ECLI:NL:RVS:2017:1172

Raad van State

Datum uitspraak
3 mei 2017
Publicatiedatum
3 mei 2017
Zaaknummer
201606338/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Terneuzen Midden, Lievenspolder A en de gevolgen voor het uitzicht van omwonenden

Op 3 mei 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Terneuzen Midden, Lievenspolder A". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Terneuzen op 5 juli 2016, voorziet in de herstructurering van de wijk Lievenspolder. De initiatiefnemer, woningbouwstichting Clavis, heeft plannen gepresenteerd om 117 bestaande woningen te slopen en 75 nieuwe woningen te realiseren. Tegen dit besluit hebben omwonenden, aangeduid als [appellant] en anderen, beroep ingesteld, waarbij zij hun bezorgdheid uitten over de aantasting van hun uitzicht en de wijze waarop de raad hun zienswijzen heeft behandeld.

De Afdeling heeft de zaak op 5 april 2017 ter zitting behandeld. De raad werd vertegenwoordigd door L.J.G. van Immerseel en drs. M. de Vos. Woningbouwstichting Clavis heeft ook een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De appellanten betoogden dat de raad onvoldoende objectief was bij de behandeling van hun zienswijze, vooral omdat de gemeente en woningbouwstichting Clavis samenwerkten en de gemeente subsidie ontving voor het project. De Afdeling oordeelde echter dat de raad zijn taak niet in strijd met de Algemene wet bestuursrecht heeft vervuld.

