201508975/2/R4.
Datum uitspraak: 16 februari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B], beiden wonend te Emmen, gemeente Emmen,
2. [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], beiden wonend te Emmen, gemeente Emmen,
3. [verzoeker sub 3], wonend te Emmen, gemeente Emmen,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 oktober 2015 heeft het college het wijzigingsplan "Emmen, Centrum Oost Sleedoorn" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B], [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] en [verzoeker sub 3] beroep ingesteld. Zij hebben tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 9 februari 2016, waar [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B] zijn verschenen, vertegenwoordigd door F. Veenhuizen, en het college, vertegenwoordigd door drs. M.A.G. Snijders. Voorts is ter zitting [belanghebbende] gehoord, vertegenwoordigd door ing. P. Linge.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Aanleiding
2. Verzoekers wonen aan de Sleedoorn. Zij richten zich tegen de voorgenomen bouw van achttien, in vijf woonblokken te bouwen, starterswoningen op het perceel Sleedoorn 14 en de ontsluiting van die woningen. Zij stellen dat aan formele vereisten niet is voldaan en vrezen aantasting van hun woon- en leefklimaat, onder andere vanwege inkijk en verkeers- en parkeeroverlast, en verkeersonveiligheid en lichtinval van koplampen als gevolg van de in- en uitrit. Ook vinden zij de beoogde woningen niet in de directe omgeving passen. Daarnaast twijfelen ze aan de noodzaak voor de woningen, omdat er al veel leegstand is van starterswoningen in Emmen.
Publicatie
2.1. Verzoekers betogen dat bij de publicatie van het ontwerpbesluit ten onrechte staat dat de woningen met de voorkant naar de Sleedoorn worden gebouwd terwijl dit aan de Hagedoorn is. In vorige plannen werd ook bouw aan de Sleedoorn bestemd. De verwisseling van straten is volgens hen verwarrend voor omwonenden.
2.2. Het college stelt dat iedereen kennis heeft kunnen nemen van de plannen omdat het plangebied in de publicatie voldoende duidelijk is omschreven. Op de verbeelding had de exacte ligging van de woningen kunnen worden bekeken, aldus het college. Daarnaast zijn er informatiebijeenkomsten geweest waar het beoogde plan kenbaar is gemaakt. Volgens het college heeft op deze wijze iedereen kennis kunnen nemen van het plan.
2.3. Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), geeft het bestuursorgaan, voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerp, in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp en kan daarbij worden volstaan met het vermelden van de zakelijke inhoud.
3. In de kennisgeving staat het volgende vermeld:
"Het plangebied wordt begrensd door de woonstraten Sleedoorn, Meidoorn en Hagedoorn. Het plan voorziet in het realiseren van 18 rijwoningen op een voormalige scholenlocatie. De voorkanten van de woningen worden gericht op de straten Meidoorn en de Sleedoorn. Aan de Meidoorn worden 3 blokken van 3 woningen gesitueerd. Aan de Sleedoorn worden 2 blokken gerealiseerd bestaande uit een blok van 4 woningen en een blok van 5 woningen."
3.1. Uit de verbeelding blijkt, dat de woonblokken met 4 en 5 woningen niet aan de Sleedoorn, maar aan de Hagedoorn zijn voorzien. Niet in geschil is dat de kennisgeving van het ontwerpplan wat betreft de ligging van de woonblokken van 4 en 5 woningen niet de juiste weergave bevat van hetgeen in het plan is voorzien.
Het is niet uit te sluiten dat, zoals de Afdeling ook heeft overwogen in haar uitspraak 22 oktober 2008 in zaak nr. 200801822/1, anderen dan verzoekers door de niet juiste kennisgeving geen aanleiding hebben gezien om een zienswijze over het ontwerpplan naar voren te brengen met betrekking tot de aan de Hagedoorn voorziene woningen en daardoor in zoverre in hun belangen zijn geschaad. Dat tijdens de informatiebijeenkomst voorafgaand aan de kennisgeving wel de juiste informatie zou zijn verstrekt, doet niet af aan de verplichting op grond van artikel 3:12, eerste lid, van de Awb om bij de kennisgeving de zakelijke inhoud van het besluit correct te verstrekken. Nu de kennisgeving geen juiste weergave van het ontwerpbesluit bevatte, is dat in dit geval niet gebeurd.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het plan derhalve in strijd met artikel 3:12, eerste lid, van de Awb vastgesteld en in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. Omdat het bestreden besluit naar verwachting vanwege dit formele gebrek niet in stand zal kunnen blijven, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor bespreking van hetgeen overigens door verzoekers naar voren is gebracht.
Conclusie
4. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Emmen van 27 oktober 2015, kenmerk 15.0938;
II. gelast dat de raad van de gemeente Emmen aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) voor [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) voor [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, en € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) voor [verzoeker sub 3] vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Rietberg, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Rietberg
Voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2016
725.