ECLI:NL:RVS:2016:764

Raad van State

Datum uitspraak
23 maart 2016
Publicatiedatum
23 maart 2016
Zaaknummer
201505195/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag schuldhulpverlening op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 9 juni 2015 hun beroep tegen de afwijzing van hun aanvraag voor schuldhulpverlening ongegrond verklaarde. De aanvraag was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen op 18 juni 2014, omdat de schuldenpositie van appellanten niet duidelijk was. Het college stelde dat de aard en omvang van de schulden helder moesten zijn om een aanbod aan schuldeisers te kunnen doen. Appellanten voerden aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hun schuldenpositie onduidelijk was en dat de rechtszaken die zij hadden aangespannen geen belemmering voor schuldhulpverlening vormden.

De Raad van State heeft de zaak op 23 maart 2016 behandeld. Tijdens de zitting op 29 januari 2016 was mr. P.P.F. Tummers, advocaat te Nijmegen, aanwezig om appellanten bij te staan. De Raad overwoog dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de schuldenpositie van appellanten niet duidelijk was, en dat het college op basis daarvan de aanvraag om schuldhulpverlening kon afwijzen. De mededelingen van een medewerker van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) over de rechtszaken werden niet als bindend beschouwd en hadden geen betrekking op de specifieke schuldenpositie van appellanten.

Uiteindelijk bevestigde de Raad van State de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat daarvoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 23 maart 2016.

Uitspraak

201505195/1/A2.
Datum uitspraak: 23 maart 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te Nijmegen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 juni 2015 in zaak nr. 14/8758 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen.
Procesverloop
Bij besluit van 18 juni 2014 heeft het college een aanvraag van [appellanten] om schuldhulpverlening op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (hierna: Wgs) afgewezen.
Bij besluit van 6 november 2014 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 juni 2015 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 januari 2016, waar [appellanten], bijgestaan door mr. P.P.F. Tummers, advocaat te Nijmegen, is verschenen.
Overwegingen
1. Aan het besluit van 6 november 2014 heeft het college ten grondslag gelegd dat de schuldenpositie van [appellanten] niet duidelijk is, aangezien zij nog rechtszaken hebben lopen. Volgens het college dienen de aard en de omvang van de schulden duidelijk te zijn, omdat het anders geen aanbod kan doen aan de schuldeisers.
2. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wgs stelt de gemeenteraad een plan vast dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening aan de inwoners van zijn gemeente.
Ingevolge het derde lid bevat het plan de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren beleid betreffende integrale schuldhulpverlening en het voorkomen dat personen schulden aangaan die ze niet kunnen betalen.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, is het college verantwoordelijk voor de schuldhulpverlening aan de inwoners van zijn gemeente en voert daarbij het plan, bedoeld in artikel 2, eerste lid, uit.
De gemeenteraad heeft, ter uitvoering van artikel 2, eerste lid, van de Wgs, het beleidsplan "Schuldhulpverlening 2012-2015" vastgesteld. Het college heeft dit plan uitgewerkt in de Beleidsregels schuldhulpverlening 2014 (hierna: Beleidsregels).
Volgens artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregels verleent het college aan verzoeker schuldhulpverlening, gebaseerd op de uitgangspunten zoals neergelegd in het beleidsplan. Of de gemeente schuldhulpverlening aanbiedt en de vorm waarin de gemeente schuldhulpverlening aanbiedt, is van meerdere factoren afhankelijk en kan dus per situatie verschillen. De factoren die een rol kunnen spelen zijn:
a. aard c.q. omvang van de schulden […].
3. [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hun schuldenpositie niet duidelijk is en het college hun aanvraag om die reden heeft kunnen afwijzen. Volgens [appellanten] heeft de rechtbank niet onderkend dat de rechtszaken die zij hebben aangespannen er slechts toe kunnen leiden dat hun schulden afnemen. Zij wijzen in dit verband op twee e-mails van een senior juridisch medewerker van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (hierna: NVVK), waarin te kennen wordt gegeven dat dergelijke rechtszaken geen belemmering vormen voor schuldhulpverlening.
3.1. [appellanten] kunnen niet worden gevolgd in hun standpunt dat hun schuldenpositie duidelijk is. Zoals zij zelf hebben aangevoerd, kunnen de juridische procedures die zij op het moment voeren ertoe leiden dat hun schulden afnemen. Daargelaten de vraag of mededelingen van een medewerker van de NVVK het college kunnen binden, hebben de mededelingen van de medewerker van de NVVK in dit geval geen betrekking op de schuldenpositie van [appellanten] en kan het beroep van [appellanten] op deze e-mails hun reeds daarom niet baten. Uit het vorenstaande volgt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college terecht heeft geconcludeerd dat de schuldenpositie van [appellanten] niet duidelijk is en het de schuldhulpverlening om deze reden heeft kunnen weigeren. Dat de rechtbank een specifieke procedure die [appellanten] voeren verkeerd heeft geduid, zoals zij stellen, wat hiervan ook zij, doet hieraan niet af.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Dijkshoorn
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2016
735.