201605517/1/A2.
Datum uitspraak: 19 april 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 juni 2016 in zaak nr. 16/564 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de aan [appellant] toegekende huurtoeslag over 2013 definitief berekend en vastgesteld op nihil en een bedrag van € 2.146,00 van hem teruggevorderd.
Bij besluit van 14 december 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 15 juni 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 maart 2017, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, is verschenen.
Overwegingen
1. Aan het besluit van 31 oktober 2014, zoals gehandhaafd bij besluit van 14 december 2015, heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat het gezamenlijke inkomen van [appellant], zijn echtgenote en twee van hun inwonende dochters te hoog was om in aanmerking te komen voor huurtoeslag over 2013.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de Belastingdienst/Toeslagen de inkomens van zijn dochters buiten beschouwing had moeten laten bij de berekening van zijn recht op huurtoeslag over 2013, nu er een verzorgingsbehoefte is bij hen. Zijn dochters zijn ernstig ziek en niet in staat om zelfstandig te wonen. Hij en zijn echtgenote zijn hun mantelzorgers, aldus [appellant].
2.1. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag (hierna: de Wht), is het recht op en de hoogte van de huurtoeslag afhankelijk van de draagkracht, waaronder begrepen het vermogen, van de huurder, diens partner en de medebewoners.
Ingevolge artikel 7, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) wordt, indien in een inkomensafhankelijke regeling is bepaald dat naast de draagkracht van de belanghebbende en diens partner ook de draagkracht van medebewoners van belang is voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van een tegemoetkoming, mede het toetsingsinkomen van de medebewoners in aanmerking genomen.
Ingevolge artikel 2a, eerste lid, van het Besluit op de huurtoeslag (hierna: het Bht) blijft op verzoek voor de toepassing van artikel 2 van de wet, van artikel 7 van de Awir en de op die artikelen berustende bepalingen voor zover het betreft het toekennen van een huurtoeslag, een partner of medebewoner buiten beschouwing indien sprake is van een verzorgingsbehoefte bij de huurder, diens partner of een medebewoner.
Ingevolge het tweede lid geldt het eerste lid uitsluitend ten aanzien van de partner of medebewoner die met het oog op de verzorgingsbehoefte van de huurder of van hemzelf op hetzelfde woonadres als de huurder staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en is van toepassing indien:
a. de verzorgingsbehoefte blijkt uit een verklaring van een indicatieorgaan als bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;
b. […]; en
c. het gezamenlijke toetsingsinkomen van de huurder, diens partner en de medebewoners, met inbegrip van de in het eerste lid bedoelde buiten beschouwing te laten persoon, niet meer bedraagt dan € 43.275,00.
2.2. Uit artikel 7, eerste lid, van de Wht en artikel 7, tweede lid, van de Awir volgt dat het inkomen van iedere medebewoner moet worden betrokken bij het toetsingsinkomen. Het inkomen van de medebewoner wordt ingeval van een zorgbehoefte alleen dan niet tot het toetsingsinkomen gerekend als is voldaan aan de in artikel 2a van het Bht neergelegde voorwaarden. Niet in geschil is dat het gezamenlijke toetsingsinkomen van het meerpersoonshuishouden van [appellant] in 2013 meer heeft bedragen dan € 43.275,00, waardoor [appellant] niet voldoet aan de in artikel 2a, tweede lid, onder c, van het Bht neergelegde voorwaarde. De rechtbank heeft reeds hierom terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen bij de berekening van het recht op huurtoeslag van [appellant] over 2013 terecht de inkomens van de dochters niet buiten beschouwing heeft gelaten.
Het betoog faalt.
3. [appellant] betoogt voorts dat ingeval de inkomens van zijn dochters niet volledig buiten beschouwing kunnen worden gelaten, in ieder geval 25% van de inkomens buiten beschouwing dienden te worden gelaten, nu dit door een medewerker van de Belastingdienst/Toeslagen via de Belastingtelefoon aan [appellant] is medegedeeld. Hij mocht op grond van deze mededeling erop vertrouwen dat zijn huurtoeslag over 2013 niet zou worden vastgesteld op nihil, aldus [appellant].
3.1. De rechtbank heeft terecht onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 29 juni 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BQ9685) overwogen dat van in rechte te honoreren vertrouwen pas sprake kan zijn indien een aan de Belastingdienst/Toeslagen toe te rekenen toezegging of informatie uitdrukkelijk, ondubbelzinnig en ongeclausuleerd is gegeven. Nu onduidelijk is welke inlichtingen door de desbetreffende medewerker van de Belastingdienst/Toeslagen aan [appellant] zijn verstrekt en welke informatie [appellant] aan de Belastingdienst/Toeslagen heeft verschaft, kan het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slagen. Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.
w.g. Steendijk w.g. Nales
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2017
680.