ECLI:NL:RVS:2016:513

Raad van State

Datum uitspraak
19 februari 2016
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
201508709/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan voor hotel in Eindhoven

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 februari 2016 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen een verzoeker, wonend te Eindhoven, en de raad van de gemeente Eindhoven. Het verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de raad van 13 oktober 2015, waarbij het bestemmingsplan "III De Bergen (Hotel Bergstraat)" is vastgesteld. De verzoeker vordert een voorlopige voorziening om te voorkomen dat het plan in werking treedt en dat er met de bouw van het hotel kan worden begonnen. Hij voert aan dat de geluidsoverlast onvoldoende is onderzocht en vreest voor verkeersonveilige situaties en een onaanvaardbare parkeerdruk in de omliggende straten. Daarnaast stelt hij dat het hotel zijn uitzicht, privacy en het unieke karakter van de buurt zal aantasten.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 februari 2016, waar de verzoeker en zijn gemachtigde, evenals de raad en vertegenwoordigers van de betrokken vastgoedontwikkelaar aanwezig waren. De voorzieningenrechter overweegt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De raad heeft het plan aangepast naar aanleiding van eerdere uitspraken en stelt dat het hotel past in de omgeving zonder ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden. De voorzieningenrechter concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat zal plaatsvinden en wijst het verzoek af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201508709/2/R3.
Datum uitspraak: 19 februari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Eindhoven,
en
de raad van de gemeente Eindhoven,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "III De Bergen (Hotel Bergstraat)" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 februari 2016, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door R. Martens, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is daar verschenen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Land ’s-Heeren Vastgoedontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door mr. P.W.M. Dorn, advocaat te Geldrop.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een hotel op een binnenterrein tussen de Kleine Berg, Grote Berg en Bergstraat in het centrum van Eindhoven.
3. [verzoeker], die aan de [locatie] woont, betoogt dat de raad ten onrechte het plan heeft vastgesteld. Hij beoogt met zijn verzoek te voorkomen dat het plan in werking treedt en dat, na verlening van een omgevingsvergunning, met de bouw van het hotel kan worden begonnen. Daartoe voert hij aan dat de geluidsoverlast als gevolg van het hotel onvoldoende is onderzocht. Verder vreest hij voor verkeersonveilige situaties en een onaanvaardbare parkeerdruk in de omliggende straten. Daarnaast voert hij aan dat het hotel zijn uitzicht, privacy en het unieke karakter van de buurt ernstig zal aantasten. Deze buurt kenmerkt zich door rustig wonen in de binnenstad vanwege het feit dat de achtergevels van de woningen zijn gelegen aan rustige binnenterreinen. Verder wijst hij er op dat het plan zal leiden tot een hogere bebouwingsdichtheid en meer verharding, waardoor wateroverlast, windhinder en hittestress kan ontstaan. Tot slot wijst hij er op dat het plan tot blijvende schade zal leiden.
4. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan voor het hotel naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 3 april 2013, in zaak nr. 201202100/1/R3, zodanig is aangepast dat het hotel past in de omgeving en niet zal leiden tot een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden. Daarbij is van belang dat het plan niet meer voorziet in een terras nabij de omliggende woningen.
De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet in strijd is met de gemeentelijke "Ontwikkelingsvisie De Bergen, Quartier Vivant".
5. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Gemengd" aangewezen gronden bestemd voor:
a. detailhandel tot een maximale oppervlakte van 250 m² bvo, uitsluitend op de begane grond en met dien verstande dat perifere detailhandel is uitgesloten;
b. horecabedrijven behorende tot de categorie 5 zoals aangegeven in de Lijst van horeca-activiteiten, behoudens ter plaatse van de bestaande bebouwing aan de Kleine Berg 45, 47 en 47a en de Bergstraat;
c. horecabedrijven behorende tot de categorie 1a, 1b en 2b zoals aangegeven in de Lijst van (horeca-activiteiten) uitsluitend ter plaatse (van) de begane grond met inachtneming van het volgende:
(…);
j. wegen, straten en paden;
k. groenvoorzieningen;
(…).
Ingevolge lid 3.3 is ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 5 uitgesloten" horeca in de vorm van logies op de begane grond niet toegestaan. Overige aan horeca van categorie 5 gerelateerde functies zijn wel toegestaan op de begane grond.
Ingevolge lid 3.3.1 wordt tot een strijdig gebruik in ieder geval gerekend het gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor terrassen.
