201702668/1/V2.
Datum uitspraak: 25 april 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 23 maart 2017 in zaak nr. 17/4358 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 16 februari 2017 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 23 maart 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.A. Welling, advocaat te Wageningen, hoger beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de vreemdeling zich nader uitgelaten.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb, vangt de termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift aan met ingang van de dag na die, waarop de aangevallen uitspraak op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Ingevolge artikel 69, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, voor zover thans van belang, bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift een weken.
2. De aangevallen uitspraak is verzonden op 23 maart 2017, zodat de termijn voor het instellen van hoger beroep op 30 maart 2017 is geëindigd. De ontvangst van het door de vreemdeling per faxbericht verzonden hogerberoepschrift is volgens het journaal van het faxapparaat van de Raad van State op 31 maart 2017 om 00:00:32 uur aangevangen.
De vreemdeling heeft gesteld dat zij het hogerberoepschrift tijdig heeft ingediend, omdat volgens een door haar overgelegd faxbevestigingsrapport van het faxapparaat van haar gemachtigde het verzenden van het faxbericht op 30 maart 2017 om 23:57 uur is aangevangen.
De registratie van de verzendtijd door het eigen faxapparaat is echter als zodanig onvoldoende voor het oordeel dat het hogerberoepschrift voor afloop van de termijn is verzonden. Bij verzending van een hogerberoepschrift per faxbericht wordt aan de ontvangstregistratie doorslaggevende betekenis toegekend voor de vraag of het hoger beroep tijdig is ingesteld. Door van die techniek gebruik te maken, maakt de indiener zich voor de beantwoording van die vraag afhankelijk van die registratie (zie de uitspraak van de Afdeling van 18 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:3981). Het per faxbericht verzonden hogerberoepschrift is dus te laat ingediend. 3. Nu niet is gebleken van feiten of omstandigheden, op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de vreemdeling in verzuim is geweest, is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier.
w.g. Verheij w.g. Graat
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2017
802.