201509137/2/R4.
Datum uitspraak:19 februari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Zwartemeer, gemeente Emmen,
en
de raad van de gemeente Emmen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 oktober 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Zwartemeer, Sportlandgoed" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld. [verzoeker] heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 februari 2016, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. B.F. Bult en de raad, vertegenwoordigd door ing. F. de Jonge, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Aanleiding
2. [verzoeker] woont aan het Verlengde van Echtenskanaal Noordzijde. Zijn perceel grenst aan het plangebied. Hij richt zich tegen het plan vanwege de geluidoverlast die hij thans reeds ervaart en die door de in het plan voorziene uitbreiding van activiteiten op het sportlandgoed toe zal nemen. Hij betoogt dat de door de raad noodzakelijk geachte geluidwal van 3 m hoog niet volledig aanwezig is en het plan de aanleg en instandhouding van deze wal niet garandeert. Ook tast het plan volgens hem de Ecologische Hoofdstructuur aan. Tot slot betoogt hij dat er een nieuwe m.e.r.-beoordeling moet komen en dat de Flora- en faunawet in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het plan.
Geluidwallen
3. [verzoeker] betoogt dat de raad en de akoestische onderzoeken uitgaan van de aanwezigheid van aarden geluidwallen van 3 m, maar dat deze grotendeels zijn geslecht of onder de 2,5 meter zijn ingezakt. De akoestische onderzoeken concluderen dat de geluidwallen noodzakelijk zijn om een goed woon- en leefklimaat bij de woning van [verzoeker] te garanderen, aldus [verzoeker].
3.1. De raad stelt dat hij de aanleg, het behoud en het herstel van aarden wallen van 3 m door middel van een voorwaardelijke verplichting in artikel 4.1, aanhef en onder c, van de planregels heeft willen verzekeren. Gelet op het verrichtte akoestisch onderzoek acht de raad de geluidwallen noodzakelijk voor een goed woon- en leefklimaat. Uit het vaststellingsbesluit en de beantwoording van de zienswijzen blijkt ook dat beoogd is een voorwaardelijke verplichting vast te stellen.
Ter zitting heeft de raad erkend dat artikel 4.1, aanhef en onder c, van de planregels geen voorwaardelijke verplichting bevat, maar enkel een bestemmingsomschrijving waarin de gronden met de bestemming "Recreatie" en de aanduiding "geluidwal" zijn bestemd voor aanleg, behoud en herstel van aarden wallen met een minimale hoogte van 3 m. Deze bestemmingsomschrijving maakt het planologisch mogelijk om aarden wallen van een minimale hoogte van 3 m aan te leggen, maar verplicht daar niet toe. In zoverre heeft de raad de planregels niet vastgesteld in overeenstemming met hetgeen door hem beoogd is en noodzakelijk wordt geacht. Gelet daarop is het besluit naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.
Omdat het bestreden besluit naar verwachting vanwege dit gebrek niet in stand zal kunnen blijven, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor bespreking van hetgeen overigens door [verzoeker] naar voren is gebracht.
Conclusie
4. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Emmen van 29 oktober 2015, kenmerk RA15.0066, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Zwartemeer, Sportlandgoed" ;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Emmen tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de raad van de gemeente Emmen aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt;
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Rietberg, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Rietberg
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2016
725.