ECLI:NL:RVS:2016:660

Raad van State

Datum uitspraak
9 maart 2016
Publicatiedatum
9 maart 2016
Zaaknummer
201504937/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentie woningtoewijzing door college van burgemeester en wethouders van Woerden

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 4 juni 2015 zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor urgentie voor woningtoewijzing ongegrond verklaarde. De aanvraag was door het college van burgemeester en wethouders van Woerden op 15 augustus 2014 afgewezen. Het college had de aanvraag afgewezen omdat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden van de Regionale Huisvestingsverordening 2013 van de gemeente Woerden. De appellant had aangevoerd dat hij lijdt aan rugklachten en COPD, en dat zijn huidige woning niet meer geschikt was. Hij had ook aangegeven dat hij in Haarlem wilde wonen, waar zijn familie woont. Het college had echter geoordeeld dat de appellant alleen een aanvraag voor urgentie in de gemeente Woerden kon indienen.

De rechtbank oordeelde dat het college terecht had geoordeeld dat de appellant niet in aanmerking kwam voor urgentie, omdat de verordening dit niet toestond. De appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat het college hem niet goed had geïnformeerd over de mogelijkheden en dat de afwijzing op medische gronden niet terecht was. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat hij recht had op urgentie. De Raad van State oordeelde dat de verordening niet in strijd was met de Nederlandse en Europese wetgeving en dat de appellant geen redenen had aangevoerd die de afwijzing konden onderbouwen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

