitspraak van 17 augustus 2016 geoordeeld dat de Bomenstichting als belanghebbende moet worden aangemerkt en dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het verkeersbesluit in het belang van de verkeersveiligheid en de bruikbaarheid van de weg is. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft vastgesteld dat de motivering van het besluit van 14 april 2014 niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van omwonenden.

In de einduitspraak van 7 juni 2017 heeft de Raad van State de hoger beroepen gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de besluiten van het college van 28 oktober 2014 en 4 oktober 2016 vernietigd. Het college moet opnieuw beslissen op de bezwaren van de Bomenstichting en de appellant, met inachtneming van de overwegingen van de Raad van State. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierechten aan de appellanten.

Uitspraak

201506091/2/A1.
Datum uitspraak: 7 juni 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1.    de Bomenstichting, gevestigd te Utrecht,
2.    [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] (hierna: [appellant sub 2A]), wonend te Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 7 juli 2015 in zaken nrs. 14/4362 en 14/4407 in het geding tussen:
1.    de Bomenstichting,
2.    [appellant sub 2A]
en
het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo.
Procesverloop
Bij besluit van 14 april 2014 heeft het college een verkeersbesluit genomen om de Burgemeester Termeerstraat aan te sluiten op de hoofdrijbaan van de Geldropseweg te Mierlo.
Bij besluiten van 28 oktober 2014 heeft het college onder meer het door [appellant sub 2A] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond en het daartegen gemaakte bezwaar van de Bomenstichting niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 7 juli 2015 heeft de rechtbank de door de Bomenstichting en [appellant sub 2A] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben de Bomenstichting en [appellant sub 2A] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 juli 2016, waar de Bomenstichting, vertegenwoordigd door mr. F.C.S. Warendorf, [appellant sub 2A], bijgestaan door mr. S Oord, en het college, vertegenwoordigd door I. van Overbeeke en R. Andringa, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 17 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2234, heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen acht weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 28 oktober 2014 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 4 oktober 2016 heeft het college opnieuw op de door de Bomenstichting en [appellant sub 2A] tegen het besluit van 14 april 2014 ingediende bezwaren beslist.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben de Bomenstichting en [appellant sub 2A] hun zienswijze over de wijze waarop het gebrek in het besluit van 4 oktober 2016 is hersteld, naar voren gebracht.
De Afdeling heeft de zaak op een tweede zitting behandeld op 9 maart 2016, waar de Bomenstichting, vertegenwoordigd door mr. F.C.S. Warendorf, [appellant sub 2A], bijgestaan door mr. S. Oord, en het college, vertegenwoordigd door I. van Overbeeke en R. Andringa, zijn verschenen
Overwegingen
De besluiten van 14 april en 28 oktober 2014
1.    Bij besluit van 14 april 2014, zoals dat is gehandhaafd bij zijn besluit op bezwaar van 28 oktober 2014, heeft het college besloten tot directe aansluiting van de Burgemeester Termeerstraat op de hoofdrijbaan van de Geldropseweg. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de raad van de gemeente Mierlo (hierna: de raad) de wens heeft uitgesproken en opdracht heeft gegeven om de Burgemeester Termeerstraat en het achterliggende gebied beter te ontsluiten door de Burgemeester Termeerstraat direct op de hoofdrijbaan van de Geldropseweg te Mierlo aan te sluiten.
In de huidige situatie is de Burgemeester Termeerstraat te Mierlo niet rechtstreeks aangesloten op de Geldropseweg. Verkeer vanaf de Burgemeester Termeerstraat wordt via een parallelweg evenwijdig aan de Geldropseweg geleid waarna het vlak voor de rotonde Kwikstaart wordt aangesloten op de Geldropseweg. Daarbij moet ook het bestaande fietspad worden overgestoken wat volgens het college weinig overzichtelijk is. Verkeer vanaf de Geldropseweg kan de Burgemeester Termeerstraat bereiken via een afslag op de Geldropseweg vlak na de rotonde Oudvensestraat. Ook hierbij is volgens het college weer een kruising met een fietspad die ook niet overzichtelijk is.
In de nieuwe situatie zal de aanwezige middengeleider op de Geldropseweg worden verlengd, waardoor alleen nog rechtsaf-bewegingen mogelijk zijn. Dit bevordert de doorstroming en de verkeersveiligheid, nu het aantal verkeersstromen wordt gereduceerd. In het kader daarvan heeft het college besloten over te gaan tot een aantal maatregelen, zoals weergegeven onder A tot en met M van het besluit van 14 april 2014.
