201700373/1/A2.
Datum uitspraak: 12 april 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak strekkende tot vervallenverklaring van de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2016 in zaak nr. 201604359/1/A2 en het doen van een gedeeltelijk nieuwe uitspraak op het hoger beroep van:
de Belastingdienst/Toeslagen,
appellant
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 mei 2016 in zaak nr. 15/4250 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 21 november 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag van [wederpartij] over 2014 op nihil vastgesteld.
Bij besluit van 15 juni 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 17 mei 2016 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 15 juni 2015 vernietigd, bepaald dat de Belastingdienst/Toeslagen binnen zes weken na de datum van de uitspraak een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen en bepaald dat de Belastingdienst/Toeslagen aan [wederpartij] een dwangsom wegens niet tijdig beslissen op het bezwaar verschuldigd is van € 640,00.
Tegen deze uitspraak heeft de Belastingdienst/Toeslagen hoger beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 30 november 2016 heeft de Afdeling het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank van 17 mei 2016 vernietigd en het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij brief van 7 december 2016 heeft [wederpartij] de Afdeling verzocht deze uitspraak vervallen te verklaren.
Partijen hebben de Afdeling bij brieven van 31 januari en 1 februari 2017 toestemming verleend een hoorzitting ter zake van dit verzoek achterwege te laten.
Overwegingen
1. Het hoger beroep van de Belastingdienst/Toeslagen waarop de Afdeling bij uitspraak van 30 november 2016 heeft beslist, was uitsluitend gericht tegen de uitspraak van de rechtbank van 17 mei 2016, voor zover daarbij is bepaald dat de Belastingdienst/Toeslagen aan [wederpartij] een dwangsom wegens niet tijdig beslissen op het bezwaar verschuldigd is. Gelet hierop had de Afdeling, na te hebben geoordeeld dat het hoger beroep gegrond was, de uitspraak van de rechtbank slechts moeten vernietigen voor zover de rechtbank heeft bepaald dat de Belastingdienst/Toeslagen aan [wederpartij] een dwangsom wegens niet tijdig beslissen op het bezwaar is verschuldigd en derhalve niet in zijn geheel. De Afdeling verklaart daarom overweging 2 en de onderdelen II en III van de beslissing van de uitspraak van 30 november 2016 vervallen en doet opnieuw uitspraak.
2. De gegrondverklaring van het hoger beroep blijft in stand, aangezien de rechtbank niet heeft onderkend dat paragraaf 4.1.3.2. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is op beslissingen met betrekking tot een voorschot kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst/Toeslagen is dan ook geen dwangsom verschuldigd aan [wederpartij]. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank daarbij in andere zin heeft beslist. De Belastingdienst/Toeslagen zal, nu de dienst dat onderdeel van de uitspraak van de rechtbank niet heeft aangevochten, alsnog een nieuw besluit moeten nemen op het bezwaar dat [wederpartij] tegen het besluit van 21 november 2014 heeft ingediend.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart rechtsoverweging 2 en de onderdelen II en III van de beslissing van de uitspraak van 30 november 2016 vervallen;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 mei 2016, voor zover de rechtbank daarbij heeft bepaald dat de Belastingdienst/Toeslagen aan [wederpartij] een dwangsom van € 640,00 betaalt.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Wieland, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Wieland
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2017
502.