Daarnaast voerden de appellanten aan dat hun uitzicht vanuit hun woningen zou worden aangetast door de nieuwe woningen. De raad stelde dat er geen blijvend recht op vrij uitzicht bestaat en dat de nieuwe bebouwing passend is binnen de stedelijke omgeving. De Afdeling concludeerde dat de raad in redelijkheid de belangen bij de realisering van de woningbouw zwaarder kon laten wegen dan de bezwaren van de appellanten. Ook de door hen voorgestelde alternatieve situering van de woningen werd door de raad gemotiveerd afgewezen. Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het beroep ongegrond en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201606338/1/R2.
Datum uitspraak: 3 mei 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Terneuzen,
en
de raad van de gemeente Terneuzen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 juli 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Terneuzen Midden, Lievenspolder A" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft woningbouwstichting Clavis een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 april 2017, waar de raad, vertegenwoordigd door L.J.G. van Immerseel en drs. M. de Vos, is verschenen. Voorts is ter zitting gehoord woningbouwstichting Clavis, vertegenwoordigd door [gemachtigde].
Overwegingen
Inleiding
1.    Het plan voorziet in de herstructurering van een gedeelte van de wijk Lievenspolder, aan de westkant van Terneuzen. In de bestaande situatie zijn 117 woningen aanwezig. De initiatiefnemer, woningbouwstichting Clavis, beoogt deze te slopen. Het plan voorziet er in dat daarvoor in de plaats 75 woningen worden gerealiseerd. Het plangebied bestaat uit vier deelgebieden. Deelgebied 1 ligt aan de overzijde van de straat waaraan [appellant] en anderen wonen. Binnen dit deelgebied zijn twee bouwvlakken voorzien waar woningen kunnen worden gerealiseerd. [appellant] en anderen hebben bezwaar tegen de situering van de woningen die zijn voorzien ter plaatse van het zuidelijke bouwvlak in deelgebied 1. Zij vrezen met name voor aantasting van hun uitzicht en vinden dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met een door hen aangedragen alternatieve inrichting van het plangebied die aan hun bezwaren tegemoet komt.
Toetsingskader
2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Vooringenomenheid
3.    [appellant] en anderen betogen dat de raad onvoldoende objectief is geweest bij het behandelen van hun zienswijze. Zij voeren hiertoe aan dat de gemeente en woningbouwstichting Clavis het plan gezamenlijk ontwikkelen en dat de gemeente hiervoor subsidie ontvangt.
3.1.    Artikel 2:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt als volgt: "Het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid."
Volgens paragraaf 1.1 van de plantoelichting is woningbouwstichting Clavis de initiatiefnemer van de herstructurering van de wijk. De raad wenst hieraan medewerking te verlenen. De raad heeft ter zitting toegelicht dat de provincie Zeeland aan de gemeente onder voorwaarden een subsidie heeft verstrekt op basis van het Rijksbeleidskader Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing voor de realisering van het plan. De subsidiegelden worden vervolgens onder vrijwel dezelfde voorwaarden gefaseerd doorgegeven aan woningbouwstichting Clavis. Woningbouwstichting Clavis gebruikt deze subsidiegelden, gelet op de bedoelde voorwaarden, om de infrastructuur en de groenvoorzieningen in de wijk te kunnen realiseren.
De enkele omstandigheid dat dat de raad vanuit zijn visie op de herstructurering van de wijk meewerkt met de initiatiefnemer van een bouwplan en daarbij onder voorwaarden subsidiegelden doorgeeft, geeft geen grond voor het oordeel dat aan de besluitvorming van de raad die tot de vaststelling van het plan heeft geleid geen objectieve planologische afweging ten grondslag ligt. De Afdeling ziet in de voormelde gang van zaken dan ook onvoldoende grond voor het oordeel dat de raad zijn taak in strijd met artikel 2:4 van de Awb met vooringenomenheid heeft vervuld.
Het betoog faalt.
Uitzicht
4.    [appellant] en anderen betogen dat het vrije uitzicht vanuit hun woningen wordt aangetast door de voorziene woningen in deelgebied 1. Dit klemt temeer nu zij voor hun woningen juist vanwege dit uitzicht een hogere aankoopprijs hebben betaald ten opzichte van andere woningen in de omgeving. Dat de raad heeft aangevoerd dat de toekomstige bewoners van de voorziene woningen een groen uitzicht krijgen, neemt volgens [appellant] en anderen niet weg dat hun groene uitzicht door het plan wordt aangetast. De raad heeft hier bij de beantwoording van de zienswijze onvoldoende aandacht aan besteed, zo stellen zij.
4.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat geen blijvend recht op vrij uitzicht bestaat. Voorts is volgens de raad de voorziene bebouwing in deelgebied 1 passend, gelet op de voorziene ligging binnen een stedelijke omgeving, de omvang, de afstand tot de woningen van [appellant] en anderen en de groene inrichting van de tussenliggende gronden.
