ECLI:NL:RVS:2016:576

Raad van State

Datum uitspraak
24 februari 2016
Publicatiedatum
2 maart 2016
Zaaknummer
201509328/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • N. Verheij
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, die op 22 december 2015 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had op 24 november 2015 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Hemelaar, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De rechtbank had de vreemdeling op 10 december 2015 ter zitting behandeld, ondanks een verzoek van de gemachtigde om uitstel vanwege verhindering. De vreemdeling stelde dat zijn recht op een eerlijke behandeling was geschonden omdat de rechtbank niet adequaat had gereageerd op het verzoek om uitstel.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte de zaak heeft behandeld zonder de gemachtigde van de vreemdeling aanwezig te laten zijn. De rechtbank had het verzoek om uitstel niet deugdelijk gemotiveerd afgewezen, terwijl in andere vergelijkbare zaken wel rekening was gehouden met dergelijke verzoeken. Hierdoor is het hoger beroep gegrond verklaard en is de uitspraak van de rechtbank vernietigd. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank voor een nieuwe beslissing, waarbij de rechtbank ook moet oordelen over de proceskosten die in hoger beroep zijn gemaakt, welke zijn vastgesteld op € 496,00.

Uitspraak

201509328/1/V2.
Datum uitspraak: 24 februari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem (hierna: de rechtbank), van 22 december 2015 in zaken nrs. 15/20750 en 15/20751 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 24 november 2015 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 22 december 2015 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Hemelaar, advocaat te Leiden, hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De vreemdeling klaagt dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep op 10 december 2015 ter zitting heeft behandeld, nu hij bij brief van 26 november 2015 heeft verzocht om uitstel van de zitting wegens verhindering van zijn gemachtigde.
1.1. Bij faxbericht van 26 november 2015 heeft de gemachtigde van de vreemdeling de rechtbank verzocht de zaak na 14 december 2015 ter zitting te behandelen omdat hij de week daarvóór is verhinderd; voorts heeft hij in dat bericht aangegeven op welke andere data hij is verhinderd. Bij faxbericht van 26 november 2015 heeft de rechtbank de vreemdeling meegedeeld dat het beroep versneld zal worden behandeld en heeft zij de vreemdeling uitgenodigd voor de behandeling van zijn zaak ter zitting op 10 december 2015. Bij faxbericht van de rechtbank van 1 december 2015 heeft de rechtbank het verzoek om uitstel van de zitting afgewezen.
1.2. Nu de gemachtigde tijdig te kennen heeft gegeven dat hij gebruik wenst te maken van zijn recht aanwezig te zijn bij de behandeling van de zaak van de vreemdeling ter zitting, heeft de rechtbank door desondanks buiten de aanwezigheid van de gemachtigde de zaak op 10 december 2015 ter zitting te behandelen en vervolgens uitspraak te doen zonder daarbij deugdelijk te motiveren waarom het verzoek van de gemachtigde tot uitstel van de behandeling ter zitting is afgewezen, dit recht geschonden. Daarbij is van belang dat de brief van de gemachtigde van 26 november 2015 waarbij hij zijn verhinderdata heeft doorgegeven, betrekking heeft op zeven vreemdelingen en dat in vijf gevallen rekening is gehouden met het verzoek en in twee gevallen, waaronder dat van de vreemdeling, niet, terwijl niet is gebleken van relevante verschillen tussen die vijf en de andere twee zaken.
2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak naar de rechtbank terugwijzen om daar te worden beslist met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
3. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent de vergoeding van deze kosten te beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 22 december 2015 in zaak nr. 15/20750;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. stelt de door de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 496,00 (zegge: vierhonderdzesennegentig euro), en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Wolff
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2016
238.