ECLI:NL:RVS:2017:1031

Raad van State

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
201605801/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam over de vergoeding in samenhangende zaken inzake rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 juni 2016. De rechtbank had het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarbij het ging om de vergoeding van rechtsbijstand in 58 samenhangende zaken. De Raad voor Rechtsbijstand had bij besluiten van 15 en 16 juli 2015 de vergoedingen vastgesteld voor deze zaken, die betrekking hadden op bezwaarschriften tegen besluiten van Agis Zorgkantoren over de intrekking van persoonsgebonden budgetten (pgb). De rechtbank oordeelde dat de Raad zich terecht op het standpunt had gesteld dat er sprake was van inhoudelijke samenhang tussen de zaken, en dat de rechtbank Gelderland bevoegd was in plaats van de rechtbank Amsterdam. Het hoger beroep werd behandeld op 16 maart 2017, waarbij [appellant] werd bijgestaan door mr. J.R.A. Röschlau en de Raad werd vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Raad de zaken terecht als samenhangend had aangemerkt. Het betoog van [appellant] dat er geen inhoudelijke samenhang was, werd verworpen. De rechtbank had terecht overwogen dat de zaken naar hun aard verknocht waren, ondanks de verschillen in persoonlijke omstandigheden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 april 2017.

Uitspraak

201605801/1/A2.
Datum uitspraak: 12 april 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], kantoorhoudend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 juni 2016 in zaak nr. 15/6514 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).
Procesverloop
Bij besluiten van 15 en 16 juli 2015 heeft de raad de vergoeding in 58 zaken als samenhangende zaken vastgesteld.
Bij besluit van 1 oktober 2015 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 juni 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2017, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.R.A. Röschlau, advocaat te Zeist, en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra, zijn verschenen.
Overwegingen
Bevoegdheid rechtbank
1.     De Afdeling overweegt ambtshalve als volgt. De in het procesverloop vermelde besluiten van de raad zijn genomen op grond van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb). Bevoegd om kennis te nemen van dergelijke besluiten is de rechtbank van het ressort waarin de rechtsbijstandverlener kantoor houdt (zie de uitspraak van de Afdeling van 2 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:546). In dit geval hield de rechtsbijstandverlener kantoor in het ressort Arnhem-Leeuwarden. Dit betekent dat niet de rechtbank Amsterdam, maar de rechtbank Gelderland de bevoegde rechter was.
Met het oog op een effectieve geschilbeslechting ziet de Afdeling aanleiding de aangevallen uitspraak krachtens artikel 8:117 van de Algemene wet bestuursrecht als bevoegdelijk gedaan aan te merken.
Inleiding
2.     De raad heeft aan [appellant], voor zover hier van belang, in 58 zaken toevoeging verleend voor het voeren van een bezwaarschriftprocedure tegen besluiten van Agis Zorgkantoren (hierna: het zorgkantoor). Het zorgkantoor heeft in alle 58 zaken het persoonsgebonden budget (hierna: pgb) voor een aantal jaren en voor zover dat is besteed aan [bedrijf] ingetrokken en het uitbetaalde budget teruggevorderd.
De raad heeft bij besluiten van 15 en 16 juli 2015, als gehandhaafd bij het besluit van 1 oktober 2015, de vergoedingen vastgesteld voor deze toevoegingen. Hierbij heeft de raad de zaken die in bezwaar op dezelfde hoorzitting zijn behandeld aangemerkt als samenhangende zaken. Per hoorzitting, in totaal zijn dat er dertien geweest, heeft de raad acht punten voor de hoofdzaak en vier dan wel acht punten voor de samenhangende zaken toegekend plus een kilometervergoeding. Deze totaalvergoeding is vervolgens verdeeld over de zaken die op de betreffende hoorzitting zijn behandeld.
