ECLI:NL:RVS:2016:812

Raad van State

Datum uitspraak
16 maart 2016
Publicatiedatum
23 maart 2016
Zaaknummer
201508774/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bestemmingsplan 'Kom Leende-Leenderstrijp 2015' en voorlopige voorziening

Op 16 maart 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'Kom Leende-Leenderstrijp 2015', vastgesteld door de raad van de gemeente Heeze-Leende op 5 oktober 2015. Dit bestemmingsplan voorziet in de oprichting van twee woningen op de percelen Boschhoven 38b en 38c. Verzoekers, waaronder [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2], hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 22 februari 2016 ter zitting behandeld.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek van [verzoeker sub 1] en anderen om het plandeel met de bestemming 'Wonen' voor de percelen te schorsen, niet toewijsbaar was. Dit omdat de verzoekers niet gebaat zijn bij een schorsing, aangezien het vorige bestemmingsplan dezelfde bouwmogelijkheden biedt. Het verzoek van [verzoekster sub 2] werd echter toegewezen, omdat er twijfels bestonden over de deugdelijkheid van de motivering van de raad voor het toestaan van een woning op het perceel [locatie 1]. De voorzieningenrechter schorste de aanduiding 'bouwvlak' voor dit perceel om een onomkeerbare situatie te voorkomen.

De uitspraak leidde tot de conclusie dat het bestemmingsplan niet in zijn geheel geschorst werd, maar enkel voor het perceel [locatie 1]. De raad werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan [verzoekster sub 2] en het griffierecht. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 16 maart 2016.

