ECLI:NL:RVS:2017:1453

Raad van State

Datum uitspraak
18 mei 2017
Publicatiedatum
31 mei 2017
Zaaknummer
201605582/5/R3 en 201604008/5/R3 en 201605582/6/R3 en 201604008/6/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de staatsraad in bestuursrechtelijke zaken

Op 18 mei 2017 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een mondelinge beslissing genomen op de wrakingsverzoeken van verzoekers A en B. Deze verzoekers hebben op 8 en 16 mei 2017 om wraking van staatsraad Van Sloten verzocht, die als voorzitter van de meervoudige kamer belast was met de behandeling van de zaken 201604008/1/R3 en 201605582/1/R3. De verzoeken zijn ingediend naar aanleiding van onjuistheden in de processen-verbaal van een eerdere zitting op 17 maart 2017, waarbij de hoedanigheid van een aanwezige persoon onjuist was weergegeven. De staatsraad heeft niet in de wraking berust en heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om gehoord te worden. Tijdens de openbare zitting op 18 mei 2017 zijn de verzoekers, vertegenwoordigd door ing. M.H. Middelkamp, gehoord. De Afdeling heeft de wrakingsverzoeken afgewezen, omdat de gang van zaken tijdens de zitting van 17 maart niet getuigde van vooringenomenheid. Bovendien is vastgesteld dat de aanvankelijke aanduiding van de persoon als gemachtigde berustte op een misverstand dat inmiddels is rechtgezet. De Afdeling heeft ook bepaald dat een volgend verzoek om wraking in deze zaken niet in behandeling zal worden genomen, conform artikel 8:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

201605582/5/R3 en 201604008/5/R3 en 201605582/6/R3 en 201604008/6/R3.
Datum beslissing: 18 mei 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:
[verzoeker A], wonend te [woonplaats], en [verzoeker B], wonend te [woonplaats],
verzoekers,
om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.
Procesverloop
Bij brief van 8 mei 2017, ingekomen bij de Raad van State op 8 mei 2017, en bij brief van 16 mei 2017, ingekomen bij de Raad van State op 16 mei 2017, hebben [verzoeker A] en [verzoeker B] verzocht om wraking van Van Sloten (hierna: de staatsraad) als de voorzitter van de meervoudige kamer belast met de behandeling van de zaken nrs. 201604008/1/R3 en 201605582/1/R3 (hierna: de zaken).
De staatsraad heeft niet in de wrakingen berust en heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
De Afdeling heeft de wrakingsverzoeken op 18 mei 2017 ter openbare zitting behandeld, waar [verzoeker A] en [verzoeker B], vertegenwoordigd door ing. M.H. Middelkamp, zijn gehoord.
Beslissing
Bij mondelinge beslissing van 18 mei 2017 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Awb afgewezen. Daartoe heeft zij het volgende overwogen.
Overweging
1.    Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.    De verzoeken van 8 en 16 mei 2017 zijn respectievelijk het tweede en derde verzoek van [verzoeker A] en [verzoeker B] om wraking van de staatsraad in de zaken. [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben aan hun verzoek van 8 mei 2017 ten grondslag gelegd dat op de wrakingszitting van 8 mei, waar hun eerste wrakingsverzoek van 5 april 2017 is behandeld, vast is komen te staan dat de processen-verbaal van de zitting van 17 maart 2017 onjuist zijn. Deze onjuistheid betreft de hoedanigheid van [persoon], die op de zitting van 17 maart niet als vertegenwoordiger van [verzoeker A] en [verzoeker B] aanwezig was, maar als toehoorder. Aan hun wrakingsverzoek van 16 mei 2017 is ten grondslag gelegd dat de processen-verbaal van de zitting van 17 maart zijn ondertekend door de staatsraad, nadat om zijn wraking was verzocht.
3.    De wrakingskamer heeft het verzoek van 5 april 2017, dat betrekking had op de gang van zaken tijdens de zitting van 17 maart 2017, aan de staatsraad voorgelegd. De staatsraad heeft in dat verzoek aanleiding gezien om van de zitting van 17 maart 2017 proces-verbaal op te laten maken, zulks teneinde de wrakingskamer te informeren over hetgeen op die zitting is voorgevallen. De processen-verbaal zijn aan [verzoeker A] en [verzoeker B] ter hand gesteld, zodat zij hierop hebben kunnen reageren, hetgeen zij ook hebben gedaan. De aldus gevolgde gang van zaken getuigt niet van vooringenomenheid en rechtvaardigt ook niet een vrees hiervoor. Hetzelfde geldt voor de aanvankelijke aanduiding van [persoon] als gemachtigde in voornoemde processen-verbaal, welke vermelding berustte op een misverstand dat inmiddels is rechtgezet.
4.    De Afdeling bepaalt voorts dat op grond van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb een volgend verzoek om wraking in de zaken niet in behandeling zal worden genomen.
Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y. Verhage, griffier.
w.g. Parkins-de Vin    w.g. Verhage
voorzitter    griffier
655.