ECLI:NL:RVS:2017:1387

Raad van State

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
201603609/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen handhaving van illegaal geplaatst chalet in Loosdrecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het beroep van [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren ongegrond werd verklaard. Het college had [appellant] gelast om een illegaal geplaatst chalet op zijn perceel in Loosdrecht te verwijderen, met een dwangsom van € 1.000,00 per week bij niet-naleving. De rechtbank oordeelde dat het college bevoegd was om handhavend op te treden, omdat het chalet was opgericht zonder de vereiste omgevingsvergunning en in strijd was met het bestemmingsplan.

[appellant] stelde in hoger beroep dat er bijzondere omstandigheden waren die het college hadden moeten doen afzien van handhaving. Hij voerde aan dat het college niet handhavend optrad tegen andere illegale bouwwerken in de omgeving en dat hij de kans moest krijgen om de besluitvorming over een nieuw bestemmingsplan af te wachten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het college in gelijke gevallen ook handhavend optreedt. De rechtbank had voldoende onderbouwd dat er geen geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel kon worden gedaan.

De Afdeling oordeelde dat de omstandigheden die [appellant] aanvoerde, zoals het betalen van forensenbelasting en het feit dat het college op de hoogte was van de overtreding, niet leidden tot de conclusie dat het college van handhavend optreden had moeten afzien. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201603609/1/A1.
Datum uitspraak: 24 mei 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 18 maart 2016 in zaak nr. 15/6432 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren.
Procesverloop
Bij besluit van 9 juni 2015, verzonden 16 juni 2015, heeft het college [appellant] gelast binnen 12 weken na verzending van dit besluit het illegaal geplaatste chalet/bouwwerk op het perceel […] te Loosdrecht te verwijderen en verwijderd te houden, onder oplegging van een dwangsom van € 1.000,00 per constatering per week met een maximum van € 10.000,00.
Bij besluit van 20 oktober 2015 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na de datum van bekendmaking van dit besluit.
Bij mondelinge uitspraak van 18 maart 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 maart 2017 waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. D. de Jong, advocaat te Zeist, [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door Th.D.S. Bol, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    [appellant] is eigenaar van het perceel dat is gelegen langs het […] te Loosdrecht. Vast staat dat het betrokken chalet is opgericht zonder de daarvoor vereiste omgevingsvergunning en het chalet ook in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Eerste herziening Bestemmingsplan Plassengebied". Het college was dan ook bevoegd om tot handhavend optreden over te gaan.
2.    Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
3.    Het geschil spitst zich toe op de vraag of sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college van handhavend optreden af had moeten zien.
4.    [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college van handhavend optreden af had dienen te zien. Volgens [appellant] heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat aan haar geen geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel toekomt. Daartoe voert zij aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college ter zitting aannemelijk heeft gemaakt dat het in gelijke gevallen gelijk zal handelen. Volgens [appellant] wordt ten onrechte niet handhavend opgetreden tegen op andere percelen aan het Trekpad aanwezige illegale bebouwing en is, ondanks de mededeling van het college ter zitting bij de rechtbank, uitsluitend handhavend opgetreden met betrekking tot haar perceel. Zij krijgt hierdoor, in tegenstelling tot anderen, niet de kans de besluitvorming met betrekking tot het nieuwe bestemmingsplan af te wachten. [appellant] wijst er op dat zij in haar zienswijze over het ontwerp van het bestemmingsplan nadrukkelijk heeft verzocht om een positieve bestemming van het chalet.
4.1.    De rechtbank heeft overwogen dat het college ter zitting heeft aangegeven dat de eigenaren van de overige percelen aan het Trekpad, waarop ook illegale bebouwing staat, net als [appellant] ook een vooraankondiging hebben ontvangen en dat er bij een voor het college positieve uitspraak van de rechtbank in deze zaak direct tot het opleggen van lasten onder dwangsom zal worden overgegaan. De rechtbank heeft daarmee voldoende onderbouwd geacht dat het college in gelijke gevallen ook gelijk zal handelen, en in die gevallen dus handhavend zal optreden.
Het door [appellant] aangevoerde biedt geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat aan haar geen geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel toekomt. Voor zover [appellant] stelt dat uitsluitend handhavend wordt opgetreden met betrekking tot haar perceel, wordt overwogen dat het college in het verweerschrift in hoger beroep heeft toegelicht dat het in de vergadering van 10 mei 2016 met betrekking tot twee andere percelen aan het Trekpad heeft besloten ook een last onder dwangsom op te leggen. Ter zitting heeft het college toegelicht dat met betrekking tot die percelen inmiddels ook lasten onder dwangsom zijn opgelegd en met betrekking tot 13 andere gevallen vooraankondigingen zijn verstuurd. Het college heeft voorts uiteengezet dat de reden dat met betrekking tot het onderhavige chalet als eerste van de geconstateerde illegale bouwwerken een last onder dwangsom is opgelegd, voornamelijk is gelegen in de omstandigheid dat het onderhavige perceel is gesitueerd aan de kopse kant van het Trekpad en het chalet, dat vrij fors is, het eerste bouwwerk is waar men mee wordt geconfronteerd. Voor het oordeel dat het college in gelijke gevallen niet gelijk handelt biedt het door [appellant] aangevoerde, gelet op het voorgaande, geen grond.
[appellant] heeft eerst ter zitting ter onderbouwing van haar betoog dat sprake is van bijzondere omstandigheden gesteld dat het college ten onrechte de beroepsprocedure met betrekking tot het nieuwe bestemmingsplan niet afwacht, het college op de hoogte was van de overtreding en zij jarenlang forensenbelasting heeft betaald. Dit kan evenmin leiden tot het oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college van handhavend optreden af had dienen te zien. Het college heeft ter zitting uiteengezet dat het chalet ook in strijd is met het nieuwe bestemmingsplan. Uit de enkele omstandigheid dat daartegen beroep is ingesteld volgt niet dat het college van handhavend optreden af had moeten zien. De omstandigheden dat het college op de hoogte was van de overtreding en dat [appellant] onder meer forensenbelasting heeft betaald brengen voorts, wat daar verder van zij, evenmin met zich dat het college niet handhavend tegen het chalet mag optreden.
Het betoog faalt.
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.
w.g. Van Ettekoven
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2017
580.