Uitspraak

201508774/2/R3.
Datum uitspraak: 16 maart 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te Leende, gemeente Heeze-Leende, en anderen (hierna: [verzoeker sub 1] en anderen),
2. [verzoekster sub 2], wonend te Leende, gemeente Heeze-Leende,
en
de raad van de gemeente Heeze-Leende,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 oktober 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Kom Leende-Leenderstrijp 2015" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoekster sub 2] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoeker sub 1] en anderen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. [verzoekster sub 2] heeft dat bij afzonderlijke brief gedaan.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 22 februari 2016, waar [verzoeker sub 1] en anderen, in de personen van [gemachtigden], [verzoekster sub 2], bijgestaan door P.A.M. Vermeer en mr. J.A. Wols, en de raad, vertegenwoordigd door ing. Y.J. Trienekens, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende] gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan bevat aanpassingen in het bestemmingsplan "Kom Leende-Leenderstrijp", die doorgevoerd zijn naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2013, in zaak nr. 201203713/1/R3, over laatstgenoemd bestemmingsplan waarin de Afdeling een aantal onderdelen van dat plan heeft vernietigd en de raad heeft opgedragen hiervoor een nieuw besluit te nemen. Daarnaast bevat het plan een aantal ambtshalve aanpassingen. De verzoeken zijn ingediend binnen de beroepstermijn, waardoor het gehele plan is geschorst.
Het verzoek van [verzoeker sub 1] en anderen
3. Het plan voorziet voor de percelen Boschhoven 38b en 38c (hierna: de percelen) in de oprichting van twee woningen. [verzoeker sub 1] en anderen wonen aan de Boschhoven, in de nabije omgeving van de percelen. Zij vrezen nadelige gevolgen van het plan voor hun woongenot.
4. [verzoeker sub 1] en anderen betogen dat de raad het plandeel met de bestemming "Wonen" voor de percelen ten onrechte heeft vastgesteld. Zij voeren aan dat de projectbesluitprocedure voor de twee woningen niet is afgerond, zodat de raad deze woningen niet mogelijk had mogen maken. Ook stellen zij dat bij het plan ten onrechte de komgrens is verlegd.
4.1. Het vorige bestemmingsplan voor de percelen is het bestemmingsplan "Buitengebied Heeze-Leende 2014". In dat bestemmingsplan waren aan de percelen reeds de bestemming "Wonen" en een bouwvlak toegekend.
Ingevolge artikel 23, lid 23.1, onder a, van de planregels van dit bestemmingsplan zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor wonen.
4.2. In het voorliggende plan zijn aan de percelen eveneens de bestemming "Wonen" en een bouwvlak toegekend.
Ingevolge artikel 21, lid 21.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor woningen, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep.
4.3. De voorzieningenrechter stelt vast dat [verzoeker sub 1] en anderen bij een schorsing van het bestreden besluit, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" voor de percelen, niet zijn gebaat, nu zij daarmee niet kunnen bereiken dat de bouwmogelijkheden voor de percelen worden weggenomen. Daarbij is van belang dat na deze schorsing het vorige bestemmingsplan voor de percelen blijft gelden en dat in dat bestemmingsplan dezelfde bouwmogelijkheden voor de percelen zijn opgenomen als die in het voorliggende plan. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
Het verzoek van [verzoekster sub 2]
5. Het plan voorziet in een nieuwe woning op het perceel [locatie 1]. [verzoekster sub 2] woont op het naastgelegen perceel [locatie 2] en vreest de nadelige gevolgen van het plan voor haar woongenot. Ook vreest zij voor problemen met de afwatering van haar perceel en stelt zij dat natuurwaarden ter plaatse verloren zullen gaan. Daartoe wijst zij erop dat ten gevolge van de uitvoering van het plan een op het bouwperceel aanwezig ven teniet gaat.
6. [verzoekster sub 2] betoogt dat de raad met het besluit om een bouwvlak toe te staan op het perceel [locatie 1] in strijd handelt met het eerdere eigen standpunt om geen woningtoevoeging toe te staan, omdat de toevoeging van een woning op dit perceel geen ruimtelijke kwaliteitsverbetering oplevert en het algemeen belang hiermee niet is gediend. Dit standpunt heeft de Afdeling in de uitspraak van 12 juni 2013 niet onredelijk geacht. Door zonder deugdelijke motivering alsnog de bouw van een woning op het perceel [locatie 1] bij het plan mogelijk te maken handelt de raad volgens [verzoekster sub 2] in strijd met het vertrouwens- en het rechtzekerheidsbeginsel. Er zijn volgens haar geen gewijzigde omstandigheden die het alsnog opnemen van een bouwmogelijkheid thans zouden kunnen rechtvaardigen.
6.1. In het ontwerp-plan "Kom Leende-Leenderstrijp 2015" was geen bouwmogelijkheid voor een woning op het perceel [locatie 1] opgenomen. Hiertegen heeft [belanghebbende] een zienswijze ingediend. Bij amendement heeft de raad op 5 oktober 2015 besloten om onder meer deze zienswijze gegrond te verklaren en om een woonbestemming op te nemen, zoals deze was verwerkt in het bestemmingsplan dat aan de raad is aangeboden op 23 augustus 2012, aldus staat in het amendement. De raad heeft daartoe overwogen dat "het gedachtegoed achter de toenmalige amendering niet is gewijzigd, maar dat, alles opnieuw overwegende, er meer gewicht moet worden toegekend aan het vertrouwensbeginsel en aan de geleverde tegenprestatie".
