ECLI:NL:RVS:2017:1322
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de Raad van State op 17 mei 2017 uitspraak gedaan over het hoger beroep van een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had deze aanvraag op 7 maart 2017 afgewezen. De vreemdeling was het niet eens met deze afwijzing en had beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond in haar uitspraak van 30 maart 2017. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Luijendijk, hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State overwoog dat het hogerberoepschrift van de vreemdeling niet voldeed aan de vereisten van artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling had in haar hogerberoepschrift enkel herhaald wat zij eerder in beroep had aangevoerd, zonder nieuwe grieven te formuleren. Hierdoor was er geen sprake van een grief in de zin van het genoemde artikel, en voldeed het hoger beroep niet aan de wettelijke vereisten voor behandeling. De Raad van State verklaarde het hoger beroep derhalve kennelijk niet-ontvankelijk.
De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van een goed onderbouwd hogerberoepschrift dat voldoet aan de wettelijke eisen. De Raad van State heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 17 mei 2017.