Wettelijk kader
2.    Artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de WVW 1994) luidt:
"1. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
2. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
[…]."
Artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: het Besluit) luidt:
"De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen."
De tussenuitspraak van 17 augustus 2016
3.    De Afdeling heeft in de tussenuitspraak in de overwegingen 5.4 en 6.2 het volgende overwogen.
De Afdeling is van oordeel dat de Bomenstichting, gelet op haar statutaire doelstelling en haar feitelijke werkzaamheden, een rechtstreeks bij het besluit van 14 april 2014 betrokken belang in het bijzonder behartigt, zodat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft gelet hierop ten onrechte overwogen dat het college het bezwaar van de Bomenstichting terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen, is de Afdeling van oordeel dat aan het besluit van 14 april 2014, zoals dat bij het besluit op bezwaar van 28 oktober 2014 is gehandhaafd, niet een zodanige afweging van de betrokken belangen ten grondslag ligt dat het college in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen. De motivering van het besluit van 14 april 2014 berust hoofdzakelijk op de wens van de raad een volwaardige aansluiting van de Burgermeester Termeerstraat op de Geldropseweg te realiseren om het achterliggende gebied, met name het woongebied Luchen, te kunnen ontsluiten. Aan die wens is tegemoetgekomen door het thans aan de orde zijnde verkeersbesluit te nemen, zoals het college ter zitting heeft bevestigd. De bevoegdheid een verkeersbesluit te nemen en de belangen dienaangaande af te wegen, ligt bij het college en niet bij de raad. Een door het college gemaakte, duidelijke eigen afweging van de belangen van de omwonenden enerzijds en het belang van het verkeersbesluit anderzijds ontbreekt naar het oordeel van de Afdeling. Daarbij is van belang dat uit de stukken, waaronder het raadsvoorstel van 14 januari 2014 inzake de "Ontsluitingsmogelijkheden nieuwe woongebied Luchen", de besluitenlijst van de raad van 24 maart 2014 alsmede de adviesnota ten behoeve van de aansluiting Burgemeester Termeerstraat - Gelderopseweg en het verweerschrift van het college van 3 juli 2014 ten behoeve van de behandeling van het verkeersbesluit bij de commissie bezwaarschriften, is gebleken dat het verkeersbesluit een tussenoplossing is die over enkele jaren vanwege de verdere ontwikkeling van het woongebied Luchen opnieuw aanpassing behoeft en op gaat in een nieuwe aansluiting en dat, gezien de drie alternatieven voor die nieuwe aansluiting, vraagtekens worden gezet bij de meerwaarde van de thans in geding zijnde ontsluiting en het aanleggen daarvan. Ter zitting is dienaangaande gebleken dat de raad op 19 januari 2015 heeft ingestemd met één van de drie varianten waarmee het erop lijkt dat de thans in geding zijnde aansluiting geen toegevoegde waarde meer heeft. De Afdeling acht, mede nu de noodzaak van het verkeersbesluit niet duidelijk is, de in het besluit van 14 april 2014 gegeven motivering ter afwijking van het door het college bij het verkeersbesluit als uitgangspunt gehanteerde Duurzaam Veilig, zoals dat bij het besluit op bezwaar is gehandhaafd, onvoldoende, te meer nu er aan de besluitvorming geen verkeerskundig rapport van het college ten grondslag ligt, terwijl, zoals het college zelf erkent, bij de in geding zijnde aansluiting conflictsituaties mogelijk blijven. De omstandigheid dat een aansluiting als de onderhavige reeds elders binnen de gemeente Geldrop-Mierlo mogelijk is gemaakt, acht de Afdeling onvoldoende voor het oordeel dat het college in redelijkheid het verkeersbesluit heeft kunnen nemen. Tot zover de tussenuitspraak.
Einduitspraak en het besluit van 4 oktober 2016
4.    Gelet op hetgeen onder 3 is overwogen, zijn de beroepen van de Bomenstichting en [appellant sub 2A] gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, worden de beroepen gericht tegen het besluit van 28 oktober 2014 gegrond verklaard. Dat besluit dient wegens strijd met de artikelen 7:12 en 3:2 van de Awb te worden vernietigd.
5.    Het college heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak op 4 oktober 2016 opnieuw op de bezwaren van de Bomenstichting en [appellant sub 2A] beslist. Dit besluit is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede onderwerp van het geding.
