201402269/2/R3.
Datum uitspraak: 2 maart 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Veghel,
2. [appellante sub 2], gevestigd te Erp, gemeente Veghel,
3. [appellante sub 3], gevestigd te Veghel,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Veghel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder andere [appellant sub 1], [appellante sub 2] en [appellante sub 3] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Onder andere de raad heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 april 2015, waar onder andere [appellant sub 1], bijgestaan door mr. G.H. Blom, [appellante sub 2], vertegenwoordigd door mr. J.J.J. de Rooij, advocaat te Tilburg, en de raad, vertegenwoordigd door A. Munster en F. Schellen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 5 augustus 2015, in zaak nr. 201402269/1/R3, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen achttien weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 22 oktober 2015 heeft de raad ter herstel van de omschreven gebreken het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.
[appellant sub 1], [appellante sub 2] en [appellante sub 3] zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld, naar voren te brengen. [appellant sub 1] heeft hiervan bij brief van 4 januari 2016 gebruik gemaakt.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat het besluit van 19 december 2013 is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wat betreft:
a. de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied 2" voor het perceel [locatie A];
b. de maximale goothoogte van 5,5 m voor het perceel [locatie B] te Erp, voor zover daarmee de vergunde goothoogte van het bouwwerk ten onrechte niet is bestemd;
c. het plandeel met de bestemming "Agrarisch" voor het perceel [locatie C], voor zover daaraan geen aanduiding "intensieve veehouderij" is toegekend.
De Afdeling heeft de raad opgedragen om de geconstateerde gebreken te herstellen en het daartoe strekkende besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken. Voorts heeft de Afdeling de raad opgedragen partijen de uitkomst mede te delen.
2. De beroepen van [appellant sub 1], [appellante sub 2] en [appellante sub 3] tegen het besluit van 19 december 2013 zijn gegrond, zodat dit besluit vernietigd dient te worden, voor zover het voormelde planonderdelen betreft.
3. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
4. De raad heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak bij besluit van 22 oktober 2015 het bestemmingsplan "Buitengebied" gewijzigd en opnieuw vastgesteld. De raad heeft het volgende gewijzigd:
a. op het perceel [locatie A] is de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied 2" gewijzigd in de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied 1";
b. op het perceel [locatie B] hebben de gronden ter plaatse van het vergunde bouwwerk de aanduiding "specifieke aanduiding - goothoogte" gekregen. In de planregels is in artikel 4, lid 4.2.2, onder m, bepaald dat in afwijking van het bepaalde onder a ter plaatse van genoemde aanduiding een goothoogte van 5,95 m is toegestaan;
c. het perceel [locatie C] heeft de aanduiding "intensieve veehouderij" gekregen.
5. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
6. [appellante sub 3] heeft geen zienswijze naar voren gebracht. Nu zijn beroep tegen het besluit van 19 december 2013 alleen gericht was tegen de aanduiding "intensieve veehouderij" op zijn perceel [locatie C], gaat de Afdeling ervan uit dat met het besluit van 22 oktober 2015 volledig tegemoet is gekomen aan het beroep. Dit betekent dat er voor [appellante sub 3] geen beroep van rechtswege is ontstaan tegen het besluit van 22 oktober 2015.
7. Ten aanzien van [appellant sub 1] en [appellante sub 2], van wie de beroepen tegen meerdere planonderdelen van het besluit van 19 december 2013 waren gericht, zijn van rechtswege beroepen ontstaan tegen het besluit van 22 oktober 2015. [appellant sub 1] heeft medegedeeld geen bezwaren te hebben tegen het bij besluit van 22 oktober 2015 gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan. [appellante sub 2] heeft geen zienswijze naar voren gebracht. De Afdeling leidt uit het voorgaande af dat er geen bezwaren zijn tegen het besluit van 22 oktober 2015. De van rechtswege ontstane beroepen zijn derhalve ongegrond.
8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellante sub 2] en [appellante sub 3] tegen het besluit van 19 december 2013 gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Veghel van 19 december 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied" wat betreft:
a. de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied 2" voor het perceel [locatie A] te Veghel;
b. de maximale goothoogte van 5,5 m voor het perceel [locatie B] te Erp, voor zover daarmee de vergunde goothoogte van het bouwwerk ten onrechte niet is bestemd;
c. het plandeel met de bestemming "Agrarisch" voor het perceel [locatie C] te Veghel, voor zover daaraan geen aanduiding "intensieve veehouderij" is toegekend;
III. verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] tegen het besluit van 22 oktober 2015 ongegrond;
IV. draagt de raad van de gemeente Veghel op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen II.a, II.b en II.c worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Veghel tot vergoeding van in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten ten aanzien van:
- [appellant sub 1] tot een bedrag van € 1.032,90 (zegge: duizendtweeëndertig euro en negentig cent), waarvan € 992,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
- [appellante sub 2] tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
- [appellante sub 3] tot een bedrag van € 496,00 (zegge: vierhonderdzesennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Veghel aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:
- € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 1];
- € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) voor [appellante sub 2];
- € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) voor [appellante sub 3].
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. D.J.C. van den Broek en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.L. Mercker, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Mercker
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2016
661.