201600825/2/R3.
Datum uitspraak: 31 maart 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, wonend te Baarle-Nassau,
en
de raad van de gemeente Baarle-Nassau,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 oktober 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Grensweg 32" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 maart 2016, waar [verzoeker] en anderen, van wie [gemachtigde] in persoon, bijgestaan door mr. W. Krijger, en de raad, vertegenwoordigd door ing. D.N. Verhaak-Kruit en J. Klei, zijn verschenen.
Voorts is [belanghebbende] ter zitting gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan heeft betrekking op een deel van het perceel waarop vroeger het treinstation Baarle-Nassau Grens was gelegen, één van de stations op de voormalige spoorlijn Tilburg-Turnhout. Na de sloop van het station is het terrein lange tijd gebruikt als bedrijfsperceel. Aanleiding voor het huidige plan is een initiatief om het terrein en de bebouwing een nieuwe functie te geven, waarbij de initiatiefnemer, [belanghebbende], gebruik wil maken van de ligging aan het "Bels Lijntje", het fietspad dat is aangelegd op het tracé van de voormalige spoorlijn, en van hetgeen is overgebleven van het oude stationscomplex. Het plan maakt onder meer het volgende mogelijk: groothandelsactiviteiten, detailhandel, horeca en cultuur en ontspanning, waaronder moeten worden verstaan voorzieningen ten behoeve van onder meer cursussen en workshops. Het plan voorziet ook in een parkeerterrein ten behoeve van de mogelijk gemaakte functies.
3. [verzoeker] en anderen zijn omwonenden, wier achtertuinen grenzen aan het beoogde parkeerterrein in het plangebied. Zij vrezen overlast te zullen ondervinden, met name geluidsoverlast in de avondperiode, wanneer in de toekomst gebruik zal worden gemaakt van de maximale planologische mogelijkheden. Met het oog daarop hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
4. Het plan voorziet niet in nieuwe bouwmogelijkheden, maar wel in nieuwe gebruiksmogelijkheden. Gelet op de aard van de overlast die in dit geval uit deze gebruiksmogelijkheden voor omwonenden zou kunnen voortvloeien, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat de vereiste onverwijlde spoed voor het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt.
5. [verzoeker] en anderen stellen onder meer dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de ruimtelijke gevolgen van de mogelijk gemaakte functies. Zij vrezen in het bijzonder geluidsoverlast in de avondperiode van het terras bij de horeca, het achter hun tuinen gelegen parkeerterrein en verkeersbewegingen van en naar dat terrein.
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat geen onaanvaardbare overlast zal ontstaan, nu vooraf in het kader van een goede ruimtelijke ordening is getoetst aan richtafstanden en wettelijk geldende normen op het gebied van geluid, verkeer en parkeren en milieu.
5.2. In het plangebied bevinden zich gronden waaraan in het plan onder meer de bestemmingen "Gemengd" en " Verkeer - Verblijfsgebied" zijn toegekend.
Ingevolge artikel 3.1 van de planregels zijn de voor "Gemengd" aangewezen gronden bestemd voor:
a. cultuur en ontspanning;
b. groothandelsactiviteiten;
c. ter plaatse van de aanduiding "detailhandel": tevens detailhandel;
d. ter plaatse van de aanduiding "horeca" tevens horeca tot en met categorie 1b uit de Staat van Horeca-activiteiten behorende bij deze regels;
(…).
5.3. In de toelichting op het plan is, deels aan de hand van de indicatieve richtafstanden uit de brochure "Bedrijven en milieuzonering" uit 2009 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, aandacht besteed aan de ruimtelijke inpasbaarheid van de horeca en de detailhandel, maar uit die toelichting blijkt niet dat is onderzocht welke akoestische gevolgen het plan kan hebben voor omwonenden. Dit hoewel het beoogde parkeerterrein, dat ten dienste zal staan aan alle mogelijk gemaakte functies, grenst aan de achtertuinen van omwonenden, waaronder [verzoeker] en anderen. Gelet op het vorenstaande is niet uit te sluiten dat de Afdeling zal oordelen dat het bestreden besluit in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht niet is voorbereid met de bij het nemen van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.
6. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter enerzijds rekening gehouden met het belang van [verzoeker] en anderen om gedurende de procedure in de hoofdzaak in het bijzonder in de avondperiode geen onaanvaardbare geluidsoverlast te ondervinden en anderzijds met het belang van de initiatiefnemer om gebruik te kunnen maken van de gebruiksmogelijkheden die het plan biedt. In verband met dat laatste belang heeft de voorzieningenrechter acht geslagen op de omstandigheid dat, zoals ter zitting is gebleken, de initiatiefnemer reeds feitelijk op maximaal drie avonden per week workshops geeft.
7. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Baarle-Nassau van 21 oktober 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Grensweg 32", voor zover dat plan het mogelijk maakt de in artikel 3.1 van de planregels mogelijk gemaakte voorzieningen open te stellen voor publiek tussen 21.00 uur en 07.00 uur, behoudens voor zover het gaat om de openstelling ten behoeve van workshops op maximaal drie avonden per week;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Baarle-Nassau tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. gelast dat de raad van de gemeente Baarle-Nassau aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Lap
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2016
288.