ECLI:NL:RVS:2016:496

Raad van State

Datum uitspraak
24 februari 2016
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
201506901/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Teylingen VI en de gevolgen voor de bedrijfsvoering van appellanten

In deze uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 februari 2016, wordt het beroep van appellanten tegen het bestemmingsplan "Teylingen VI" behandeld. Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Westland op 30 juni 2015, beoogt de uitbreiding van het bedrijventerrein Teylingen in 's-Gravenzande en de ontwikkeling van een ecologische zone. Appellanten, waaronder een vennootschap onder firma, vrezen dat de uitbreiding van het bedrijventerrein hun bedrijfsvoering zal belemmeren en leiden tot waardevermindering van hun panden. De Afdeling toetst de beleidsvrijheid van de raad en oordeelt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling overweegt dat de bezwaren van appellanten, zoals geurhinder en schaduwwerking, niet voldoende onderbouwd zijn en dat de raad adequaat heeft gereageerd op de ingediende beroepsgronden. De Afdeling concludeert dat het beroep ongegrond is, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201506901/1/R4.
Datum uitspraak: 24 februari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te ’s-Gravenzande, gemeente Westland, en anderen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Westland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 juni 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Teylingen VI" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 januari 2016, waar zijn verschenen: [appellante] en anderen, vertegenwoordigd door mr. B.J.P.M. Zwinkels, advocaat te Honselersdijk, en de raad, vertegenwoordigd door E. den Hollander en O. van der Kaaij, beiden werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. J.H.A. van der Grinten, advocaat te Amsterdam, vergezeld door ing. H.W.M. van Zeijl, werkzaam bij Goudappel Coffeng.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan vormt de juridisch-planologische basis voor de uitbreiding van het bedrijventerrein Teylingen in ’s-Gravenzande en de ontwikkeling van een ecologische (verbindings-)zone ten zuiden van die uitbreiding. De bestaande watergang ten zuiden van de Buijs Ballotstraat wordt gedempt en in zuidelijke richting verplaatst om plaats te maken voor een nieuwe bedrijfskavel met een bruto oppervlakte van 8.400 m².
3. [appellante] en anderen zijn met hun bedrijf gevestigd op bedrijventerrein Teylingen en kunnen zich niet verenigen met de in het plan voorziene uitbreiding. Zij stellen destijds ervoor te hebben gekozen hun bedrijven aan de Buijs Ballotstraat te vestigen, vanwege de fraaie locatie met vrij uitzicht over water en groen. Zij vrezen dat de in het plan voorziene uitbreiding van het bedrijventerrein tot een waardevermindering van hun panden zal leiden.
Procedureel
4. Behoudens in geschillen waarvoor de wet anders bepaalt, kunnen ook na afloop van de beroepstermijn en, indien die termijn is gegeven, na de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), nieuwe gronden worden ingediend, zij het dat die mogelijkheid wordt begrensd door de goede procesorde. Voor het antwoord op de vraag of de goede procesorde zich daartegen verzet, is in het algemeen bepalend een afweging van de proceseconomie, de reden waarom de desbetreffende beroepsgrond pas in een laat stadium is aangevoerd, de mogelijkheid voor de andere partijen om adequaat op die beroepsgrond te reageren en de processuele belangen van de partijen over en weer.
4.1. [appellante] en anderen stellen eerst ter zitting dat dit plan een afwijkende rooilijn mogelijk maakt ten opzichte van het voorheen geldende plan en ten opzichte van wat destijds voor hen gold bij de bouw van hun panden op het bedrijventerrein. [appellante] en anderen betogen dat zij in hun beroepschrift reeds hebben gesteld zich niet te kunnen verenigen met het volume en de massaliteit van de toegestane bebouwing en dat zij daarbij mede doelden op de rooilijn.
4.2. [appellante] en anderen hebben het aspect over de rooilijn niet eerder naar voren gebracht. De raad heeft hier niet adequaat op kunnen reageren. De Afdeling overweegt dat in het door [appellante] en anderen gestelde over de volume en massaliteit van de toegestane bebouwing niet gelezen kan worden dat zij daarmee tevens doelden op de rooilijn. De Afdeling acht het eerst in dit stadium aanvoeren van dit aspect in strijd met de goede procesorde. Deze beroepsgrond blijft daarom in zoverre buiten beschouwing.
Intrekking
5. [appellante] en anderen hebben ter zitting hun beroepsgronden over de in het plan toegestane milieucategorie, de beperking in uitbreidingsmogelijkheden voor kwekerij HPK en het vervallen van de aansluiting van de Lorentzstraat op de Franklinstraat, ingetrokken.
Situatie op het bedrijventerrein
