ECLI:NL:RVS:2016:577

Raad van State

Datum uitspraak
24 februari 2016
Publicatiedatum
2 maart 2016
Zaaknummer
201509334/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • N. Verheij
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en inreisverbod

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, die op 22 december 2015 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 24 november 2015 was afgewezen. Tevens was er een inreisverbod tegen de vreemdeling uitgevaardigd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Hemelaar, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De vreemdeling klaagde dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek om uitstel van de zitting had afgewezen, terwijl zijn gemachtigde verhinderd was. De rechtbank had de zaak op 10 december 2015 behandeld zonder de gemachtigde aanwezig te laten zijn, wat volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een schending van het recht was. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom het verzoek om uitstel was afgewezen, vooral omdat in vergelijkbare zaken wel rekening was gehouden met dergelijke verzoeken.

De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor een nieuwe beslissing, waarbij de rechtbank ook moet beslissen over de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met het hoger beroep. De kosten zijn vastgesteld op € 496,00.

Uitspraak

201509334/1/V2.
Datum uitspraak: 24 februari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht het beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem (hierna: de rechtbank), van 22 december 2015 in zaken nrs. 15/20753 en 15/20755 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 24 november 2015 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 22 december 2015 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Hemelaar, advocaat te Leiden, hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De vreemdeling klaagt dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep op 10 december 2015 ter zitting heeft behandeld, nu hij bij brief van 26 november 2015 heeft verzocht om uitstel van de zitting wegens verhindering van zijn gemachtigde.
1.1. Bij faxbericht van 26 november 2015 heeft de gemachtigde van de vreemdeling de rechtbank verzocht de zaak na 14 december 2015 ter zitting te behandelen omdat hij de week daarvóór is verhinderd; voorts heeft hij in dat bericht aangegeven op welke andere data hij is verhinderd. Bij faxbericht van 26 november 2015 heeft de rechtbank de vreemdeling meegedeeld dat het beroep versneld zal worden behandeld en heeft zij de vreemdeling uitgenodigd voor de behandeling van zijn zaak ter zitting op 10 december 2015. Bij faxbericht van de rechtbank van 1 december 2015 heeft de rechtbank het verzoek om uitstel van de zitting afgewezen.
1.2. Nu de gemachtigde tijdig te kennen heeft gegeven dat hij gebruik wenst te maken van zijn recht aanwezig te zijn bij de behandeling van de zaak van de vreemdeling ter zitting, heeft de rechtbank door desondanks buiten de aanwezigheid van de gemachtigde de zaak op 10 december 2015 ter zitting te behandelen en vervolgens uitspraak te doen zonder daarbij deugdelijk te motiveren waarom het verzoek van de gemachtigde tot uitstel van de behandeling ter zitting is afgewezen, dit recht geschonden. Daarbij is van belang dat de brief van de gemachtigde van 26 november 2015 waarbij hij zijn verhinderdata heeft doorgegeven, betrekking heeft op zeven vreemdelingen en dat in vijf gevallen rekening is gehouden met het verzoek en in twee gevallen, waaronder dat van de vreemdeling, niet, terwijl niet is gebleken van relevante verschillen tussen die vijf en de andere twee zaken.
2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak naar de rechtbank terugwijzen om daar te worden beslist met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
3. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent de vergoeding van deze kosten te beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 22 december 2015 in zaak nr. 15/20753;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. stelt de door de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 496,00 (zegge: vierhonderdzesennegentig euro), en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Wolff
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2016
238.