201508553/2/R1.
Datum uitspraak: 19 februari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1], wonend te Purmerend,
2. [verzoeker sub 2], wonend te Purmerend,
3. [verzoeker sub 3A] en [verzoeker sub 3B], wonend te Purmerend (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [verzoeker sub 3]),
4. [verzoeker sub 4], wonend te Purmerend,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Purmerend,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Horizon-/Regiocollege Karekietpark" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3] en [verzoeker sub 4] beroep ingesteld.
[verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3] en [verzoeker sub 4] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad, [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 4] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 2 februari 2016, waar [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3], en [verzoeker sub 4], vertegenwoordigd door [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door M.C. Deinum, E. van Schooten en P.N.M. de Lange, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting het Regio College en het Horizon College, beide vertegenwoordigd door P. Lith, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een gezamenlijk onderwijsgebouw voor twee Regionale opleidingscentra voor middelbaar beroepsonderwijs, het Horizon College en het Regio College, in het Karekietpark in Purmerend. Voor de bouw van het onderwijsgebouw is een aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning ingediend. Op een deel van de gronden in het plangebied was voorheen een basisschoolgebouw aanwezig dat inmiddels is gesloopt.
3. Verzoekers beogen met hun verzoeken te voorkomen dat op grond van het plan een omgevingsvergunning kan worden verleend voor de bouw van het nieuwe onderwijsgebouw. Zij betogen onder meer dat geen actuele regionale behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) bestaat aan het nieuwe onderwijsgebouw. Volgens hen stelt de raad ten onrechte dat een groei van het aantal leerlingen in het middelbaar beroepsonderwijs is te verwachten. Daarnaast wijzen zij erop dat als gevolg van de nieuwbouw de huidige locaties van het Horizon College en het Regio College in Purmerend leeg komen te staan. Ook voeren zij aan dat het plan voorziet in een gebouw waarin plaats is voor meer leerlingen dan waar behoefte aan bestaat.
Verzoekers vrezen ook dat het plan leidt tot verkeer- en parkeeroverlast. Zij voeren daartoe onder meer aan dat in het verkeersonderzoek bij het plan en bij het berekenen van de parkeerbehoefte van een te laag aantal leerlingen is uitgegaan.
4. Ten behoeve van het onderwijsgebouw is de bestemming "Maatschappelijk" en de aanduiding "bouwvlak" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, onder a, van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor onderwijs.
Ingevolge lid 4.2, onder a, worden gebouwen binnen het bouwvlak gebouwd.
Ingevolge lid 4.2, onder c, in samenhang met de verbeelding, geldt binnen het bouwvlak een maximum bebouwingspercentage van 80%.
4.1. Ingevolge artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro wordt in dit besluit en de hierop berustende bepalingen onder stedelijke ontwikkeling verstaan een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, voldoet de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt aan de volgende voorwaarden:
a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
5. De voorzieningenrechter gaat er op voorhand vanuit dat het onderwijsgebouw kan worden aangemerkt als een andere stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro. In het voorheen geldende bestemmingsplan "Overwhere Noord 2012", vastgesteld door de raad op 30 juli 2012, was aan de gronden in het plangebied de bestemming "Maatschappelijk" toegekend waarbinnen onderwijsvoorzieningen waren toegestaan. Slechts aan een gedeelte van de gronden was een bouwvlak toegekend. In het voorliggende plan is aan nagenoeg alle gronden in het plangebied een bouwvlak toegekend. Daarbinnen mag ongeveer 10.000 m² bebouwing worden opgericht. Gelet hierop voorziet het plan in een nieuw ruimtebeslag zodat sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro.
6. In de plantoelichting staat dat het Horizon College in Purmerend twee schoolgebouwen heeft aan de Van IJsendijkstraat en aan de Boeierstraat met in totaal 776 leerlingen. Het Regio College is gevestigd aan de Spinnekop waar 700 leerlingen onderwijs volgen. In de toekomstige situatie worden deze locaties van het Horizon College en het Regio College samengevoegd in één modern onderwijsgebouw. Met de bundeling in één gezamenlijk gebouw kan een kwalitatief goed en breed aanbod aan opleidingen op één locatie worden aangeboden. De voorzieningenrechter acht op voorhand niet onaannemelijk dat gelet hierop een behoefte in kwalitatieve zin kan bestaan aan een nieuw schoolgebouw.
7. Verder staat in de plantoelichting dat op dit moment ongeveer 1.500 leerlingen op de vestigingen van het Horizon College en het Regio College in Purmerend zijn ingeschreven. Er zal in eerste instantie een onderwijsgebouw met een oppervlakte van circa 7.500 m² worden gerealiseerd en mogelijk nadien een uitbreiding tot 10.000 m². Met een oppervlakte van 7.500 m² biedt het gebouw plaats aan 1.800 leerlingen. Indien het gebouw wordt uitgebreid tot 10.000 m², bestaat plaats voor maximaal 2.000 leerlingen. De verwachting is dat het leerlingenaantal in eerste instantie zal groeien naar 1.800 en daarna tot 2.000 leerlingen, aldus de plantoelichting.
