ECLI:NL:RVS:2016:965

Raad van State

Datum uitspraak
13 april 2016
Publicatiedatum
13 april 2016
Zaaknummer
201507000/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inschrijving in het register beëdigde tolken en vertalers en plaatsing op de uitwijklijst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant sub 1] tegen de beslissing van de minister van Veiligheid en Justitie, die op 19 augustus 2013 zijn verzoek om inschrijving in het register beëdigde tolken en vertalers heeft afgewezen. Het betreft de talen Berber (Tamazight) en Arabisch (Marokkaans). De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van [appellant sub 1] gegrond verklaard, maar de minister heeft in hoger beroep verweer gevoerd en incidenteel hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 29 maart 2016. De minister heeft in een brief van 6 augustus 2015 aan [appellant sub 1] laten weten dat hij uitvoering heeft gegeven aan de rechtbankuitspraak door hem als tolk Nederlands - Berber op de uitwijklijst te plaatsen. Het geschil spitst zich toe op de vraag of [appellant sub 1] kan aantonen dat hij over het vereiste niveau van taalvaardigheid beschikt voor de genoemde talen. De Afdeling oordeelt dat [appellant sub 1] niet heeft aangetoond dat hij voldoet aan de vereisten voor inschrijving in het register. Het hoger beroep van [appellant sub 1] wordt ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Het incidenteel hoger beroep van de minister wordt niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

201507000/1/A3.
Datum uitspraak: 13 april 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. de minister van Veiligheid en Justitie,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 24 juli 2015 in zaak nr. 14/218 in het geding tussen:
[appellant sub 1]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 19 augustus 2013 heeft de minister een verzoek van [appellant sub 1] om inschrijving in het register beëdigde tolken en vertalers (hierna: het register), alsmede om plaatsing op de zogenoemde uitwijklijst, als tolk Nederlands - Berber (Tamazight) en Nederlands - Arabisch (Marokkaans) afgewezen.
Bij besluit van 4 december 2013 heeft de minister het door [appellant sub 1] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 juli 2015 heeft de rechtbank het door [appellant sub 1] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 4 december 2013, voor zover de minister daarbij heeft geweigerd [appellant sub 1] als tolk Nederlands - Berber (Tamazight) op de uitwijklijst te plaatsen, vernietigd en zelf in de zaak voorziend, bepaald dat de minister [appellant sub 1] binnen zes weken als tolk Nederlands - Berber (Tamazight) op de uitwijklijst plaatst. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant sub 1] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
[appellant sub 1] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 maart 2016, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. M. Hille Ris Lambers, advocaat te Amersfoort, en de minister, vertegenwoordigd door mr. D.E.S. Tomeij, werkzaam bij de raad voor rechtsbijstand, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Bij brief van 6 augustus 2015 heeft de minister [appellant sub 1] te kennen gegeven dat hij uitvoering aan de rechtbankuitspraak heeft gegeven door hem per deze datum als tolk Nederlands - Berber (Tamazight) op de uitwijklijst te plaatsen. Met dit hoger beroep beoogt [appellant sub 1] dat de minister zijn verzoek om inschrijving in het register als tolk Nederlands - Berber (Tamazight) en Nederlands - Arabisch (Marokkaans) alsnog aan de commissie beëdigde tolken en vertalers (hierna: de commissie btv) voorlegt en voorts dat de minister hem alsnog als tolk Nederlands - Arabisch (Marokkaans) op de uitwijklijst plaatst. Het geschil in het door [appellant sub 1] ingestelde hoger beroep spitst zich toe op de vraag of hij heeft aangetoond over het vereiste niveau van taalvaardigheid voor de talen Berber (Tamazight) en Arabisch (Marokkaans) te beschikken.