6.2. Uit de hiervoor onder 2 genoemde uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2013 kan worden afgeleid dat de raad bij de vaststelling van het vorige plan bij amendement "Particuliere woningtoevoegingen en woningsplitsingen" heeft besloten dat woningtoevoeging alleen is toegestaan indien dit voldoende ruimtelijke kwaliteitswinst oplevert of daarmee een algemeen belang is gediend. Ook was in die uitspraak in het kader van een mogelijke principe-toezegging aan [belanghebbende] een brief van het college van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2006 aan de orde en is in die uitspraak vastgesteld dat in die brief het voorbehoud is gemaakt dat de mogelijkheid om, na afloop van de pilot "Bouwen binnen strakke contouren", medewerking te verlenen aan de bouw van een woning afhankelijk is van het aantal nieuwe woningen dat mag worden gebouwd en het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid. De Afdeling heeft het standpunt van de raad dat ter zake van het perceel aan de [locatie 1] niet is voldaan aan de in het amendement "Particuliere woningtoevoegingen en woningsplitsingen" opgenomen voorwaarde in die procedure over het vorige bestemmingsplan niet onredelijk geacht.
6.3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat in deze procedure een nieuw bestemmingsplan voorligt en dat het op zich past binnen de beleidsvrijheid die de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft om een nieuwe bestuurlijke afweging te maken ter zake van de aan te wijzen bestemmingen en te geven regels op grond van actuele planologische inzichten en na afweging van alle daarbij betrokken belangen. Dit laat evenwel onverlet dat een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, waarbij een wijziging van het geldende planologisch regime mogelijk wordt gemaakt, op een deugdelijke motivering moet berusten. In hetgeen [verzoekster sub 2] heeft aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter aanleiding tot twijfel of het thans bestreden vaststellingsbesluit op een voldoende deugdelijke motivering berust. Voor zover de raad stelt dat het vertrouwen is gewekt dat in een woning op het perceel zou worden voorzien, is deze niet onderbouwde stelling, mede bezien in het licht van de uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2013, onvoldoende. Voorts is uit het bestreden besluit niet duidelijk af te leiden of het eerder ingenomen standpunt over "Particuliere woningtoevoegingen en woningsplitsingen" is verlaten dan wel waarom daarvan kan worden afgeweken. Naar voorts ter zitting is gebleken, heeft de overweging van de raad over de geleverde tegenprestatie geen betrekking op het perceel aan de [locatie 1]. Ter zitting is van de zijde van de raad gesteld dat ten tijde van de vaststelling van het vorige plan de ontwikkeling van de uitbreidingslocatie Bulders de hoogste prioriteit had en dat de ontwikkeling van deze woningbouwlocatie, waar ongeveer 350 woningen waren voorzien, inmiddels een lagere prioriteit heeft gekregen, zodat er in het gemeentelijke woningbouwprogramma ruimte is ontstaan voor een woning op het perceel [locatie 1]. Dat de prioriteit voor de ontwikkeling van woningbouwlocatie Bulders lager is komen te liggen en dat als gevolg van deze lagere prioritering in het woningbouwprogramma ruimte is ontstaan voor een woning op het perceel [locatie 1] heeft de raad niet met stukken toegelicht. Voor zover de raad daartoe stelt dat de situatie op de woningmarkt verbetert, is deze enkele stelling niet voldoende. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter het niet uitgesloten dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de raad de keuze om in dit plan een woning toe te staan niet voldoende heeft gemotiveerd.
6.4. Nu voorts ter zitting is gebleken dat [belanghebbende] voornemens is een aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwen in te dienen, zodra het plan in werking treedt, ziet de voorzieningenrechter, gelet op de betrokken belangen, aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen en ten einde een onomkeerbare situatie te voorkomen de aanduiding "bouwvlak" voor het perceel [locatie 1] te schorsen.
Slotoverwegingen
7. Gelet op het voorgaande is het plan niet langer van rechtswege in zijn geheel geschorst, maar enkel voor zover het betreft de aanduiding "bouwvlak" voor het perceel [locatie 1]. Voor het overige treedt het plan met de openbaarmaking van deze uitspraak in werking.
8. Ten aanzien van het verzoek van [verzoeker sub 1] en anderen bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Ten aanzien van het verzoek van [verzoekster sub 2] dient de raad op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Heeze-Leende van 5 oktober 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kom Leende-Leenderstrijp 2015", voor zover het betreft de aanduiding "bouwvlak" voor het perceel [locatie 1];
II. wijst het verzoek van [verzoeker sub 1] en anderen af;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Heeze-Leende tot vergoeding van bij [verzoekster sub 2] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Heeze-Leende aan [verzoekster sub 2] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. K.S. Man, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Man
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2016
629.