4.2.    Vast staat dat het plan zal leiden tot enig verlies van het vrije uitzicht op een groenstrook vanuit de woningen van [appellant] en anderen. De raad wijst er evenwel met juistheid op dat geen blijvend recht op vrij uitzicht bestaat. De omstandigheid dat [appellant] en anderen thans uitzicht hebben op groene, onbebouwde gronden waar het voorheen geldende bestemmingsplan geen woningen mogelijk maakte, betekent dan ook niet dat de raad daar thans niet in bebouwing zou mogen voorzien. Dat [appellant] en anderen in het verleden een hogere aankoopprijs hebben betaald voor hun woningen vanwege dit vrije uitzicht, maakt dit niet anders. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. De raad heeft bij zijn belangenafweging in redelijkheid betekenis mogen toekennen aan de ligging van deelgebied 1 in het centrum van Terneuzen, waar uitzicht op andere woningen met de in het plan voorziene omvang niet ongebruikelijk is. Gezien deze omgeving heeft de raad zich evenzeer in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het mogelijk maken van woningen met een maximale goothoogte van 7 meter en een maximale bouwhoogte van 11 meter op ongeveer 26 meter afstand van de woningen van [appellant] en anderen, niet leidt tot een onevenredige aantasting van het uitzicht van [appellant] en anderen. De raad heeft voorts in redelijkheid een groter gewicht kunnen toekennen aan de belangen bij realisering van de voorziene woningbouw dan aan het belang van [appellant] en anderen bij het ongewijzigd blijven van de bestaande situatie. Ook daarbij neemt de Afdeling de beperkingen die het plan stelt aan de omvang van de beoogde woningbouw en de ligging van het plangebied in het centrum van Terneuzen mede in aanmerking. Het betoog faalt.
Alternatief
5.    [appellant] en anderen betogen dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom niet is gekozen voor het alternatief zoals weergegeven in hun zienswijze. In dit alternatief worden de voorziene woningen in het zuidelijke gedeelte van deelgebied 1 ongeveer 25 meter naar het noorden verschoven, weg van de woningen van [appellant] en anderen. Dit is volgens hen goed mogelijk aangezien de gronden ten noorden van het thans geprojecteerde bouwvlak braak liggen. Volgens [appellant] en anderen heeft het alternatief als voordeel ten opzichte van het plan dat veel meer van hun bestaande uitzicht behouden blijft. De enkele omstandigheid dat dit alternatief te veel zou afwijken van de oorspronkelijke plannen, biedt volgens [appellant] en anderen geen motivering om niet voor dit alternatief te kiezen.
5.1.    De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. Naar aanleiding van het door [appellant] en anderen in hun zienswijze aangedragen alternatief heeft de raad de keuze van de in het plan voorziene locatie van de woningen in deelgebied 1 nader gemotiveerd. Daartoe is door de raad gesteld dat hoewel het aangedragen alternatief voordelen heeft, met name in de vorm van een groter uitzicht op groen voor [appellant] en anderen, dit alternatief er tevens toe zal leiden dat geen stedenbouwkundig evenredige verdeling van groenvlakken en bebouwing kan worden gerealiseerd. De raad heeft ter zitting toegelicht dat hij het in stedenbouwkundig opzicht het meest wenselijk achtte om de zuidelijke woningen in deelgebied 1 te situeren halverwege de voorziene twee woningblokken aan weerszijden van het voorziene park tussen de Mr. F.J. Haarmanweg en de Rozenstaat. Deze situering zou een volledig symmetrisch beeld rond het park opleveren en voorts zouden de achterzijden van de woningen aan de Azaleastraat volledig aan het zicht worden onttrokken. In deze situatie zouden de zuidelijk woningen in deelgebied 1 op 10 meter afstand van de woningen van [appellant] en anderen komen. Om tegemoet te komen aan de bezwaren van [appellant] en anderen, heeft de raad ervoor gekozen om één woning minder mogelijk te maken en de zuidelijke woningen in deelgebied 1 op 26 meter afstand van de woningen van [appellant] en anderen te voorzien. Daarbij is aan zowel de noord- als zuidzijde van de voorziene woningen een groenperceel voorzien, met het oog waarop een groenbestemming is toegekend. In de door [appellant] en anderen voorgestelde alternatieve invulling zou aan de zuidzijde een twee keer zo grote groenstrook ontstaan terwijl de voorziene woningen aan de noordzijde zouden grenzen aan de voorziene parkeerplaats en woningen aan de Kerkhoflaan. Daarmee zou de groenstrook ongelijk verdeeld worden en zouden de achterzijden van woningen aan de Azaleastraat grotendeels zichtbaar blijven. De raad heeft aldus de voor- en nadelen van het door [appellant] en anderen aangedragen alternatief meegenomen in zijn belangenafweging en gemotiveerd een keuze gemaakt. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad gelet op het vorenstaande niet in redelijkheid bij afweging van alle betrokken belangen de in het plan voorziene situering van de bebouwing en groenpercelen binnen deelgebied 1 heeft kunnen verkiezen boven het door [appellant] en anderen genoemde alternatief. Het betoog faalt.
Huisnummers
6.    In de onderhavige procedure staat uitsluitend het plan ter beoordeling. Voor zover de beroepsgronden van [appellant] en anderen betrekking hebben op gevolgen die zij ondervinden van de volgens hen gebrekkige uitvoering van het op 13 mei 2016 door het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen genomen huisnummerbesluit betreffende de vernummering van hun buiten het plangebied gelegen woningen, blijven deze bezwaren daarom buiten beschouwing.
Conclusie en proceskosten
7.    Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, griffier.
w.g. Van der Wiel    w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2017
45-743.