201503381/1/R4.
Datum uitspraak: 16 maart 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Coevorden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 februari 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Geesbrug, Witte Menweg, Bungalowpark Het Zuiderveld" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2015, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door H.J.R. Ellen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend. Er zijn nog stukken ontvangen van de raad en [appellant]. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
Met toestemming van partijen is afgezien van verdere behandeling van de zaak ter zitting.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor het recreatiepark "Bungalowpark Het Zuiderveld" (hierna: Het Zuiderveld).
3. [appellant] is eigenaar van een recreatiewoning op Het Zuiderveld. Zijn beroep richt zich tegen artikel 5, lid 5.2.1, aanhef en onder e, van de planregels, dat bepaalt dat op gronden met de bestemming "Recreatie" vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet zijn toegestaan.
4. [appellant] voert aan dat het plan ten onrechte het oprichten van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor recreatiewoningen op Het Zuiderveld niet toestaat.
Volgens hem zijn er andere mogelijkheden om "verrommeling" van recreatieparken tegen te gaan dan een algeheel verbod op vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
Verder is het plan volgens hem in strijd met het gelijkheidsbeginsel vastgesteld. Hij wijst erop dat de raad gelijktijdig met het plan ook de bestemmingsplannen voor de recreatieparken De Tip, Ermerzand en Wico heeft vastgesteld, waar wel vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan. Het standpunt van de raad dat in het verleden voor die parken een ander planologisch regime gold, gaat volgens [appellant] niet op omdat vanaf het jaar 2005 zowel voor Het Zuiderveld als voor die drie parken het bestemmingsplan "Facet-bestemmingsplan Uniforme regeling recreatiewoonverblijven" (hierna: het facetbestemmingsplan) gold, dat het realiseren van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet toestond. [appellant] stelt voorts dat vóór het jaar 2005 − onder het bestemmingsplan "Buitengebied Oosterhesselen 1996" − ook op Het Zuiderveld vrijstaande bijbehorende bouwwerken waren toegestaan, aangezien daarvoor een viertal vergunningen is verleend. Op Het Zuiderveld zijn volgens hem in het verleden, net als op de drie voornoemde parken, veel vrijstaande bijbehorende bouwwerken gerealiseerd.
Ten slotte voert [appellant] aan dat bij hem de verwachting is gewekt dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken op Het Zuiderveld zouden worden toegestaan. In dat kader wijst [appellant] onder meer op de regels en de toelichting van het voorontwerpplan en op de notitie "Notitie van uitgangspunten Bestemmingsplannen voor recreatieterreinen Gemeente Coevorden" (hierna: de notitie).
4.1. De raad stelt dat in de notitie wordt uitgegaan van een uniforme regeling voor alle recreatieparken, maar daarin geen beslissing is genomen over vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Volgens de raad dient in ogenschouw te worden genomen dat de recreatieterreinen De Tip, Ermerzand en Wico zijn gelegen in de voormalige gemeente Sleen en Het Zuiderveld in de voormalige gemeente Oosterhesselen. In beide gemeenten gold een ander regime met betrekking tot de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Op grond van het voorheen voor Het Zuiderveld geldende bestemmingsplan "Buitengebied Oosterhesselen 1996" en het facetbestemmingsplan waren vrijstaande bijbehorende bouwwerken op Het Zuiderveld niet toegestaan, aldus de raad. Op de parken De Tip, Ermerzand en Wico was de realisatie van vrijstaande bijbehorende bouwwerken op basis van voorgaande bestemmingsplannen wel toegestaan. Met de recente actualisatie van de bestemmingsplannen heeft de raad geprobeerd waar mogelijk de planregels gelijk te trekken. Omdat er op de parken De Tip, Ermerzand en Wico in het verleden veel vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn gerealiseerd, deels met en deels zonder vergunning, heeft de raad bij de vaststelling van de bestemmingsplannen voor deze parken besloten vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet expliciet uit te sluiten. Hoewel de raad de realisatie van vrijstaande bijbehorende bouwwerken vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk acht, stelt de raad zich op het standpunt hiermee een eenduidig en consistent beleid te voeren.
4.2. Ingevolge artikel 5, lid 5.2.1, aanhef en onder e, van de planregels zijn voor recreatiewoningen vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet toegestaan.
4.3. In artikel 2, eerste lid, onder f, van de voorschriften van het voorheen geldende facetbestemmingsplan is voor het bouwen van recreatiewoonverblijven bepaald dat uitsluitend aangebouwde bijgebouwen zijn toegestaan tot een bebouwde oppervlakte tot ten hoogste 10 m². In afwijking hiervan zijn vrijstaande bijgebouwen toegestaan overeenkomstig de bestaande situatie.
