201508675/2/R3.
Datum uitspraak: 4 maart 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Heusden, gemeente Asten,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Asten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 oktober 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Heusden Behelp 13 (Camping de Peel) 2014" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 februari 2016, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. G.C.G. Raymakers, advocaat te Helmond, en de raad, vertegenwoordigd door ing. S.F. Olschewsky, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], bijgestaan door mr. E.T. Stevens, gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Aan de Behelp 13 ligt een recreatieterrein waarop het recreatiebedrijf van Camping de Peel is gevestigd. Het plan voorziet aan de noordoostelijke zijde van het recreatieterrein in een uitbreiding. Op het nieuwe deel van het recreatieterrein is Camping de Peel voornemens een receptiegebouw, lodges, kampeerplaatsen en parkeerplaatsen te realiseren. Ten noordwesten van het recreatieterrein ligt aan de overzijde van de Behelp een perceel, kadastraal bekend gemeente Asten, sectie P, nummer 750 (hierna: het perceel) dat Camping de Peel in gebruik heeft als hooiland en voor sport- en spelactiviteiten ten behoeve van haar recreatiebedrijf. Met het plan wordt ook beoogd deze sport- en spelactiviteiten mogelijk te maken. [verzoeker] woont op het perceel aan de [locatie] dat op een afstand van ongeveer 65 m van het recreatieterrein ligt en op een afstand van ongeveer 180 m van het perceel. Hij vreest de nadelige gevolgen van het plan voor zijn woongenot.
3. [verzoeker] betoogt dat de raad ten onrechte het plandeel met de bestemming "Recreatie" voor het recreatieterrein heeft vastgesteld, voor zover het betreft de uitbreidingsmogelijkheid aan de noordoostelijke zijde van het recreatieterrein. Ook heeft de raad ten onrechte de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - sport en spel" voor het perceel vastgesteld. Daartoe voert [verzoeker] aan dat de voorziene uitbreidingsmogelijkheden voor het recreatiebedrijf in strijd zijn met het gemeentelijke beleid, zoals onder meer is neergelegd in de "Toekomstvisie de Advance, 2006". Ook zijn deze uitbreidingsmogelijkheden volgens [verzoeker] in strijd met de Verordening ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant. Voorts voert hij onder meer aan dat de Behelp niet is berekend op de toename van het verkeer als gevolg van de uitbreiding van het recreatiebedrijf en dat de raad ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de verkeersoverlast die hij zal ondervinden.
3.1. Aan het perceel zijn de bestemming "Agrarisch - Landschappelijke waarden" en de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - sport en spel" toegekend.
Ingevolge artikel 1, onder 1.44, van de planregels wordt verstaan onder sport- en spelactiviteiten activiteiten van sportieve aard met een agrarische achtergrond die ten dienste staan van een recreatiebedrijf. Voorbeelden van sport- en spelactiviteiten zijn boerengolf, speurtochten en GPS-tochten.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, onder e, zijn de voor "Agrarisch - Landschappelijke waarden" aangewezen gronden bestemd voor nevenactiviteiten, voor zover genoemd in 3.3.
Ingevolge lid 3.3.1 worden ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - sport en spel" naast het agrarisch grondgebruik sport- en spelactiviteiten toegestaan, onder navolgende voorwaarden:
a. de nevenactiviteit dient ten dienste te staan aan het recreatiebedrijf zoals genoemd in artikel 4 ("Recreatie");
b. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
c. er wordt geen afbreuk gedaan aan de landschappelijke waarden;
d. lawaaisporten zijn niet toegestaan.
Aan het recreatieterrein aan de Behelp 13 is de bestemming "Recreatie" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, zijn de voor "Recreatie" aangewezen gronden bestemd voor:
a. een recreatiebedrijf met camping en (gemeenschappelijke) voorzieningen voor dag- en verblijfsrecreatie met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen;
b. […];
c. 70 kampeerplaatsen;
d. 20 huuraccomodaties.
3.2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een spoedeisend belang ontbreekt bij het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Recreatie" voor het perceel Behelp 13. Daarbij is van belang dat [partij], directeur van Camping de Peel, ter zitting heeft toegezegd dat hij in afwachting van de uitspraak van de Afdeling in de bodemprocedure de nieuwe mogelijkheden op de noordoostelijke zijde van het recreatieterrein niet zal benutten voordat het plan onherroepelijk is en hij derhalve ook geen omgevingsvergunning voor bouwen zal aanvragen. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in zoverre af te wijzen.
Daarbij gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat, indien hangende de bodemprocedure niettemin een aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen op dit deel van het recreatieterrein wordt ingediend, hiervan onverwijld mededeling wordt gedaan aan [verzoeker] opdat hij desgewenst een nieuw verzoek om een voorlopige voorziening kan indienen.
3.3. Wat betreft de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - sport en spel" voor het perceel is niet aannemelijk dat de inwerkingtreding van het plan tot een feitelijk onomkeerbare situatie zal leiden, gezien de aard en omvang van de sport- en spelactiviteiten, die reeds plaatsvinden. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in zoverre af te wijzen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. K.S. Man, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Man
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2016
629.