201605652/1/A3.
Datum uitspraak: 10 mei 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te Wateringen, gemeente Westland,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 juni 2016 in zaak nr. 15/6402 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Westland.
Procesverloop
Bij besluit van 22 juli 2014 heeft het college besloten een gedeelte van de weg Middenzwet te Wateringen aan het openbaar verkeer te onttrekken.
Bij besluit van 23 juni 2015 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 juni 2016 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 maart 2017, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. G.G. Kranendonk, en het college, vertegenwoordigd door F.M. de Schipper en ing. B.C. Honselaar, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het besluit om een gedeelte van de Middenzwet aan de openbaarheid te onttrekken houdt verband met de voorgenomen afsluiting van de Middenzwet ter plaatse van de huidige aansluiting op de N222. Onder meer in verband met deze voorgenomen afsluiting en de in plaats van die aansluiting inmiddels gerealiseerde rotonde heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland op 17 juni 2015 een verkeersbesluit genomen, dat is gehandhaafd bij het besluit op het bezwaar dat [appellante] daartegen heeft gemaakt. Dit besluit is inmiddels in rechte onaantastbaar.
[appellante] is gevestigd aan de [locatie 1] en de [locatie 2] te Wateringen, waar zij glastuinbouwbedrijven heeft. Deze locaties worden ontsloten via de Middenzwet en de provinciale weg N222 (Veilingroute). Als deze ontsluitingsmogelijkheid komt te vervallen, moet bestemmingsverkeer naar de bedrijven ten opzichte van de huidige situatie via de aangelegde rotonde ongeveer 1,5 tot 2 km omrijden om de bedrijven te bereiken.
2. [appellante] betoogt dat de verkeersveiligheid met het vervallen van de kruising N222/Middenzwet niet gediend is, althans dat deze maatregel in ieder geval niet onvermijdelijk is met het oog op de verkeersveiligheid. Zij beroept zich in dat verband op een in haar opdracht opgesteld memo van DTV Consultants van 21 september 2016 en wijst erop dat geen verkeersonderzoek ten grondslag ligt aan het onttrekkingsbesluit. Door de onttrekking aan de openbaarheid van dit weggedeelte van de Middenzwet wordt zij, naar zij stelt, meer dan een ander getroffen vanwege de unieke ligging van de bedrijfslocatie op [locatie 1] met een directe aansluiting op de Veilingroute en vreest zij onder meer klanten te verliezen.
2.1. De rechtbank heeft overwogen dat de last van het omrijden over een afstand van 1,5 tot 2 km in dit geval niet disproportioneel zwaar is in vergelijking met het belang van de verkeersveiligheid door het realiseren van de nieuwe verkeersstructuur, waardoor de onveilige T-kruising van de gemeentelijke weg Middenzwet op de Veilingroute komt te vervallen. Volgens de rechtbank zal er via de nieuwe rotonde een volwaardige alternatieve ontsluiting aanwezig zijn en blijft het bedrijfsperceel [locatie 1] een zichtlocatie, bereikbaar via deze nieuwe verkeersstructuur.
2.2. In het memo van DTV consultants is beoordeeld of de verkeersveiligheid in de huidige situatie voldoende is geborgd en zo nee, of andere mogelijkheden dan het opheffen van de aansluiting ook mogelijk zijn om de verkeersveiligheid te verbeteren. Volgens het memo is het kruispunt Middenzwet-N222-Veilingroute ingericht in overeenstemming met de CROW-richtlijnen. Doordat bewegingen met de doorgetrokken middenberm linksaf onmogelijk zijn gemaakt, is het grootste veiligheidsrisico dat op dergelijke kruispunten normaal gesproken aanwezig is, in dit geval afwezig, zo staat in het memo. Volgens het memo verdient één aspect wel verbetering, namelijk de verlaagde middenberm net ten zuidwesten van het kruispunt, die automobilisten in de verleiding brengt om hier illegaal te keren. Zowel vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid als uit een oogpunt van doorstroming is dat volgens het memo ongewenst. Volgens de conclusies van het memo heeft het kruispunt geen verstorende invloed op de doorstroming van het verkeer op de N222-Veilingroute en is er ook uit het oogpunt van verkeersveiligheid geen reden om het kruispunt op te heffen, hoewel het buiten kijf staat dat géén kruispunt altijd veiliger is dan wel een kruispunt. Andere maatregelen om de verkeersveiligheid te verbeteren dan het verhogen van de middenberm worden niet noodzakelijk geacht. Als in de praktijk blijkt dat zich toch knelpunten in de verkeersveiligheid voordoen, kan worden overwogen om de snelheid ter plaatse van het kruispunt terug te brengen tot 50 km/h door het treffen van snelheidsremmende maatregelen, aldus staat in de conclusies en aanbevelingen van het memo.
