201601644/1/A1.
Datum uitspraak: 12 april 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Bios Personenvervoer B.V., gevestigd te Rotterdam,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 november 2015 heeft het college met toepassing van spoedeisende bestuursdwang de niet op de voorgeschreven wijze aangeboden huishoudelijke afvalstoffen direct verwijderd en de kosten daarvan in rekening gebracht bij Silo Zorgvervoer B.V.
Bij besluit van 21 januari 2016 heeft het college het door Silo Zorgvervoer hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft Bios Personenvervoer beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 november 2016, waar Bios Personenvervoer, vertegenwoordigd door mr. M. Muller is verschenen.
Overwegingen
1. Bij besluit van 21 januari 2016 heeft het college het door mr. Hanssen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Het college heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat bij het bezwaarschrift een machtiging ontbreekt van Silo Zorgvervoer B.V. waaruit blijkt dat mr. Hanssen bevoegd is om namens voormeld bedrijf een bezwaarschrift in te dienen. Volgens het college is mr. N. Hanssen bij aangetekende brief van 23 november 2015 gevraagd om uiterlijk op 21 december 2015 alsnog voornoemde machtiging aan het college toe te zenden. Volgens het college heeft mr. Hanssen hierop weliswaar tijdig een machtiging toegezonden, maar is deze machtiging verleend door een ander bedrijf, namelijk Bios Personenvervoer B.V. en wordt in deze machtiging niet mr. Hanssen, maar mr. M. Muller gemachtigd. Derhalve heeft mr. Hanssen volgens het college niet voldaan aan het verzoek van het college hetgeen voor rekening en risico komt van mr. Hanssen.
2. Bios Personenvervoer betoogt dat het college niet heeft onderkend dat zij tijdig en rechtsgeldig bezwaar heeft gemaakt.
Zij voert daartoe aan dat de statutaire naam Silo Zorgvervoer B.V. op 6 juni 2006 is gewijzigd in Bios Personenvervoer B.V. zodat het om dezelfde rechtspersoon gaat. Volgens Bios Personenvervoer kon de machtiging die door haar is afgegeven niet worden verstrekt op naam van Silo Zorgvervoer aangezien op dat moment de rechtspersoon de oude statutaire naam niet meer droeg. De gemeente was volgens Bios Personenvervoer reeds ervan op de hoogte gesteld dat de naam Silo Zorgvervoer een handelsnaam is die wordt gebruikt door de vennootschap met de statutaire naam Bios Personenvervoer. Volgens Bios Personenvervoer is in dit verband tevens van belang dat ook de gemeente het besluit van 6 november 2015 had gebaseerd op een rapport van 28 oktober 2015 dat uitsluitend de naam van Bios Personenvervoer bevatte.
Verder voert Bios Personenvervoer aan dat zij het college bij brief van 30 november 2015 had geïnformeerd over het feit dat het dossier inmiddels door mr. Hanssen van HR Legal Care was overgedragen aan haar collega mr. Muller. Volgens Bios Personenvervoer heeft deze wijziging plaatsgevonden ruim voordat de bezwaartermijn van het besluit van 6 november 2015 zou verstrijken, te weten op 21 december 2015. Het moest het college derhalve duidelijk zijn dat het bezwaarschrift bevoegd was ingediend namens Bios Personenvervoer dan wel Silo Zorgvervoer.
2.1. Bij brief van 16 november 2015 heeft mr. Hanssen, toen werkzaam bij HR Legal Care, namens Bios Personenvervoer bezwaar gemaakt tegen het besluit van 6 november 2015. In deze brief wordt toegelicht dat Silo Zorgvervoer een van de handelsnamen is van Bios Personenvervoer. Naar het oordeel van de Afdeling moet het college worden geacht van deze omstandigheid op de hoogte te zijn. Niet alleen kan dit uit het bezwaarschrift worden afgeleid, maar aan het besluit van 6 november 2015 is een rapport van 28 oktober 2015 ten grondslag gelegd waarin staat dat de overtreder ten aanzien waarvan spoedeisende bestuursdwang zal worden toegepast, Bios Personenvervoer is.
Mr. Hanssen heeft bij de brief van 16 november 2015 geen machtiging overgelegd waaruit blijkt dat zij bevoegd is om namens Bios Personenvervoer bezwaar te maken. Hierop heeft het college, met toepassing van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), mr. Hanssen bij brief van 23 november 2015 verzocht om uiterlijk op 21 december 2015 een machtiging toe te sturen waaruit blijkt dat zij bevoegd is om namens betrokkene een bezwaarschrift in te dienen, omdat het bezwaar anders niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
In reactie hierop heeft mr. Hanssen bij brief van 30 november 2015 aan het college te kennen gegeven dat mr. Muller eveneens werkzaam bij HR Legal Care het dossier verder zal behandelen. Bij deze brief is een op 19 januari 2012 door [gemachtigde], namens Bios Personenvervoer ondertekende volmacht gevoegd die is verleend aan mr. Muller. Verder is bij die brief een door mr. Muller ondertekend antwoordformulier gevoegd waarin zij te kennen geeft het bezwaar van Bios Personenvervoer B.V. te willen toelichten op de hoorzitting van de bezwaarcommissie. Hieruit valt af te leiden dat mr. Muller namens Bios Personenvervoer bezwaar wenst te maken tegen het besluit van 6 november 2015. Voor zover uit de door Bios Personenvervoer toegestuurde bescheiden niet bleek of [gemachtigde] bevoegd is om namens Bios Personenvervoer een volmacht af te geven, zoals het college eerst in beroep naar voren heeft gebracht, had het op de weg van het college gelegen om daarover zekerheid te verkrijgen, alvorens het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren.
Het betoog slaagt.
2.2. Het beroep is gegrond. Het besluit van 6 november 2015 dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd. Uit het door Bios Personenvervoer overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel volgt dat de aan mr. Muller verstrekte volmacht bevoegd is gegeven.
Het voorgaande betekent dat het college een inhoudelijke beslissing op het ingediende bezwaar dient te nemen.
3. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam van 21 januari 2016, kenmerk A.B.2015.4.15773/DV;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bios Personenvervoer B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 990,00 (zegge: negenhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bios Personenvervoer B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Leeuwen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2017
543.