201401043/2/R4.
Datum uitspraak: 23 maart 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Alphen aan den Rijn,
2. [appellant sub 2], wonend te Alphen aan den Rijn,
en
de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 november 2013, kenmerk 2013/58366, heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Alphen Noord" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten sub 1] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2015, waar onder meer [appellanten sub 1], bijgestaan door mr. I.M. van der Heijden, advocaat te Den Haag, [appellant sub 2], bijgestaan door mr. L.C.J. Dekkers, advocaat te Alphen aan den Rijn, en de raad, vertegenwoordigd door G.J. Faken-Oudekerk en mr. C.M.I. Logtmeijer, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij uitspraak, onderscheidenlijk tussenuitspraak van 8 april 2015 in zaak nr. 201401043/1/R4 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 28 november 2013 te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 24 september 2015, kenmerk 2015/32889, heeft de raad ter uitvoering van voormelde tussenuitspraak, het bestemmingsplan "Buitengebied Alphen Noord" herzien voor het perceel naast [locatie] te Alphen aan den Rijn, kadastraal bekend als Gemeente Oudshoorn, sectie B, nummer 4984.
[appellanten sub 1] en [appellant sub 2] zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen over de wijze waarop de raad gevolg heeft gegeven aan de opdracht van de Afdeling naar voren te brengen. Zij hebben daarvan geen gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Het besluit van 28 november 2013
1. De tussenuitspraak heeft betrekking op het plandeel met de bestemming "Agrarisch met waarden - landschap 1" voor het perceel [locatie] te Alphen aan den Rijn, met inbegrip van de naastgelegen gronden, kadastraal bekend als Gemeente Oudshoorn, sectie B, nummer 4984. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling naar aanleiding van de beroepen van [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] geoordeeld dat dit plandeel is vastgesteld in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2. Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak zijn de beroepen van [appellanten sub 1] en [appellant sub 2], voor zover deze zijn gericht tegen het besluit van 28 november 2013, gegrond. Het besluit van 28 november 2013 dient te worden vernietigd, wat voormeld plandeel betreft.
3. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 5.6 van de tussenuitspraak ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Agrarisch met waarden - landschap 1" voor het perceel [locatie] te Alphen aan den Rijn, met inbegrip van de naastgelegen gronden, kadastraal bekend als Gemeente Oudshoorn, sectie B, nummer 4984, een andere planregeling vast te stellen die ertoe strekt de bestaande situatie van de paardenstal en de paardenwei voor zover dat door de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening passend wordt geacht te legaliseren.
Het besluit van 24 september 2015
4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij het besluit van 24 september 2015 het plan als volgt herzien voor het perceel naast [locatie], kadastraal bekend als Gemeente Oudshoorn, sectie B, nummer 4984:
• Op de inventarisatiekaart (Bijlage 6 behorende bij de planregels) is aan het perceel de functiekleur "Hobbymatige paardensportactiviteiten en tuinen" gegeven waardoor de verklaring van de inventarisatiekaart ook is aangepast;
• De aanwezige paardenstal heeft een bouwvlak gekregen op de verbeelding en op de inventarisatiekaart is bovendien aan dit bouwwerk de functie "paardenstal" toegekend;
• In artikel 3, lid 3.2, onder p, van de planregels is "voorzieningen ten behoeve van hobbymatige paardensportactiviteiten en tuinen" toegevoegd;
• In artikel 3, lid 3.3.2, onder k, van de planregels (specifieke bouwregels voor niet-agrarische functies) is "voorzieningen ten behoeve van hobbymatige paardensportactiviteiten" toegevoegd en in de bijhorende bijlage 1 van de regels zijn voor het perceel specifieke bouwregels opgenomen;
• De paardenweide/-bak heeft de aanduiding "Paardenbak" gekregen op de verbeelding en de inventarisatiekaart.
Voorts is bij dit besluit de plangrens afgestemd op die van het bestemmingsplan "N207-Noord", dat op 10 april 2014 is vastgesteld door de raad.
5. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb hebben de beroepen van [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] van rechtswege mede betrekking op het besluit van 24 september 2015.
6. [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] hebben naar aanleiding van het besluit van 24 september 2015 geen zienswijzen ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat zij geen bezwaren hebben tegen het besluit van 24 september 2015. De beroepen van [appellanten sub 1] en [appellant sub 2], voor zover deze zijn gericht tegen het besluit van 24 september 2015, zijn ongegrond.
In stand laten rechtsgevolgen
7. Het besluit van 24 september 2015 herziet het besluit van 28 november 2013 ten aanzien van het onder 1 vermelde plandeel op de onder 4 weergegeven onderdelen. Het besluit van 24 september 2015 voorziet derhalve niet in een volledige planregeling voor het desbetreffende plandeel. Een enkele vernietiging van het besluit van 28 november 2013 ten aanzien van dit plandeel zou ertoe leiden dat er geen volledige planregeling meer is voor dit plandeel. De Afdeling ziet daarom aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van het besluit van 28 november 2013 in stand te laten voor zover het voormeld plandeel betreft, doch niet voor zover uit het besluit van 24 september 2015 andere rechtsgevolgen voortvloeien dan uit het besluit van 28 november 2013.
8. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
Proceskosten
9. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen, voor zover deze zijn gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn van 28 november 2013, gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn van 28 november2013, kenmerk 2013/58366, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Alphen Noord", wat betreft het plandeel met de bestemming "Agrarisch met waarden - landschap 1" voor het perceel [locatie] te Alphen aan den Rijn, met inbegrip van de naastgelegen gronden, kadastraal bekend als Gemeente Oudshoorn, sectie B, nummer 4984;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 28 november 2013 in stand blijven voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Agrarisch met waarden - landschap 1" voor het perceel [locatie] te Alphen aan den Rijn, met inbegrip van de naastgelegen gronden, kadastraal bekend als Gemeente Oudshoorn, sectie B, nummer 4984, doch niet voor zover uit het besluit van de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn van 24 september 2015 andere rechtsgevolgen voortvloeien dan uit het besluit van 28 november 2013;
IV. verklaart de beroepen, voor zover deze zijn gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn van 24 september 2015, ongegrond;
V. draagt de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel III wordt verwerkt op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
VI. veroordeelt de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn tot vergoeding van bij [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
veroordeelt de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, en € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 2] vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. R.J.J.M. Pans en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Kuipers
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2016
271.