4.4. Aan de gronden van Het Zuiderveld was op grond van het bestemmingsplan "Buitengebied Oosterhesselen 1996" de bestemming "jonge veldontginningen" toegekend.
Op grond van artikel 8, derde lid, onder c, van de voorschriften van dit plan gold voor recreatiewoningen (inclusief bijgebouwen) een maximaal bebouwd oppervlak van 80 m² en een gemiddelde perceelsoppervlakte per recreatiewoning van ten minste 300 m².
Op grond van het bepaalde onder e waren aan- en bijgebouwen bij burgerwoningen toegestaan tot een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 m en 6 m. De gezamenlijke oppervlakte van woning en aan- en bijgebouwen was beperkt tot maximaal 200 m². Indien de oppervlakte van de bestaande woning groter was dan 150 m², was maximaal 50 m² aan aan- en bijgebouwen toegestaan. De bijgebouwen dienden in de directe omgeving van de woning te worden gebouwd.
4.5. Op 4 september 2012 heeft de raad de notitie vastgesteld. In deze notitie wordt de wenselijkheid van een uniforme regeling voor alle recreatieparken binnen de gemeente als uitgangspunt genomen. In de notitie is geen standpunt ingenomen over de vraag hoe om te gaan met vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Omdat op Het Zuiderveld op grond van het voorheen geldende facetbestemmingsplan en artikel 8, derde lid, onder c, van de voorschriften van het daarvóór geldende bestemmingsplan "Buitengebied Oosterhesselen 1996" vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet waren toegestaan, heeft de raad in zoverre geen aanleiding behoeven te zien deze bij het plan toe te staan. Voor zover [appellant] betoogt dat onder het bestemmingsplan "Buitengebied Oosterhesselen 1996" op Het Zuiderveld vrijstaande bijbehorende bouwwerken waren toegestaan, gelet op vergunningen die hiervoor zijn verleend, overweegt de Afdeling dat uit de hiervoor genoemde bepalingen van dit plan, in onderlinge samenhang bezien, blijkt dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor recreatiewoningen niet waren toegestaan, nu alleen voor burgerwoningen was voorzien in de mogelijkheid om deze in de directe omgeving van de woning te bouwen. Verder kan uit de omstandigheid dat onder dit plan vergunningen zijn verleend niet worden afgeleid dat dit plan vrijstaande bijbehorende bouwwerken toestond. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat bij hem bekend is dat een vergunning abusievelijk is verleend, omdat ervan werd uitgegaan dat het een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij een burgerwoning betrof. De raad acht voorts de realisatie van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk. De Afdeling acht dit niet onredelijk. Gelet hierop en nu [appellant] niet heeft onderbouwd welke andere regeling volgens hem "verrommeling" door vrijstaande bijbehorende bouwwerken op Het Zuiderveld kan tegengaan, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat artikel 5, lid 5.2.1, aanhef en onder e, van de planregels strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het betoog faalt.
4.6. Ten aanzien van het beroep van [appellant] op het gelijkheidsbeginsel, overweegt de Afdeling als volgt. Zoals [appellant] heeft gesteld, gold vanaf het jaar 2005 niet alleen voor Het Zuiderveld, maar ook voor De Tip, Ermerzand en Wico het facetbestemmingsplan. Het facetbestemmingsplan bepaalde echter niet alleen dat uitsluitend aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen mochten worden opgericht, maar ook dat in afwijking hiervan vrijstaande bijbehorende bouwwerken overeenkomstig de bestaande situatie waren toegestaan. Tussen partijen is niet in geschil dat op de recreatieparken De Tip, Ermerzand en Wico vóór de inwerkingtreding van het facetbestemmingsplan in het jaar 2005 vrijstaande bijbehorende bouwwerken waren toegestaan. De omstandigheid dat alle voornoemde recreatieparken vanaf het jaar 2005 vielen onder het facetbestemmingsplan betekent reeds vanwege het vorenstaande niet dat de parken onder dat plan dermate gelijkgeschakeld zijn dat de raad gehouden was nu voor al deze parken een gelijkluidend planologisch regime vast te stellen. Het betoog faalt.
4.7. Ten aanzien van het beroep van [appellant] op het vertrouwensbeginsel, overweegt de Afdeling dat het voorontwerpplan geen deel uitmaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. [appellant] kon aan het voorontwerp van het plan niet het in rechte te honoreren vertrouwen ontlenen dat het plan ten opzichte van het voorontwerp niet ten nadele van hem zou worden vastgesteld. Verder is, zoals hiervoor overwogen, in de notitie geen standpunt ingenomen over vrijstaande bijbehorende bouwwerken. [appellant] heeft ook overigens niet aannemelijk gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat het plan vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor recreatiewoningen op het recreatiepark zou toestaan. Het betoog faalt.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.
w.g. Koeman w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2016
271-817.