ECLI:NL:RVS:2017:1106

Raad van State

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
19 april 2017
Zaaknummer
201703041/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring met betrekking tot hoger beroep staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

Op 12 april 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 12 april 2017 het beroep van de vreemdeling tegen zijn vreemdelingenbewaring gegrond had verklaard. De rechtbank had de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen en schadevergoeding aan de vreemdeling toegekend. De vreemdeling had tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.

In het verzoek om voorlopige voorziening vroeg de staatssecretaris om te bepalen dat hij in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan het bevel van de rechtbank. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een aanzienlijke kans bestond dat het opvolgen van het bevel tot opheffing van de maatregel van bewaring zou leiden tot gevolgen die niet of slechts moeilijk te herstellen zijn. Daarom besloot de voorzieningenrechter dat de maatregel van bewaring niet opgeheven hoeft te worden totdat er uitspraak is gedaan, en dat de vreemdeling de gelegenheid moet krijgen om op het verzoek te reageren.

De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, die als voorzieningenrechter optrad, en mr. M.A. Nieuwenhuizen, die als griffier fungeerde. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 12 april 2017.

Uitspraak

201703041/2/V3.
Datum uitspraak: 12 april 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 12 april 2017 in zaak nr. 17/6590 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 23 maart 2017 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 12 april 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van die dag bevolen en de vreemdeling schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1. Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan het bevel van de rechtbank. Indien de staatssecretaris gehouden is dat wel te doen bestaat de aanzienlijke kans dat zulks tot gevolgen leidt die niet dan wel slechts bezwaarlijk zijn te redresseren.
2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat de maatregel van bewaring niet hoeft te worden opgeheven totdat uitspraak is gedaan nadat de vreemdeling de gelegenheid heeft gekregen op het verzoek te reageren.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de maatregel van bewaring niet hoeft te worden opgeheven totdat uitspraak is gedaan nadat de vreemdeling de gelegenheid heeft gekregen op het verzoek te reageren.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Nieuwenhuizen, griffier.
w.g. Verheij w.g. Nieuwenhuizen
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2017
633.