In de Lijst van horeca-activiteiten is onder categorie 5 (Logiesverstrekkend) onder meer een hotel genoemd.
6. Voor zover [verzoeker] ter zitting heeft gewezen op een akoestisch tegenrapport van het onderzoeksbureau Peutz stelt de voorzieningenrechter vast dat [verzoeker] dit tegenrapport niet in deze voorlopige voorzieningsprocedure heeft overgelegd, zodat dit rapport van deze procedure geen deel uitmaakt en buiten beschouwing blijft.
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan rekening heeft gehouden met de uitspraak van de Afdeling van 3 april 2013, in zaak nr. 201202100/1/R3. In deze uitspraak lag het besluit voor van het college van burgemeester en wethouders van 10 januari 2012 tot vaststelling van het uitwerkingsplan "1e uitwerking De Bergen (hotel Bergstraat)" voor een hotel met een maximale bouwhoogte van 15 m met de mogelijkheid van een buitenterras op het binnenterrein. In de uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat niet uitgesloten was dat de mogelijke geluidbelasting als gevolg van het uitwerkingsplan was onderschat, dat een maximale bouwhoogte van 15 m in strijd was met de uitwerkingsregels en heeft de Afdeling onder meer het beroep van [verzoeker] gegrond verklaard. De uitwerkingsregels vereisten onder meer dat de bouwhoogte afgestemd diende te zijn op de hoogte van de omliggende bebouwing van de Bergstraat, Grote Berg en Kleine Berg, dat de nieuwbouwontwikkeling geïnspireerd moet zijn op de architectuur en schaal van De Bergen en dat de achterzijde van de ontwikkeling aan dient te sluiten op de bestaande achterzijden van de bebouwing aan onder meer de Bergstraat.
Door de vaststelling van het bestemmingsplan is de uitwerkingsplicht uit het bestemmingsplan "De Bergen" komen te vervallen. Bij de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan hoeft, anders dan bij de vaststelling van een uitwerkingsplan, niet te worden voldaan aan uitwerkingsregels. Dit betekent echter niet dat de raad in het kader van een goede ruimtelijke ordening bij de vaststelling van een bestemmingsplan geen rekening hoeft te houden met het karakter van de buurt en het woon- en leefklimaat van omwonenden.
Woon- en leefklimaat en waardedaling
8. De voorzieningenrechter ziet zich voor de vraag geplaatst of de aantasting van het woon- en leefklimaat van [verzoeker] door het voorziene hotel zodanig zal zijn dat het plan moet worden geschorst. Het perceel van [verzoeker] grenst aan het binnenterrein waarop het hotel is voorzien. De afstand van zijn woning tot de voorziene bebouwing is ongeveer 20 m.
Uit het rapport "Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit Hotel de Bergen Eindhoven" van het adviesbureau Tritium van 15 mei 2014 volgt dat bij een representatieve bedrijfssituatie aan de geluidsnormen voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer kan worden voldaan. Daarbij is onder de representatieve bedrijfssituatie verstaan een hotel met 70 kamers en 4 commerciële ruimten, aankomst en vertrek van gasten met taxi’s en eigen vervoer, laden en lossen door vrachtwagens en het in werking hebben van diverse installaties. In het rapport staat dat voertuigbewegingen van vrachtwagens en taxi’s op eigen terrein enkel plaatsvinden in de dagperiode en dat de toegangspoort tot het terrein buiten deze periode wordt gesloten voor verkeer. De parkeergarage van het hotel zal via de Grote Berg worden ontsloten en het eigen vervoer van bezoekers van het hotel zal in beginsel niet op het binnenterrein komen. De voorzieningenrechter ziet in het verzoek van [verzoeker] geen aanleiding voor het oordeel dat het plan tot onaanvaardbare geluidbelasting in en bij de woning van [verzoeker] zal leiden. Daarbij is van belang dat uit het rapport volgt dat bij het beoordelingspunt ter hoogte van de woning van [verzoeker] ruimschoots onder de maximale geluidsnormen voor zowel het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau als het maximale geluidsniveau zal worden gebleven en niet aannemelijk is dat verkeer op het binnenterrein in de avond- en nachtperiode tot een onaanvaardbare situatie kan leiden bij zijn woning. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat het plandeel met de bestemming "Gemengd" weliswaar verkeer op het binnenterrein niet uitsluit, maar dat niet aannemelijk is dat de exploitant van het hotel, gelet op de gewenste nachtrust voor hotelgasten, verkeer op het binnenterrein mogelijk zal maken en dat ter plaatse niet zal worden voorzien in een rustige en groene binnentuin. Ter zitting heeft Land ’s-Heeren Vastgoedontwikkeling ook bevestigd dat een rustige en groene invulling voor het binnenterrein bij het hotel zal worden gekozen.
