201500890/1/R2.
Datum uitspraak: 6 april 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:
[appellant], wonend te Bergeijk,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Bergeijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2014 heeft het college hogere waarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de weg voor onder andere de woning op het perceel [locatie]. Tevens heeft het college bij dit besluit de eerder voor deze woning vastgestelde hogere waarden ingetrokken.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 november 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis, en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. G.M. van den Boom en ir. R.A.C. van de Voort, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
Overwegingen
1. Bij besluit van 28 april 2011 heeft de raad van de gemeente Bergeijk het bestemmingsplan "’t Loo" vastgesteld. Dit plan maakt het mogelijk de woning aan [locatie] te splitsen in twee woningen. In verband met dit besluit heeft het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 4 april 2011 een hogere waarde vastgesteld van 54 dB voor de gevel van onder andere de woning [locatie]. Het college heeft daarna in 2014 besloten tot een herinrichting van het gedeelte van het Loo waaraan de woning ligt en van de in het verlengde hiervan gelegen Broekstraat. Het bestemmingsplan maakt dit mogelijk. Bij deze herinrichting, die eind 2014 is gerealiseerd, is een van de twee rijstroken verschoven in de richting van de woning [locatie] om aldus tussen beide rijstroken twee middenbermgeleidingen te kunnen aanleggen. Het college heeft met het oog hierop akoestisch onderzoek laten verrichten om te kunnen beoordelen wat de geluidsbelasting vanwege de weg zal zijn op de woningen langs dit wegtracé als gevolg van deze herinrichting. Uit dit onderzoek blijkt volgens het college dat destijds bij het nemen van het besluit van 4 april 2011 is uitgegaan van een te lage geluidsbelasting op de gevel van de woning [locatie].
Met het bestreden besluit beoogt het college de gevolgen van de fouten in de berekening van de geluidsbelasting te herstellen. Daartoe heeft het na herberekening krachtens artikel 83 van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) in zijn bestreden besluit een hogere waarde vastgesteld van 61 dB voor de woning aan [locatie]. Tevens heeft hij hierbij de eerder in 2011 vastgestelde hogere waarde voor deze woning van 54 dB ingetrokken.
2. [appellant] betoogt dat het besluit is vastgesteld in strijd met artikel 110c van de Wgh, omdat dit wetsartikel zich ertegen verzet het besluit van 4 april 2011 tot het vaststellen van hogere waarden achteraf te veranderen, nu het bestemmingsplan in rechte onaantastbaar is. Verder is het college volgens [appellant] in het bestreden besluit ten onrechte uitgegaan van nieuwe verkeersgegevens uit 2014 in plaats van de verkeersgegevens ten tijde van het besluit van 4 april 2011.
Verder stelt [appellant] dat sprake is van een reconstructie van een weg als bedoeld in de Wgh. In het bestreden besluit is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van zijn woning verhoogd met 7 dB, maar op grond van artikel 100a van de Wgh mag de verhoging na een reconstructie maximaal 5 dB bedragen.
3. Het college stelt zich op het standpunt dat het in beginsel bevoegd is om het besluit van 4 april 2011 in te trekken en andere hogere waarden vast te stellen, nu gebleken is dat dit besluit is genomen op onjuiste gronden. Daarnaast betoogt het college dat, anders dan [appellant] aanvoert, hierbij geen sprake hoeft te zijn van een koppeling aan een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan.
Verder stelt het college dat bij het besluit van 4 april 2011 tot vaststelling van hogere waarden is uitgegaan van een onjuist aantal motorvoertuigen. Dit komt omdat ten onrechte is uitgegaan van het verkeersmodel 2006, terwijl het verkeersmodel 2010 al bekend was. Daarnaast is volgens het college bij het nemen van dit besluit uitgegaan van een onjuist wegvak, namelijk een gedeelte van de weg het Loo dat 800 m verderop ligt.
Ten slotte stelt het college zich op het standpunt dat de toename van de geluidsbelasting op de woning [locatie] als gevolg van de herinrichting van de weg minder dan 2 dB bedraagt, zodat geen sprake is van een reconstructie als bedoeld in de Wgh.
