ECLI:NL:RVS:2017:1295

Raad van State

Datum uitspraak
17 mei 2017
Publicatiedatum
17 mei 2017
Zaaknummer
201605592/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gedeeltelijke afwijzing verzoek om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant A] en [appellante B] tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had op 24 juni 2016 het beroep van [appellant] gegrond verklaard, het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden van 6 november 2015 vernietigd en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Dit besluit had betrekking op een verzoek van [appellant] om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), dat gedeeltelijk was afgewezen door het college op 24 juni 2015.

Het college had in zijn besluit van 24 juni 2015 aangegeven dat het verzoek om openbaarmaking slechts gedeeltelijk kon worden ingewilligd. [appellant] was het hier niet mee eens en had bezwaar gemaakt, wat door het college ongegrond was verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college in de bezwaarfase alsnog relevante informatie had verstrekt, maar dat het college niet had aangetoond dat er geen andere informatie beschikbaar was.

In hoger beroep heeft [appellant] zijn eerdere argumenten herhaald, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat er geen nieuwe gronden zijn aangevoerd die aanleiding geven tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 17 mei 2017.

Uitspraak

201605592/1/A3.
Datum uitspraak: 17 mei 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant]), wonend te Lekkum, gemeente Leeuwarden,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 24 juni 2016 in zaak nr. 15/4652 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.
Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2015 heeft het college een door [appellant] ingediend verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) om openbaarmaking van informatie gedeeltelijk afgewezen.
Bij besluit van 6 november 2015 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 juni 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 6 november 2015 vernietigd en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 mei 2017, waar [appellant A] en [appellante B], en het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden, vertegenwoordigd door mr. J.H. Jonker, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Bij brief van 5 mei 2015 heeft [appellant] het college met een beroep op de Wob het volgende verzocht: "Toezending van alle relevante feitelijke bewijsstukken die onderbouwen:
1. Dat de aanleg, aanvraag, acceptatie en realisatie uitweg Buorren 87 is getoetst aan zowel het beleid ten aanzien van toegestaan parkeren op eigen erf en zowel de Algemene Plaatselijke Verordening maken of veranderen van en uitweg als bedoeld in artikel 2:12.
2. Tekening van de oude bestaande situatie met het aantoonbaar bewijs van een al bestaande legale uitweg voor Buorren 85 waar de uitweg Buorren 87 volgens het college gebruik van maakt.
3. Tekening van de nieuwe situatie na aanleg die aantoont dat er geen bestaande parkeerplaatsen voor Buorren 85 en 87 zijn komen te vervallen als gevolg van de aanleg.
4. Het feitelijk bewijs dat de uitwegen elders aan de Buorren vergelijkbaar zijn aan de aangelegde uitweg Buorren 87 zoals volgens het college vergelijkbaar is met uitweg Buorren 67.
5. Het bewijs van een lage parkeerdruk, waardoor er parkeerplaatsen zijn vervallen.
6. Het aantoonbaar visueel bewijs dat het parkeren naast de woning geen schade doet aan het aanzien van de omgeving.
7. Het bewijs ofwel documentatie dat aantoont dat ten tijde van het primaire bewijs de aanleg al was gerealiseerd."
2.    Bij besluit van 27 juni 2012 heeft het college een melding van de uitweg vanaf het woonperceel Buorren 87 te Lekkum geaccepteerd. De procedure over die melding heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling van 14 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:14, waarin het hoger beroep van [appellant] ongegrond is verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd.
Met voormeld verzoek om openbaarmaking op grond van de Wob tracht [appellant] de informatie te verkrijgen die volgens hem aan de motivering van het besluit van het college van 27 juni 2012 ten grondslag moet hebben gelegen.
3.    Het college heeft bij brief van 24 juni 2015 besloten het door [appellant] gevraagde, voor zover aanwezig, in gedeeltelijk geanonimiseerde vorm te verstrekken. Hierbij heeft het college het besluit van 27 juni 2012 alsmede foto’s van de oude en nieuwe situatie ter plaatse van Buorren 87 en van de bestaande legale uitweg ter plaatse van Buorren 67 verstrekt. [appellant] heeft bij brief van 6 juli 2015 in nagenoeg gelijkluidende bewoordingen om de hiervoor onder 1 bedoelde stukken verzocht, omdat de reactie van het college naar zijn mening niet aan zijn verzoek beantwoordde. Het college heeft bij brief, verzonden op 13 juli 2015, aan [appellant] medegedeeld dat de gevraagde informatie niet voorhanden is, dan wel reeds eerder aan [appellant] is verzonden. Bij het in beroep bestreden besluit heeft het college het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard.
4.    De rechtbank heeft het beroep van [appellant] gegrond verklaard, omdat het college in de bezwaarfase alsnog bestektekeningen aan [appellant] heeft verstrekt, terwijl het zijn bezwaar ongegrond heeft verklaard. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het besluit van 6 november 2015 vervolgens in stand gelaten. Aan dit oordeel heeft de rechtbank ten grondslag gelegd dat het college zich, na voor een derde maal archiefonderzoek te hebben gedaan, op het standpunt heeft mogen stellen dat buiten de reeds aan [appellant] verstrekte informatie geen andere door hem verlangde informatie voorhanden is. Volgens de rechtbank heeft [appellant] het tegendeel niet aannemelijk kunnen maken.
5.    [appellant] kan zich met de uitspraak van de rechtbank niet verenigen. In hoger beroep verwijst hij naar hetgeen hij eerder in de procedure heeft aangevoerd. De rechtbank is op deze gronden in de overwegingen van de aangevallen uitspraak ingegaan. In hoger beroep heeft [appellant] geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende gronden en argumenten in de aangevallen uitspraak onjuist, dan wel onvolledig zou zijn. Er bestaat derhalve in deze gronden geen aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
Op basis van de tussentijds wel door het college verstrekte informatie heeft [appellant] overigens verzocht om herziening van de uitspraak van 14 januari 2015. Op dit verzoek is heden, ECLI:NL:RVS:2017:1214, uitspraak gedaan.
6.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.E. Konings, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Konings
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2017
612.