ECLI:NL:RVS:2016:811

Raad van State

Datum uitspraak
15 maart 2016
Publicatiedatum
23 maart 2016
Zaaknummer
201600936/1/V3 en 201600937/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • R. van der Spoel
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing asielaanvragen door staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

In deze zaak gaat het om hoger beroep van twee vreemdelingen tegen de besluiten van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die op 20 januari 2016 hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling heeft genomen. De rechtbank Den Haag heeft op 4 februari 2016 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. M. Spanens, hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraken. De Raad van State heeft op 15 maart 2016 uitspraak gedaan.

De Raad van State oordeelt dat de rechtbank niet is ingegaan op de beroepsgrond van de vreemdelingen dat de staatssecretaris ten onrechte heeft bepaald dat zij Nederland onmiddellijk dienen te verlaten. Dit oordeel is gebaseerd op een eerdere uitspraak van de Afdeling van 5 november 2015. De Raad van State verklaart de hoger beroepen gegrond en vernietigt de uitspraken van de rechtbank.

De besluiten van de staatssecretaris van 20 januari 2016 worden vernietigd voor zover daarbij is bepaald dat de vreemdelingen Nederland onmiddellijk dienen te verlaten. De Raad van State oordeelt dat de aanvragen van de vreemdelingen niet in behandeling zijn genomen, wat de rechtmatigheid van de besluiten niet aantast. De staatssecretaris wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in totaal € 1.488,00 bedragen, toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

201600936/1/V3 en 201600937/1/V3
Datum uitspraak: 15 maart 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:
1. [vreemdeling 1] en
2. [vreemdeling 2],
mede voor hun minderjarige kinderen,
tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 4 februari 2016 in zaken nrs. 16/1109 en 16/1113 in de gedingen tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 20 januari 2016 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen niet in behandeling genomen. Deze besluiten zijn aangehecht.
Bij onderscheiden uitspraken van 4 februari 2016 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraken zijn aangehecht.
Tegen deze uitspraken hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. M. Spanens, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld. De hogerberoepschriften zijn aangehecht.
De staatssecretaris heeft verweerschriften ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Hetgeen in de eerste, tweede en derde grief is aangevoerd kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraken leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, met dat oordeel volstaan.
2. In de vierde grief klagen de vreemdelingen dat de rechtbank niet is ingegaan op de beroepsgrond dat, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 5 november 2015 in zaak nr. 201503958/1/V3, ten onrechte in de besluiten van 20 januari 2016 is bepaald dat de vreemdelingen Nederland onmiddellijk dienen te verlaten.
2.1. De klacht is terecht voorgedragen, zodat, gelet op voormelde uitspraak van de Afdeling, de rechtbank niet heeft onderkend dat de staatssecretaris in het besluiten van 20 januari 2016 ten onrechte heeft bepaald dat de vreemdelingen Nederland onmiddellijk dienen te verlaten. De grief slaagt derhalve.
3. De hoger beroepen zijn kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraken dienen te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling, gelet op het vorenstaande, de beroepen van de vreemdelingen tegen de besluiten van 20 januari 2016 alsnog gegrond verklaren. Deze besluiten komen voor vernietiging in aanmerking, voor zover daarbij is bepaald dat de vreemdelingen Nederland onmiddellijk dienen te verlaten. Dat aan de vreemdelingen ten onrechte een vertrektermijn is opgelegd doet niet af aan de rechtmatigheid van de besluiten van 20 januari 2016, voor zover daarbij de aanvragen van de vreemdelingen niet in behandeling zijn genomen.
4. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat sprake is van samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht, in die zin dat bij de vaststelling van de proceskosten wordt uitgegaan van één zaak.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de hoger beroepen gegrond;
II. vernietigt de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 4 februari 2016 in zaken nrs. 16/1109 en 16/1113;
III. verklaart de door de vreemdelingen bij de rechtbank in die zaken ingestelde beroepen gegrond;
IV. vernietigt de besluiten van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 20 januari 2016, V-nummers […], […], […], […], […] en […], voor zover daarbij is bepaald dat de vreemdelingen Nederland onmiddellijk dienen te verlaten;
V. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van de beroepen en hoger beroepen opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.488,00 (zegge: veertienhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Snijders, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Snijders
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2016
279