4. Ingevolge artikel 1 van de Wgh wordt onder een reconstructie van een weg verstaan één of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg ten gevolge waarvan uit akoestisch onderzoek als bedoeld in artikel 77, eerste lid, onder a, en artikel 77, derde lid, blijkt dat de berekende geluidsbelasting vanwege de weg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de geluidsbelasting die op grond van artikel 100 dan wel het bepaalde krachtens artikel 100b, aanhef en onder a, als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting geldt met 2 dB of meer wordt verhoogd.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, is, behoudens het in de artikelen 83, 100 en 100a bepaalde, de voor woningen binnen een zone ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB.
Ingevolge artikel 83, eerste lid, kan voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in artikel 82, eerste lid, een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde, buiten de in de volgende leden bedoelde gevallen, voor woningen in buitenstedelijk gebied 53 dB en voor woningen in stedelijk gebied 58 dB niet te boven mag gaan.
Ingevolge het tweede lid kan bij toepassing van het eerste lid met betrekking tot in stedelijk gebied nog te bouwen woningen die nog niet zijn geprojecteerd, voor de aanwezige of te verwachten geluidsbelasting vanwege een aanwezige weg een hogere dan de in dat lid genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde 63 dB niet te boven mag gaan.
Ingevolge artikel 100a, eerste lid, onder a, voor zover van belang, kan voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel van woningen een hogere waarde dan de ingevolge artikel 100 geldende worden vastgesteld, met dien verstande dat de verhoging 5 dB niet te boven mag gaan.
Ingevolge artikel 110a, eerste lid, is het college van burgemeester en wethouders binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.
Ingevolge artikel 110c, eerste lid, is op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 110a de in afdeling 3.4 van de Awb geregelde procedure van toepassing, met dien verstande dat indien het college van burgemeester en wethouders bevoegd is de hogere waarde vast te stellen en het besluit ten behoeve van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan wordt genomen, het ontwerp van het besluit tegelijkertijd met het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.
4.1. Aan de orde is het besluit van 10 december 2014 waarbij het college zijn besluit van 4 april 2011 tot vaststelling van hogere waarden voor onder andere de woning [locatie] heeft ingetrokken en nieuwe hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de weg voor de gevel van deze woning heeft vastgesteld. Niet aan de orde is de vraag of de herinrichting van het Loo en de Broekstraat, die eind 2014 ter hoogte van de woning heeft plaatsgevonden, als een reconstructie in de zin van artikel 1 van de Wgh moet worden aangemerkt.
4.2. In de bevoegdheid van het college tot vaststelling van een hogere waarde als bedoeld in artikel 83, eerste lid, van de Wgh ligt besloten dat dit bestuursorgaan ook bevoegd is tot vervanging van een eerder vastgestelde hogere waarde, tenzij de Wgh of een algemeen rechtsbeginsel zich hiertegen verzet. Het college heeft eerder bij besluit van 4 april 2011 een hogere waarde vastgesteld voor de woning [locatie] met het oog op het voorstel aan de raad tot vaststelling van het bestemmingsplan "’t Loo", waarin de mogelijkheid is opgenomen de woning te splitsen. De raad heeft dit bestemmingsplan op 28 april 2011 vastgesteld.
Ingevolge het eerste lid van artikel 110c dienen het ontwerp van het besluit tot vaststelling van een hogere waarde en het ontwerp van het bestemmingsplan ten behoeve waarvan het hogere-waarde-besluit is genomen, tezamen ter inzage te worden gelegd. Anders dan [appellant] betoogt, dient deze bepaling niet zo te worden uitgelegd dat een eerder vastgestelde hogere waarde ondanks een daarbij gemaakte kennelijke fout niet buiten een herziening van een bestemmingsplan om zou kunnen worden ingetrokken of vervangen. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is vastgesteld in strijd met de Wgh. Gesteld noch gebleken is dat een algemeen rechtsbeginsel aan vervanging van de eerder vastgestelde hogere waarde in de weg staat. Het betoog faalt.