In de betogen over uitzicht en privacy ziet de voorzieningenrechter ook geen aanleiding voor schorsing van het plan. Daarbij heeft zij betrokken dat ter plaatse sprake is van een binnenstedelijke omgeving en dat het dichtstbijzijnde gebouw bij het perceel van [verzoeker] is bestemd voor een parkeergarage met maximale bouwhoogten van 7 en 10 m. Niet aannemelijk is dat hierdoor een zodanige aantasting van het uitzicht en privacy van [verzoeker] zal ontstaan dat de raad het plan niet in redelijkheid heeft mogen vaststellen.
In de verkeers- en parkeersituatie ziet de voorzieningenrechter evenmin aanleiding voor schorsing van het plan. Uit de "Verkeerstoets Hotel Bergstraat" van Accent Adviseurs van 19 mei 2014 volgt dat de parkeerbehoefte van het hotel kan worden opgevangen in de voorziene parkeergarage en dat de toename van verkeer in de kwetsbare straten de Kleine Berg en Bergstraat maximaal 13 motorvoertuigbewegingen per etmaal zal zijn. Deze toename is volgens de toets niet onevenredig. Het merendeel van het verkeer wordt afgewikkeld via de Grote Berg en gezien de verkeersfunctie van die straat leidt dit niet tot overlast, aldus de verkeerstoets. [verzoeker] heeft voorshands niet aannemelijk gemaakt dat de verkeerstoets zodanige gebreken of leemten vertoont dat de raad zich hier niet op heeft mogen baseren.
In de stellingen dat het plan tot wateroverlast en hittestress zal leiden ziet de voorzieningenrechter evenmin aanleiding voor schorsing van het plan. Dat het zogenoemde "Trefpunt Groen" in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft aangegeven het te betreuren dat het plan niet bijdraagt aan vergroening van de binnenstad, waarmee een bijdrage geleverd zou kunnen worden aan het bergen van water en het voorkomen van hittestress betekent niet dat de raad het plan niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening heeft kunnen achten. Overigens heeft het "Trefpunt Groen" het plan wel als acceptabel gekwalificeerd.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [verzoeker] zich niet zal voordoen.
8.1. Het betoog over de blijvende schade vat de voorzieningenrechter aldus op dat [verzoeker] vreest voor waardevermindering van zijn woning. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van deze woning betreft, bestaat voorshands echter geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.
Karakter van de buurt
9. Vast is komen te staan dat de hoogste bebouwing in de omgeving een appartementencomplex aan de Grote Berg van 15 m is en dat de overige bebouwing in de omgeving een hoogte heeft van 9 tot 12 m. Voorts staat vast dat het plan een verdichting van het gebied De Bergen tot gevolg zal hebben, nu het hotel is voorzien op een binnenterrein dat braak ligt. Dit binnenterrein wordt echter niet volledig bebouwd en zal deels met groen worden ingevuld. Het plan staat daar niet aan in de weg. Anders dan in het voormelde uitwerkingsplan heeft de raad niet gekozen voor een maximale bouwhoogte van 15 m, maar voor maximale bouwhoogten van 12 en 13 m, waarbij 13 m slechts geldt voor een klein gedeelte, waar installaties, zoals een lift, zijn voorzien. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is met de voorziene maximale bouwhoogten en het binnenterrein voldoende aangesloten bij de omgeving. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan het karakter van de buurt niet onevenredig aantast en dat van strijd met de voormelde Ontwikkelingsvisie geen sprake is. Dat het plan voorziet in bebouwing op een binnenterrein betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat daarmee de relatieve rust aan de achterzijde van woningen van omwonenden ernstig wordt aangetast. Daarbij is van belang dat het gebruik van de gronden op het binnenterrein voor een terras is uitgesloten en zal worden voorzien in een relatief rustige en groene binnentuin.
Conclusie
10. Gelet op het vorenstaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek af.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, griffier.
w.g. Uylenburg w.g. Kegge
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2016
459.