ECLI:NL:RVS:2016:886
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- A. van Eck
- M. van Loon
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 21 maart 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. Dit verzoek was ingediend door een vreemdeling die in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 19 januari 2016 het beroep van de vreemdeling gegrond had verklaard en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had opgedragen een nieuw besluit te nemen op de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris had eerder, op 28 januari 2015, de aanvraag van de vreemdeling afgewezen.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te voorkomen dat hij zou worden uitgezet, hangende de behandeling van de hoger beroepen. De staatssecretaris had op 21 maart 2016 het rechtmatig verblijf van de vreemdeling beëindigd, wat zou leiden tot zijn uitzetting. De voorzieningenrechter overwoog dat, gezien de argumenten van de staatssecretaris in het hoger beroep, niet kon worden uitgesloten dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet in stand zou blijven. Er waren geen gronden om aan te nemen dat de gevraagde verblijfsvergunning niet geweigerd had mogen worden.
Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid waarmee asielaanvragen en de daaropvolgende rechtsprocedures worden behandeld, en de noodzaak voor vreemdelingen om hun rechtspositie goed te onderbouwen in hoger beroep.