Het hoger beroep van [appellant sub 1]
2. [appellant sub 1] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij niet heeft aangetoond over het vereiste niveau van taalvaardigheid voor de taal Berber (Tamazight) te beschikken en dat de minister zich reeds daarom terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij niet aan de vereisten voldoet om zijn verzoek om inschrijving in het register als tolk Nederlands - Berber (Tamazight) aan de commissie btv voor te leggen. [appellant sub 1] voert daartoe aan dat hij niet hoeft aan te tonen dat hij over dat niveau van taalvaardigheid beschikt, omdat voor die taal opleidingen noch deskundigen die het niveau van taalvaardigheid kunnen toetsen, voorhanden zijn. [appellant sub 1] verwijst in dit kader naar uitspraken van de Afdeling van 17 en 24 oktober 2012 in zaken nrs. 201106108/1/A3 en 201106174/1/A3. Verder voert [appellant sub 1] aan dat hij wél heeft aangetoond over het vereiste niveau van taalvaardigheid te beschikken, omdat hij de instaptoets voor de cursus algemene tolktechnieken voor gevorderden met goed gevolg heeft afgelegd en tot die cursus is toegelaten. [appellant sub 1] verwijst in dit kader naar een brief van ITV hogeschool voor tolken en vertalers van 7 februari 2011 en een rapportage over de door hem afgelegde instaptoets. Voorts verwijst [appellant sub 1] naar een verklaring van het' Institut Royal de la Culture Amazighe' (hierna: het IRCA) van 22 januari 2016. In deze verklaring staat dat een wetenschappelijke commissie, na een gesprek met [appellant sub 1], is gebleken dat [appellant sub 1] het Tarifit beheerst en over communicatieve en gespreksvaardigheden beschikt die hem in staat stellen om mondelinge vertalingen in en uit deze taal te verrichten. In deze verklaring wordt het Tarifit aangeduid als een variant van het Amazigh.
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, eerste volzin, van de Wet beëdigde tolken en vertalers is er het register.
Ingevolge artikel 3 dient de tolk dan wel de vertaler om voor inschrijving in het register in aanmerking te komen te voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen ten aanzien van de volgende competenties:
- attitude van een tolk voor de tolk;
- attitude van een vertaler voor de vertaler;
- integriteit;
- taalvaardigheid in de brontaal;
- taalvaardigheid in de doeltaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de brontaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de doeltaal;
- tolkvaardigheid voor de tolk;
- vertaalvaardigheid voor de vertaler.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, wordt de aanvraag tot inschrijving afgewezen indien de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 3 bedoelde eisen.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Bbtv) is er de commissie btv.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, wordt een tolk of vertaler in het register ingeschreven, indien hij voldoet aan een of meer van de volgende eisen:
a. hij beschikt over een of meer van de volgende getuigschriften waaruit blijkt dat hij met goed gevolg het examen heeft afgelegd ter afsluiting van een opleiding tot tolk of vertaler als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek:
1° een getuigschrift waaruit blijkt dat het recht is verkregen om de titel baccalaureus te voeren;
2° een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Bachelor is verleend; of
3° een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Master is verleend;
b. hij kan anderszins aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties.
Ingevolge het tweede lid kan de minister onafhankelijke deskundigen aanwijzen die taal- en cultuurtoetsen kunnen afnemen waarmee tolken en vertalers kunnen aantonen dat ze beschikken over de desbetreffende wettelijke competenties.
Het Besluit inschrijving Rbtv (Stcrt. 2009, 68), zoals dat luidde tot 1 juli 2013 en dat in dit geval door de minister is toegepast, geeft invulling aan artikel 8, eerste lid, onder b, van het Bbtv.
Volgens artikel 3 kan de minister, indien voor een vaardigheid dan wel talencombinatie of vertaalrichting geen toets beschikbaar is, in uitzonderlijke gevallen een verzoek tot inschrijving in het register voorleggen aan de commissie btv. Daartoe moet de tolk of vertaler aantonen:
• te beschikken over hbo-werk- en denkniveau en
• te beschikken over taalvaardigheid in de betreffende talencombinatie of vertaalrichting(en) op het vereiste niveau en
• minimaal vijf jaar ervaring te hebben als beroepstolk of -vertaler in de betreffende vaardigheid en talencombinatie dan wel vertaalrichting en
• scholing te hebben gevolgd om tolk- of vertaalvaardigheid en -attitude te ontwikkelen.