De raad heeft ter zitting toegelicht dat de verwachte groei van het aantal leerlingen is gebaseerd op prognosecijfers die hij heeft gekregen van het Horizon College. De voorzieningenrechter is op voorhand van oordeel dat de raad met de enkele verwijzing naar die cijfers onvoldoende heeft onderbouwd dat een groei naar 2.000 leerlingen is te verwachten. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat uit de publicatie "De toekomstige arbeidsmarkt voor onderwijspersoneel po, vo, en mbo 2015-2025", van 23 oktober 2013, opgesteld in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waar [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 4] op hebben gewezen, volgt dat het aantal leerlingen in het middelbaar beroepsonderwijs tot 2030 zal dalen.
8. Verzoekers hebben verder aangevoerd dat indien bij een oppervlakte van 7.500 m² plaats is voor 1.800 leerlingen, bij een oppervlakte van 10.000 m² naar rato plaats is voor 2.400 leerlingen. De raad heeft dit ter zitting weersproken door te stellen dat bij een uitbreiding van de bebouwing tot de maximale mogelijkheden rekening dient te worden gehouden met ruimte voor gangen, trappenhallen en extra parkeervoorzieningen, waardoor het aantal leerlingen niet evenredig toeneemt. De beoordeling van deze stelling leent zich niet voor deze procedure. De vraag naar het aantal leerlingen waarvoor in het nieuwe onderwijsgebouw plaats is, en in dat verband of niet in meer bebouwing wordt voorzien dan waar behoefte aan bestaat, dient nader te worden onderzocht in de bodemprocedure.
9. Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter de kwantitatieve behoefte aan een schoolgebouw met de omvang die dit plan mogelijk maakt op voorhand niet inzichtelijk gemaakt.
10. Wat de bestaande vestigingen van de beide colleges in Purmerend betreft, is het volgende van belang. Zoals onder meer volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 4 juni 2014, in zaak nr. 201310957/1/R6, dient bij het inzichtelijk maken van de actuele regionale behoefte rekening te worden gehouden met het bestaande aanbod waarbij is inbegrepen de planologische capaciteit.
In het bestemmingsplan "Wheermolen 2012", vastgesteld door de raad op 31 januari 2013 is aan de locatie van het Horizon College aan de Boeierstraat de bestemming "Gemengd - 2" toegekend, bestemd voor wonen, praktijkruimten en kantoren. In het bestemmingsplan "Bedrijventerrein 2013", vastgesteld door de raad op 27 juni 2013, is aan de locatie aan de Van IJsendijkstraat de bestemming "Bedrijventerrein" toegekend. De raad heeft ter zitting toegelicht dat het gebruik voor onderwijsvoorzieningen op beide locaties slechts tijdelijk toegestaan is geweest.
Aan de vestiging van het Regio College aan de Spinnekop is in het bestemmingsplan "Overwhere Noord 2012" de bestemming "Maatschappelijk" toegekend waarbinnen onderwijsvoorzieningen zijn toegestaan. De raad heeft ter zitting gesteld dat onderzoek wordt gedaan naar een mogelijke nieuwe bestemming van deze locatie, waarbij onder meer aan een woonbestemming wordt gedacht, maar dat daarover thans nog geen duidelijkheid bestaat. De voorzieningenrechter is op voorhand van oordeel dat de raad bij de vraag of het plan tot leegstand zal leiden ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de bestaande planologische capaciteit van de Spinnekop.
11. Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter het op voorhand niet uitgesloten dat de Afdeling in de bodemzaak zal oordelen dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro.
12. De voorzieningenrechter merkt verder op dat in het verkeersonderzoek "Verkeersonderzoek Karekietpark te Purmerend, second opinion" van Grontmij van 24 augustus 2015 en bij de vraag naar de parkeerbehoefte van het nieuwe gebouw eveneens is uitgegaan van maximaal 2.000 leerlingen. Zoals onder 8 is overwogen, is niet op voorhand duidelijk of het onderwijsgebouw niet aan een groter aantal leerlingen plaats biedt. De vraag of het plan wat de aspecten verkeer en parkeren bij een eventueel groter aantal leerlingen aanvaardbaar is, vergt nader onderzoek waarvoor deze procedure zich niet leent.
13. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen en gelet op de betrokken belangen aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen en het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan te schorsen. De overige gronden van de verzoeken behoeven gelet hierop geen bespreking.
14. Van proceskosten die in aanmerking komen voor vergoeding is niet gebleken.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Purmerend van 1 oktober 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Horizon-/Regiocollege Karekietpark";
II. gelast dat de raad van de gemeente Purmerend aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) voor [verzoeker sub 1], € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) voor [verzoeker sub 2], € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) voor [verzoeker sub 3A] en [verzoeker sub 3B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, en € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) voor [verzoeker sub 4] vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.
w.g. Uylenburg w.g. Van Loo
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2016
418-821.