6.    Het college heeft bij dat besluit de Bomenstichting en [appellant sub 2A] ontvankelijk verklaard in hun bezwaren en hun bezwaren ongegrond verklaard. Samenvattend komt het college, mede gelet op de in artikel 2, eerste lid en tweede lid, van de WVW 1994 genoemde belangen, tot de conclusie dat met het verkeersbesluit wordt beoogd de Burgemeester Termeerstraat herkenbaarder en beter bereikbaar te maken vanuit Helmond en het centrum van Mierlo, hetgeen de bruikbaarheid van de weg verhoogt. Ook wordt hiermee zoveel mogelijk de vrijheid van verkeer gewaarborgd. De ontsluitingsweg voor het woongebied Luchen via de rotonde Kwikstaart, waarmee de raad op 19 januari 2015 heeft ingestemd, heeft weliswaar een impact op het gebruik van de nieuwe aansluiting omdat een deel van het verkeer dat van de bestaande aansluiting gebruik maakt in de toekomst gebruik zal maken van de rotonde Kwikstaart, maar dit heeft wel een verlaging van de verkeersdruk in (het eerste bochtige deel van) de Burgemeester Termeerstraat tot gevolg. Daarnaast heeft de nieuwe aansluiting onder verwijzing naar de bij het besluit gevoegde "nadere verkeerskundige onderbouwing - verkeersbesluit aansluiting Burg. Termeerstraat - Geldropseweg" (hierna: de nadere verkeerskundige onderbouwing) volgens het college nog steeds een meerwaarde, nu het een onderdeel is van de toekomstige verkeersontsluitingstructuur voor woongebied Luchen, inclusief deelgebied 3, dat direct ten oosten van de Burgemeester Termeerstraat is gelegen. Weliswaar verbetert de verkeersveiligheid ten opzichte van de bestaande situatie niet, maar de verkeersveiligheid wordt volgens het college voldoende gewaarborgd door de te treffen aanvullende maatregelen, bestaande uit een verhoogd kruispunt, een aan te brengen middengeleider en bebording, en de realisatie van de aansluiting van de rotonde Kwikstaart op de Burgemeester Termeerstraat, waardoor de verwachting is dat de verkeersdruk in het eerste deel van de Burgemeester Termeerstraat, waar [appellant sub 2A] woont, zal verminderen. Voorts heeft het verkeersbesluit een meerwaarde als calamiteitenroute. De kap van 13 eiken is nodig om de aansluiting voldoende verkeersveilig te kunnen aanleggen. De groene structuur wordt aangetast maar blijft voor een groot deel behouden. Er blijven nog meer dan 20 monumentale eiken staan en er worden 18 nieuwe eikenbomen aangeplant, aldus het college.
7.    De Bomenstichting en [appellant sub 2A] betogen dat het college met hun belangen onvoldoende rekening heeft gehouden.
Zij stellen onder meer dat niet zeker is welke gevolgen de nieuwe aansluiting heeft voor de verkeersveiligheid, nu in het besluit van 4 oktober 2016 door het college is vastgesteld dat met de nieuwe aansluiting een verbetering van de verkeersveiligheid achterwege blijft. Gelet daarop kan niet meer worden volgehouden dat er minder mogelijke conflictsituaties zijn ten opzichte van de bestaande situatie. Ook kunnen vrachtwagens in de nieuwe situatie de bocht niet nemen zonder gebruik te maken van fietspad en bermen. Het had volgens de Bomenstichting voor de hand gelegen als de nieuwe aansluiting opnieuw aan de uitgangspunten van Duurzaam Veilig waren getoetst. Bovendien is het voor omwonenden, mede gelet op de verkeersveiligheid, van belang dat de verkeersdruk ter hoogte van het eerste, bochtige deel van de Burgemeester Termeerstraat wordt verlaagd door het verkeer zo veel mogelijk gebruik te laten maken van de rotonde Kwikstaart. Dit wordt met de nieuwe aansluiting niet bereikt, omdat de nieuwe aansluiting volgens het college juist wordt aangelegd om een directe en herkenbare route te hebben naar het woongebied Luchen en het achterliggende gebied vanuit Helmond en het centrum van Mierlo. Volgens [appellant sub 2A] neemt vanwege wonen in het achterliggende gebied de verkeersdruk juist toe, terwijl de Burgemeester Termeerstraat met een breedte van 5 m daar niet op is berekend. Daarbij is volgens de Bomenstichting en ook [appellant sub 2A] van belang dat de raad heeft besloten dat de Burgemeester Termeerstraat autoluw moet worden en juist minder verkeer moet aantrekken. Het college heeft de toegevoegde waarde van de beoogde nieuwe aansluiting als onderdeel van de toekomstige verkeersontsluitingsstructuur niet duidelijk kunnen maken. Ook legt het college niet uit in welke mate het aantal verkeerstromen wordt gereduceerd en welke dat zijn. De Bomenstichting en [appellant sub 2A] zien verder niet de meerwaarde in van de Burgemeester Termeerstraat als calamiteitenroute, mede nu er een raadsbesluit ligt tot aanleg van een calamiteitenroute via de Oudvensestraat. Tot slot acht de Bomenstichting het niet aanvaardbaar dat enkel vanwege de herkenbaarheid en de mogelijk iets betere bereikbaarheid van de Burgermeester Termeerstraat voor verkeer uit de richting Helmond en centrum Mierlo monumentale bomen moeten wijken.