2.2. Tussen partijen is niet in geschil dat met 'het vereiste niveau' in artikel 3 van het Besluit inschrijving Rbtv wordt bedoeld: niveau C1 van het Europees Referentiekader voor de Talen (hierna: het ERK).
2.3. De Afdeling heeft in voormelde uitspraak van 24 oktober 2012 in zaak nr. 201106174/1/A3 geoordeeld dat degene die verzoekt om in het register te worden ingeschreven, moet aantonen dat hij over het vereiste niveau van taalvaardigheid voor de desbetreffende taal beschikt. Hetgeen de Afdeling in voormelde uitspraken van 17 en 24 oktober 2012 over het in die zaken geldende beleid voor plaatsing op de zogenoemde uitwijklijst heeft overwogen, kan [appellant sub 1] niet baten, omdat zijn betoog betrekking heeft op zijn verzoek om inschrijving in het register en niet op zijn verzoek om plaatsing op de uitwijklijst. Uit de door [appellant sub 1] overgelegde brief van ITV hogeschool voor tolken en vertalers van 7 februari 2011 noch uit de door hem overgelegde rapportage over de instaptoets blijkt dat hij voor de taal Berber (Tamazight) over het niveau C1 van het ERK beschikt. Uit de verklaring van het IRCA blijkt evenmin dat [appellant sub 1] voor de in deze verklaring vermelde taal over dit niveau beschikt. Bovendien gaat deze verklaring over het Tarifit en heeft [appellant sub 1] niet aannemelijk gemaakt dat Tarifit en Tamazight, in weerwil van het standpunt van de minister dat dit onderscheiden varianten van het Berber zijn, verschillende benamingen voor dezelfde taal zijn.
Het betoog faalt.
3. [appellant sub 1] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij niet heeft aangetoond dat zijn niveau van taalvaardigheid voor inschrijving in het register, dan wel voor plaatsing op de zogenoemde uitwijklijst, als tolk Nederlands - Arabisch (Marokkaans). Daartoe voert [appellant sub 1] aan dat hij nadere bewijsstukken over zal leggen.
3.1. Nu [appellant sub 1] geen nadere bewijsstukken heeft overgelegd, faalt het betoog.
4. Het hoger beroep van [appellant sub 1] is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd, voor zover aangevallen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het incidenteel hoger beroep van de minister
6. Het incidenteel hoger beroep van de minister, dat in het verweerschrift in hoger beroep is vervat, richt zich niet tegen de beslissing van de rechtbank, maar slechts tegen een overweging waarop deze rust. Blijkens de inleiding van het verweerschrift in hoger beroep komt de minister niet op tegen de vernietiging van het besluit 4 december 2013 voor zover hij daarbij heeft geweigerd [appellant sub 1] als tolk Nederlands - Berber (Tamazight) op de uitwijklijst te plaatsen en tegen de opdracht [appellant sub 1] binnen zes weken op de uitwijklijst plaatsten. De minister betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [appellant sub 1] aannemelijk heeft gemaakt dat hij een vier jarige hbo-opleiding heeft afgerond.
6.1. Nu het hoger beroep van [appellant sub 1] ongegrond is en de aangevallen overweging van de rechtbank niet bindend is in toekomstige zaken, heeft de minister geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde incidenteel hoger beroep. Gelet hierop heeft [appellant sub 1] er geen belang bij alsnog schriftelijk op het incidenteel hoger beroep te kunnen reageren. Er bestaat derhalve geen noodzaak het onderzoek te heropenen om [appellant sub 1] alsnog daartoe in de gelegenheid te stellen.
7. Het incidenteel hoger beroep is niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen;
II. verklaart het incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.J.C. Robben, griffier.
w.g. Steendijk w.g. Robben
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2016
610.