4.3. Het college heeft het besluit van 4 april 2011 genomen krachtens artikel 83, tweede lid, van de Wgh met het oog op de op het perceel [locatie] planologisch mogelijk gemaakte woningsplitsing. Omdat volgens het college naderhand uit een akoestisch onderzoek dat is ingesteld naar aanleiding van de herinrichting van het Loo en de Broekstraat, is gebleken dat de eerder bij besluit van 4 april 2011 vastgestelde hogere waarden veel te laag waren, heeft het college een nieuwe berekening van de geluidsbelasting vanwege de weg laten maken. Met het bestreden besluit wordt uitsluitend beoogd de gevolgen van de fouten in de berekening waarop het besluit van 4 april 2011 is gebaseerd, te herstellen. Dit besluit voorziet niet in een verhoging van de maximaal toelaatbare geluidsbelasting naar aanleiding van een eventuele reconstructie van de weg als bedoeld in artikel 1 van de Wgh. Derhalve bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit tot vaststelling van hogere waarden is genomen in strijd met artikel 100a, eerste lid, onder a, van de Wgh.
Het betoog faalt.
4.4. Uit de notitie van 28 november 2014 van het onderzoeksbureau Tritium Advies volgt dat in het akoestisch onderzoek van het onderzoeksbureau Croonen Adviseurs, dat ten grondslag heeft gelegen aan het besluit van 4 april 2011, bij de berekening van de geluidsbelasting op de woning [locatie] onder andere is uitgegaan van een te lage verkeersintensiteit. In het "Rapport akoestisch onderzoek ’t Loo" van 8 december 2010 van Croonen Adviseurs wordt op basis van het verkeersmodel 2006 uitgegaan van een verkeersintensiteit van 6.700 motorvoertuigen per etmaal op het Loo en op basis van het verkeersmodel 2020 van een verkeersintensiteit van 8.022 motorvoertuigen per etmaal. Het bestreden besluit is gericht op een herziening van de eerder vastgestelde hogere waarden op basis van de verkeersgegevens en situatie op het Loo zoals deze golden ten tijde van het besluit van 4 april 2011. In de Oplegnotitie van 11 september 2014 van het onderzoeksbureau CroonenBuro 5, die ten grondslag is gelegd aan het bestreden besluit tot vaststelling van de hogere waarde van 61 dB, wordt uitgegaan van verkeersintensiteiten van 8.142 onderscheidenlijk 10.578 en 10.952 motorvoertuigen per etmaal op het Loo. Over dit verschil in verkeersintensiteiten heeft het college ter zitting verklaard dat in het akoestisch onderzoek van Croonen Adviseurs is uitgegaan van een verkeerd weggedeelte en dat ten onrechte het verkeersmodel 2006 is gebruikt in plaats van het verkeersmodel 2010. De Oplegnotitie vermeldt evenwel niet dat ten opzichte van het eerdere akoestisch onderzoek van Croonen Adviseurs is uitgegaan van een ander weggedeelte. Verder kan uit de Oplegnotitie niet worden afgeleid dat de verkeersintensiteiten in dit document zijn berekend op basis van het verkeersmodel 2010, waarbij nog steeds is uitgegaan van dezelfde verkeersgegevens zoals deze bekend waren in 2011. Voorts is de Oplegnotitie niet voldoende duidelijk wat betreft de vraag of bij de berekening van de geluidsbelasting wel of niet is uitgegaan van de herinrichting van het Loo en de in het verlengde hiervan gelegen Broekstraat.
De conclusie is dat uit de Oplegnotitie niet kan worden afgeleid op basis van welke uitgangspunten de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 61 dB is berekend. Het college heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat bij de vaststelling van de hogere waarden in het bestreden besluit is uitgegaan van de verkeerssituatie zoals deze ten tijde van het besluit van 4 april 2011 was. Het bestreden besluit is ondeugdelijk gemotiveerd. Het betoog slaagt.
5. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding het college op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen het in 4.4 geconstateerde gebrek binnen de hierna te noemen termijn te herstellen. Het college dient daartoe alsnog toereikend te motiveren dat in het bestreden besluit bij de vaststelling van de hogere waarde van 61 dB voor de woning op het perceel [locatie] is uitgegaan van de verkeerssituatie zoals die in 2011 bestond, dan wel datt besluit te wijzigen. Het college dient de Afdeling en de andere partij de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. Afdeling 3.4 van de Awb behoeft bij een wijziging van het besluit niet te worden toegepast.
6. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergeijk op om binnen 16 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
1. met inachtneming van overweging 4.4 het bestreden besluit alsnog toereikend te motiveren dan wel het bestreden besluit te wijzigen en
2. de Afdeling en de andere partij de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Kooijman
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 april 2016
177-656.