7.1.    Het college heeft aan het besluit ten grondslag gelegd dat met het verkeersbesluit de vrijheid van verkeer wordt gefaciliteerd alsmede de bruikbaarheid van de Burgemeester Termeerstraat. Doel van het verkeersbesluit is, mede gelet op de ter zitting door het college gegeven toelichting, dat met de mogelijkheid van de rechtsafslaande beweging naar en van de Burgemeester Termeerstraat deze straat herkenbaarder wordt als route en beter bereikbaar voor verkeer vanuit Helmond en Mierlo, zodat het verkeer vanuit Helmond en Mierlo beter doorstroomt. Volgens het college is daarbij van belang dat de Burgemeester Termeerstraat onderdeel uitmaakt van de ontsluiting van het achterliggende gebied en als zodanig blijft bestaan, naast de reeds door de gemeenteraad voorgestelde ontsluitingsvarianten, waaronder de aanleg van de rotonde Kwikstaart en de nieuwe ontsluitingsweg woongebied Luchen, zoals weergegeven op afbeelding 3 van de nadere verkeerskundige onderbouwing. Ook volgens de gemeenteraad heeft de aansluiting van de Geldropseweg op de Burgemeester Termeerstraat nog steeds een meerwaarde. Dit omdat, zoals blijkt uit de nadere verkeerskundige onderbouwing, de Burgemeester Termeerstraat zowel vanuit de richting Helmond als vanuit de richting Mierlo de meest directe en herkenbare route is naar het woongebied Luchen en het achterliggende gebied, aldus het college.
Het hiervoor vermelde doel verhoudt zich naar het oordeel van de Afdeling niet met het eveneens ter zitting door het college ingenomen standpunt dat de Burgemeester Termeerstraat een weg is die, mede gelet op de geldende maximumsnelheid van 30 km per uur op een deel van die weg, niet door al te veel verkeer wordt bezocht, ook niet na het treffen van de thans in geding zijnde verkeersmaatregelen, zodat door het verkeersbesluit de verkeersdruk op de Burgemeester Termeerstraat ten opzichte van de bestaande situatie niet zal toenemen. Dat de verkeersdruk in met name het eerste bochtige deel van de Burgemeester Termeerstraat, waar [appellant sub 2A] woont, gelijk blijft, is gezien het aan het verkeersbesluit ten grondslag gelegde belang van vrijheid van verkeer door het college niet inzichtelijk gemaakt. Immers, het doel van het verkeersbesluit is volgens het college juist het beter ontsluiten van het achterliggende gebied door middel van een directe en herkenbare route via de Burgemeester Termeerstraat, hetgeen naar het oordeel van de Afdeling, zoals het college ter zitting heeft erkend, een verkeersaantrekkend effect tot gevolg kan hebben. Het in gebruik nemen van rotonde Kwikstaart, waardoor volgens het college de verkeerstromen beter worden verspreid en de verkeersdruk in het eerste deel van de Burgemeester Termeerstraat waar [appellant sub 2A] woont, mogelijk zal verminderen, maakt dat niet anders. Het college heeft niet door middel van het overleggen van verkeersgegevens de bestaande en de te verwachten verkeersstromen dan wel verkeersbelasting op de Burgemeester Termeerstraat inzichtelijk gemaakt en evenmin wat de gevolgen zijn voor die verkeerstromen vanwege de rotonde Kwikstaart. De door het college bij het besluit van 4 oktober 2016 overgelegde nadere verkeerskundige onderbouwing geeft hierover geen uitsluitsel.