201504937/1/A3.
Datum uitspraak: 9 maart 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Zegveld, gemeente Woerden,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 juni 2015 in zaak nr. 15/508 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Woerden.
Procesverloop
Bij besluit van 15 augustus 2014 heeft het college de aanvraag van [appellant] om hem een urgentie voor woningtoewijzing te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 31 december 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 juni 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 januari 2016, waar het college, vertegenwoordigd door B.J. van Hell, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2.5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regionale Huisvestingsverordening 2013 gemeente Woerden (hierna: de verordening) kunnen burgemeester en wethouders een in het register ingeschreven woningzoekende urgent verklaren als deze ingezetene is van de regio.
Ingevolge artikel 2.5.2, eerste lid, onder a, dient de woningzoekende die meent voor een medische indicatie voor urgentie in aanmerking te komen hiertoe een schriftelijke aanvraag in bij burgemeester en wethouders van de gemeente waar de urgente woonsituatie is ontstaan.
Ingevolge het tweede lid winnen burgemeester en wethouders bij een aanvraag om toekenning van een medische indicatie voor urgentie advies in bij een door hen aan te wijzen medisch adviseur.
2. [appellant] woont in de gemeente Woerden in een woning die eigendom is van een woningbouwvereniging. Hij heeft zijn aanvraag voor een medische indicatie voor urgentie ingediend bij burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden. Op het aanvraagformulier heeft hij onder meer aangegeven dat hij lijdt aan rugklachten en COPD en dat deze klachten verergeren. Zijn huidige woning met trap en tuin is daardoor minder geschikt geworden. Verder heeft hij nog vermeld graag in Haarlem, waar hij als woningzoekende staat ingeschreven, te willen gaan wonen omdat daar zijn enige familie in de tweede graad woont. De aanvraag is in behandeling genomen door Het Vierde Huis. Dit is een uitvoeringsinstantie van zowel de gemeente Woerden als de gemeente Haarlem. Het college heeft de aanvraag voorgelegd aan hun medisch adviseur en de indicatie aanvankelijk alleen geweigerd omdat volgens deze medisch adviseur zich geen medisch onhoudbare situatie voordeed als bedoeld in de verordening. In een besluit van een week later, het primaire besluit van 15 augustus 2014, heeft het college daaraan toegevoegd dat het niet beslist over urgentie of woningtoewijzing buiten de gemeente Woerden.
3. [appellant] bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat hij gelet op het bepaalde in de verordening had kunnen weten dat hij uitsluitend voor de gemeente Woerden bij het college een urgentie kon aanvragen. Hij voert hiertoe aan dat het college in zijn vermelding op het aanvraagformulier in Haarlem te willen gaan wonen, aanleiding had moeten zien contact met hem op te nemen alvorens de aanvraag inhoudelijk te behandelen. Ook op het internet is deze en andere noodzakelijke informatie niet te zien. Evenmin heeft de woningbouwvereniging, anders dan het college aanneemt, hem hierop gewezen.
3.1. Uit artikel 2.5.2. van de Huisvestingsverordening vloeit voort dat de woningzoekende uitsluitend een aanvraag kan indienen om een urgentie voor woningtoewijzing in de eigen gemeente. Dit valt ook af te leiden uit het aanvraagformulier om een urgentie voor woningtoewijzing. Uit hetgeen door [appellant] op dat aanvraagformulier is vermeld, komt niet duidelijk naar voren dat hij alleen een urgentie voor woningtoewijzing in Haarlem wenst. Dat geldt temeer nu [appellant] ook nadat hij door het besluit van 15 augustus 2014 op de hoogte was geraakt van de onbevoegdheid van het college om hem voor de gemeente Haarlem urgent te verklaren, toch de medische afwijzingsgrond in bezwaar bij het college en in beroep bij de rechtbank is blijven bestrijden.
Het betoog faalt.
4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college zijn aanvraag om urgentieverklaring ook op medische gronden heeft kunnen afwijzen. Hij voert daartoe aan dat hem ten onrechte is gevraagd naar een behandelplan omdat dat alleen wordt opgesteld voor opname in een ziekenhuis of inrichting. Verder mocht zijn medisch specialist van zijn superieuren geen schriftelijke verklaringen geven en vroeg de keuringsarts van Het Vierde Huis te laat om zijn medisch dossier en wilde deze ten onrechte dat hij lege medicijnenverpakkingen meenam in plaats van een overzicht van apotheek/huisarts.
4.1. In de uitnodiging van 27 juni 2014 voor het fysiek medisch onderzoek door de medisch adviseur van Het Vierde Huis op 1 juli 2014 is [appellant] verzocht om, indien in zijn bezit, eventuele rapporten van medisch specialisten, psycholoog, huisarts et cetera mee te brengen naar de afspraak alsmede verpakkingen van de medicijnen die hij gebruikt. Ook in een eerdere brief, van 4 juni 2014, staat vermeld dat als [appellant] voor een fysiek medisch onderzoek in aanmerking wil komen, hij zijn urgentieaanvraag diende aan te vullen met informatie van een medisch specialist en/of behandelaar waaruit zijn medische situatie blijkt. Bijvoorbeeld relevante brieven van zijn specialist, een kopie medisch dossier of medisch logboek. [appellant] is er derhalve tijdig van op de hoogte gebracht dat medische stukken nodig waren ter onderbouwing van zijn aanvraag. Een eventueel behandelplan behoort daar ook bij.
Dat om lege medicijnverpakkingen is gevraagd in plaats van een overzicht van huisarts/apotheek heeft de rechtbank terecht niet tot het oordeel doen komen dat de medisch adviseur niet competent zou zijn, zoals [appellant] betoogt.
Ook de enkele stelling van [appellant] dat zijn specialist geen schriftelijke verklaring mocht verstrekken, maakt niet dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college zijn urgentieaanvraag bij gebrek aan medische stukken op grond waarvan aan de conclusie van de medisch adviseur moet worden getwijfeld, niet op medische gronden heeft mogen afwijzen.
Het betoog faalt.
5. Het betoog dat de verordening in strijd is met de Nederlandse en Europese wetgeving faalt eveneens. De verordening bevat geen voorschriften die het [appellant] verbieden zijn eigen woonplaats te kiezen. De bepalingen in de verordening over urgentie beogen in de regio woonruimte te bieden aan mensen die niet over voor hen geschikte woonruimte beschikken.
6. Het betoog dat het discriminatie is dat de bezuinigingen op het rechtssysteem hem de hulp van een advocaat ontzeggen, is een niet nader gemotiveerde herhaling van een beroepsgrond, waarop de rechtbank in rechtsoverweging 9. gemotiveerd is ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van deze beroepsgrond onjuist dan wel onvolledig is. Gelet hierop kan het aangevoerde niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.D.A.M. Zegveld, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Zegveld
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2016
43.