De raad heeft deze samenhang aangenomen, omdat bij de zaken die op dezelfde hoorzitting zijn behandeld sprake is van inhoudelijke verknochtheid. In alle zaken gaat het om oneigenlijk gebruik van pgb dat was verleend voor diensten van [bedrijf]. Bovendien wordt het pgb in alle zaken op grond van vrijwel dezelfde argumenten en nagenoeg dezelfde feitelijke omstandigheden teruggevorderd. De argumenten in bezwaar vertonen veel feitelijke en juridisch overeenkomsten en de uiteindelijke beslissingen in bezwaar hebben dezelfde structuur. Een aantal belangrijke punten speelt in alle procedures een rol, aldus de raad. De raad wijst in dit verband onder meer op het vertrouwensbeginsel, de vraag of sprake is geweest van begeleiding, de vraag of sprake is geweest van onverschuldigde betaling, de betekenis van de verstandelijke beperking van betrokkenen en de belangenafweging door het zorgkantoor. De raad erkent dat de persoonlijke omstandigheden van de betrokkenen ook een rol spelen in de bezwaarprocedures, maar is van oordeel dat de verschillen naar hun aard niet zodanig zijn dat geoordeeld kan worden dat de zaken naar hun aard niet verknocht zijn. Ook is volgens de raad sprake van procedurele samenhang tussen de zaken die op eenzelfde dag op een hoorzitting zijn behandeld.
3.    De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van verknochtheid, omdat sprake is van inhoudelijke samenhang in die zin dat de zaken betrekking hebben op dezelfde problematiek. De rechtbank heeft het door [appellant] ingestelde beroep daarom ongegrond verklaard.
Het hogerberoepschrift
4.    [appellant] is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en betoogt dat van samenhangende zaken geen sprake is, nu er geen processuele of inhoudelijke samenhang is. Zoals het zorgkantoor desgevraagd ook te kennen heeft gegeven, zijn de zaken om praktische redenen en niet vanwege inhoudelijke redenen aansluitend behandeld. Van inhoudelijke samenhang is geen sprake en geen zaak is in inhoudelijk opzicht hetzelfde. Het is ook niet zo dat aan ieder volgend dossier minder tijd is besteed. In ieder dossier is sprake van meerdere verantwoordingen en beschikkingen over meerdere jaren, achterliggende stukken met betrekking tot de zorg en de betalingen en stukken met betrekking tot de besteding van de ontvangen gelden. In alle zaken zijn voorts persoonlijke gesprekken gevoerd, op basis waarvan, na bestudering van het dossier, in bezwaar is opgetreden. Door bij de vergoedingen uit te gaan van samengestelde zaken ontvangt hij geen redelijke vergoeding voor de door hem verrichte omvangrijke werkzaamheden, aldus [appellant].
4.1.     Artikel 11, eerste lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand luidt als volgt:
"Als samenhangende procedures worden beschouwd zaken die gevoegd, gelijktijdig, aansluitend of nagenoeg aansluitend ter zitting als bedoeld in het eerste lid van artikel 7, zijn behandeld, en waarvoor één rechtsbijstandverlener is toegevoegd of meer dan één rechtsbijstandverlener mits zij deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en voor zover de zaken naar hun aard verknocht zijn."
4.2.     De raad heeft de zaken die aansluitend op dezelfde hoorzitting zijn behandeld terecht als samenhangend aangemerkt. Naast de behandeling op dezelfde hoorzitting heeft de raad daartoe terecht van belang geacht dat de betreffende zaken allemaal zijn behandeld door [appellant] en dat de zaken naar hun aard verknocht zijn, nu het in alle zaken gaat om bezwaren tegen besluiten van het zorgkantoor die in alle gevallen zien op de intrekking van pgb, voor zover dit is besteed aan [bedrijf], en de terugvordering van het ter zake uitbetaalde budget. De besluiten zijn derhalve van eenzelfde strekking en in bezwaar speelt in alle zaken hetzelfde rechtsprobleem. Blijkens de zich in het dossier bevindende verslagen van de hoorzitting heeft [appellant] telkens min of meer dezelfde gronden naar voren gebracht. De omstandigheid dat de feiten en persoonlijke omstandigheden per zaak verschilden laat onverlet dat de zaken inhoudelijk zien op hetzelfde rechtsprobleem. Het betoog van [appellant] dat de behandeling van meerdere afzonderlijke bezwaren op één hoorzitting hem geen tijdsbesparing heeft opgeleverd, is voor de beoordeling van de vraag of de zaken verknocht zijn niet van belang. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat de raad zich op het standpunt mocht stellen dat sprake is van samenhangende procedures, voor zover de hoorzittingen op één dag hebben plaatsgevonden en dat de zaken naar hun aard verknocht zijn.
Het betoog faalt.
Slotsom
5.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.     Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Van Altena    w.g. Van Dokkum
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2017
480.