Het college heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat ten tijde van het nemen van het besluit van 4 oktober 2016, anders dan ten tijde van het nemen van het besluit van 28 oktober 2014, geen sprake was van een verbetering van de verkeersveiligheid bij de nieuwe aansluiting ten opzichte van de bestaande situatie. Dit vanwege het afsluiten van de ventweg van de Geldropseweg van de hoofdrijbaan van de Geldropseweg ter hoogte van de brandweerkazerne sinds juli 2015, waardoor het aantal verkeersstromen bij de nieuwe aansluiting gelijk blijft ten opzichte van de bestaande aansluiting alsook het aantal conflictsituaties. Gezien het aan het verkeersbesluit ten grondslag gelegde doel, dat gevolgen kan hebben voor de verkeersdruk op de Burgemeester Termeerstraat, alsmede de omstandigheid dat de Burgemeester Termeerstraat een weg van 5 m breed is en het eerste deel daarvan ter hoogte van de woning van [appellant sub 2A] bochtig verloopt, is door het college evenmin inzichtelijk gemaakt dat met het verkeersbesluit de verkeersveiligheid ten opzichte van de bestaande situatie niet verslechtert en dat het verkeersbesluit de bruikbaarheid van de Burgemeester Termeerstraat ten goede komt.
Het belang van het verkeersbesluit als calamiteitenroute is door het college evenmin voldoende onderbouwd. Ter zitting is gebleken dat het verkeer niet makkelijk via de Burgemeester Termeerstraat de Geldropseweg kan oprijden en, zoals ook blijkt uit afbeelding 4 van de nadere verkeerskundige onderbouwing, tegen het verkeer in zal moeten rijden.
Gezien het vorenstaande ontbreekt een deugdelijke motivering ten aanzien van de verkeersveiligheid en verkeersdruk. Daarmee kan niet staande worden gehouden dat het belang bij het nemen van het verkeersbesluit moet prevaleren boven de belangen van omwonenden bij een verminderde verkeersdruk en een verkeersveilige situatie ter plaatse van hun woningen. De aan het besluit van 4 oktober 2016 ten grondslag gelegde noodzaak om 13 eiken te rooien om de verkeersaansluiting verkeersveilig te kunnen realiseren is daarmee evenmin voldoende onderbouwd. De Afdeling wijst in dit verband op de ter zitting in de zaak met zaaknr. 201506092/1/A1, uitspraak van heden, door het college gedane toezegging dat de bomen niet zullen worden gekapt alvorens duidelijkheid bestaat over het verkeersbesluit.
Gezien het vorenstaande geeft het besluit van 4 oktober 2016 geen blijk van een deugdelijke belangenafweging en ontbeert dat besluit een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 7:12 van de Awb.
De betogen slagen.
8.    De beroepen van de Bomenstichting en [appellant sub 2A] tegen het besluit van 4 oktober 2016 zijn gegrond. Dat besluit dient wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb te worden vernietigd. Dit betekent dat het college opnieuw op de bezwaren van de Bomenstichting en [appellant sub 2A] dient te beslissen met inachtneming van hetgeen in overweging 7.1 is overwogen.
9.    Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten van [appellant sub 2A] te worden veroordeeld. Voor proceskosten van de Bomenstichting die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart de hoger beroepen gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 7 juli 2015 in zaken nrs. 14/4362 en 14/4407;
III.    verklaart de bij de rechtbank ingestelde beroepen gegrond;
IV.    vernietigt de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo van 28 oktober 2014 met kenmerk 2014.22/2014.18182 respectievelijk 2014.24/2014.18182;
V.    verklaart de beroepen tegen het besluit van 4 oktober 2016 gegrond;
VI.    vernietigt het besluit van 4 oktober 2016 met kenmerk 2016-021904;
VII.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo tot vergoeding van bij [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2722,50 (zegge: tweeduizend zevenhonderdtweeëntwintig euro en 50 cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo aan de Bomenstichting onderscheidenlijk aan [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] het door hen voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 825,00 (zegge: achthonderdvijfentwintig euro) onderscheidenlijk € 413,00 (zegge: vierhonderddertien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. J.J. van Eck en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, griffier.
w.g. Borman    w.g. Montagne
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2017
374.