201603182/1/A3.
Datum uitspraak: 10 mei 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Goedvast Vastgoed B.V., gevestigd te Den Haag,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 maart 2016 in zaak nr. 15/3902 in het geding tussen:
Goedvast Vastgoed
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
Procesverloop
Bij besluit van 24 januari 2014 heeft het college het verzoek van [verzoeker] om handhavend op te treden tegen het in strijd met de Huisvestingswet en de Regionale Huisvestingsverordening stadsgewest Haaglanden 2012 zonder vergunning omzetten van zelfstandige woonruimte van de woning aan de Laan van Nieuw oost Indië te Den Haag (hierna: de woning) naar onzelfstandige woonruimten, afgewezen.
Bij besluit van 22 april 2015 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 maart 2016 heeft de rechtbank het door Goedvast Vastgoed daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Goedvast Vastgoed hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 maart 2017, waar Goedvast Vastgoed, vertegenwoordigd door mr. I. R. Köhne, advocaat te Voorburg en het college, vertegenwoordigd door mr. E. Veldman, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting gehoord [verzoeker] en [partij], vertegenwoordigd door mr. C. Lubben.
Overwegingen
1. Goedvast Vastgoed komt in hoger beroep omdat de rechtbank heeft overwogen dat voor het omzetten van de zelfstandige woonruimte naar de kamersgewijze verhuur in de woning een omzettingsvergunning vereist is.
1.1. Goedvast Vastgoed is de eigenaar van de woning. [verzoeker] heeft verzocht om handhavend op te treden wegens de inrichting en gebruik daarvan. Dit verzoek is afgewezen. In het besluit op het bezwaar dat [verzoeker] tegen deze afwijzing heeft gemaakt, is deze afwijzing in stand gelaten. Het rechtsgevolg daarvan is dat jegens Goedvast Vastgoed niet handhavend opgetreden wordt. De rechtbank heeft het besluit op bezwaar in stand gelaten.
Niet valt in te zien wat het procesbelang is van Goedvast Vastgoed bij het hoger beroep. Het gevolg van de uitspraak van de rechtbank is dat de weigering om tegen haar handhavend op te treden in stand blijft. Ook Goedvast Vastgoed stelt zich op het standpunt dat niet handhavend dient te worden opgetreden.
De vraag of al dan niet een omzettingsvergunning is vereist voor de omzetting naar onzelfstandige woonruimte heeft weliswaar een rol gespeeld bij de beoordeling van de vraag of concreet zicht op legalisering bestaat en of op grond daarvan afgezien kan worden van handhavend optreden, maar het al dan niet nodig hebben van een omzettingsvergunning is geen rechtsgevolg van het besluit om niet handhavend op te treden of van de uitspraak van de rechtbank. Bezwaren omtrent de omzettingsvergunning, waaronder de vraag of deze vereist is, kunnen in de procedure omtrent de inmiddels verleende omzettingsvergunning ten volle aan de orde komen. Deze vraag is, zo begrijpt de Afdeling uit de uitspraak van de rechtbank en de toelichting op de zitting, in de procedure over de verleende omzettingsvergunning ook door Goedvast Vastgoed aan de orde gesteld.
Goedvast Vastgoed heeft derhalve geen procesbelang.
2. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. N. Verheij , leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Rietberg, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Rietberg
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2017
725.