2.3. Voor zover [appellante] betoogt dat het vervallen van de aansluiting van de Middenzwet op de N222 niet noodzakelijk is uit een oogpunt van verkeersveiligheid, is van belang dat voor het besluit tot onttrekking van een weg aan het openbaar verkeer geen dringende reden behoeft te bestaan (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 2 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3679). Dat het vervallen van deze aansluiting volgens het memo van DTV Consultants vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid niet noodzakelijk is, geeft dan ook op zichzelf geen aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak. Zoals blijkt uit de overwegingen van het besluit van 22 juli 2014 vloeit dit besluit voort uit de plannen om een nieuwe verkeersstructuur te realiseren in de Wateringsveldsepolder ter verbetering van de verkeersafwikkeling van dit glastuinbouwgebied en daarbij in het belang van de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer de aansluitingen op de gebiedsontsluitingsweg N222 uit te voeren als rotonde. De in artikel 9 van de Wegenwet neergelegde bevoegdheid tot onttrekking van een weg aan het openbaar verkeer is van discretionaire aard, waarbij het bevoegd gezag beleidsruimte toekomt. De rechter dient de aanwending daarvan te beoordelen aan de hand van de maatstaf of er strijd is met wettelijke voorschriften, dan wel of de betrokken belangen zodanig onevenwichtig zijn afgewogen dat niet in redelijkheid tot onttrekking kon worden overgegaan. In dit geval is niet gekozen voor ophoging van de middenberm met de mogelijkheid om in de toekomst zo nodig de maximale snelheid op de N222 te beperken, maar om de kruising te laten vervallen, waarbij ook gewicht is toegekend aan de doorstroming van het verkeer. Het bedrijf van [appellante] wordt hierdoor vanaf de N222 weliswaar minder snel bereikbaar, maar de bereikbaarheid is ook in de nieuwe situatie gewaarborgd. Hoewel het vervallen van de aansluiting volgens het memo van DTV Consultants niet noodzakelijk is, staat in dit memo wel dat het vervallen van een kruising altijd veiliger is dan het behoud ervan. Voorts worden, ook indien de middenberm zou worden verhoogd, knelpunten op het gebied van verkeersveiligheid in het memo niet uitgesloten, in welk geval volgens het memo kan worden overwogen om snelheidsbeperkende maatregelen te nemen. Aannemelijk is dan ook dat het laten vervallen van de kruising gunstiger is voor de verkeersveiligheid en de verkeersdoorstroming dan het door [appellante] voorgestane alternatief. In het licht van het voorgaande en in aanmerking genomen dat er via de nieuwe rotonde een volwaardige alternatieve ontsluiting op de Veilingroute aanwezig zal zijn, heeft de rechtbank terecht overwogen dat [appellante] in haar belang bij het behoud van de bestaande aansluiting van de Middenzwet op de N222 niet disproportioneel wordt getroffen in verhouding tot de met het laten vervallen van die kruising gediende belangen. De rechtbank heeft dan ook niet miskend dat niet in redelijkheid kon worden overgegaan tot onttrekking van een deel van de weg aan de openbaarheid.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Steenbergen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2017
528.