6. [appellante] en anderen vrezen dat het bedrijf van de vennootschap onder firma Woodwork Hout en Haard v.o.f. (hierna: Hout en haard) als gevolg van het plan in haar bedrijfsvoering zal worden beperkt, dan wel dat haar bedrijfsvoering onmogelijk wordt gemaakt. Hout en haard heeft een showroom aan de Buijs Ballotstraat, waar ongeveer 20 haarden met rookkanaal brandend opgesteld staan. De haarden worden veelal kortstondig gestookt en door de afstand van ongeveer 20 m en de bouwhoogte van 10 m die in het plan is toegestaan, kan dit tot geurhinder leiden voor de toekomstige gebruikers van het bedrijventerrein. Zij vreest klachten van de toekomstige gebruikers als gevolg daarvan.
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat bij de Omgevingsdienst Haaglanden geen klachten bekend zijn over geurhinder door Hout en haard ter plaatse van het bedrijventerrein Teylingen. De raad stelt zich op het standpunt dat er nu al bedrijven dichter bij Hout en haard zijn gesitueerd dan de bedrijven die zich op de uitbreidingslocatie kunnen gaan vestigen, aldus de raad.
6.2. In de plantoelichting staat dat alle bedrijfsmatige activiteiten die in potentie hinder kunnen veroorzaken worden gereguleerd door milieuwetgeving. In aanvulling daarop heeft de raad voor het bepalen van de richtafstanden de VNG-brochure toegepast, omdat in een bestemmingsplan rekening moet worden gehouden met de verhouding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies.
In de plantoelichting staat voorts dat een belangrijk aspect van bedrijven de toelaatbaarheid van milieuhinderlijke functies is. Milieuhinderlijke bedrijven kunnen nergens anders ingepast worden dan op bedrijventerreinen. Op bedrijventerreinen wordt gestreefd naar een optimaal werkklimaat. Vanwege de functionele botsing tussen woon- en werkklimaat heeft het de voorkeur deze functies te scheiden. Ingevolge artikel 3.5.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn op gronden waaraan de bestemming "Bedrijventerrein" is toegekend, bedrijfswoningen niet toegestaan.
Het bedrijf Hout en haard is gelegen op het bestaande bedrijventerrein Teylingen, en is niet aan te merken als milieugevoelige functie of object. Dit betekent dat de raad niet is gehouden aan een richtafstand tussen het bedrijf van Hout en haard en de in het plan voorziene uitbreiding van het bedrijventerrein. In hetgeen [appellante] en anderen hebben aangevoerd zijn geen aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat Hout en haard door het plan in haar bedrijfsvoering zal worden beperkt. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat in de huidige situatie al bedrijven op korte afstand van Hout en haard zijn gevestigd.
Het betoog faalt.
7. [appellante] en anderen stellen dat kwekerij HPK vreest voor het inzakken van haar kas en inkapseling van haar bedrijf als gevolg van andere functies. Zo maakt het plan op het plandeel met de bestemming "Natuur", dat direct aan haar perceel grenst, overal een fietspad mogelijk, ook direct grenzend aan haar perceel. HPK vreest als gevolg daarvan hinder en schade aan haar kassen. HPK wijst daarbij op het gedrag van voorbijrijdende fietsers die stenen gooien. HPK wenst daarom dat in het plan in een veiligheidsafstand van 20 m tussen haar bedrijf en het fietspad wordt voorzien.
7.1. De raad stelt dat de te graven watergangen slechts 80 tot 100 cm diep zijn. In de huidige situatie bevindt zich ook een even diepe watergang langs het perceel van HPK en de waterlijn langs het perceel van HPK zal worden gehandhaafd. De raad verwacht daarom niet dat er zakking zal optreden aan het perceel van HPK op het moment dat de watergang verbreed wordt ten behoeve van de aanleg van de ecologische zone.
Dit standpunt komt de Afdeling niet onjuist voor.
7.2. Aan de gronden ten noorden en ten westen grenzend aan het perceel van HPK is de bestemming "Natuur" met de gebiedsaanduiding "geluidzone industrie" toegekend.
Ingevolge artikel 5, lid 5.1 van de planregels zijn de voor "Natuur" aangewezen gronden bestemd voor:
a. het behoud, het herstel, de versterking en/of de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
(..)
e. voet- en fietspaden;
(..)
7.3. Blijkens de verbeelding in samenhang bezien met de planregels is op de gronden waaraan de bestemming "Natuur" is toegekend overal een fietspad mogelijk.
De Afdeling overweegt dat de bezwaren van [appellante] en anderen niet zien op de ruimtelijke inpassing van een fietspad, maar op onwenselijk en mogelijk strafbaar gedrag van individuele of in groepsverband langskomende gebruikers van het fietspad. Dit gedrag kan zich voordoen op allerlei plaatsen en houdt geen direct verband met de ruimtelijke inpassing van een fietspad of de ruimtelijke gevolgen daarvan. Hoezeer de Afdeling begrijpt dat bedoeld gedrag onwenselijk is, dit aspect kan in het kader van een ruimtelijke procedure niet aan de orde komen.
Het betoog faalt.
Ruimtelijke inpassing
8. [appellante] en anderen kunnen zich niet verenigen met de in het plan toegestane maximale bouwhoogte. Zij voeren aan dat zowel het volume als de toegestane hoogte van de gebouwen hoger is dan in de wijk gebruikelijk is en dat zij zelf bij de bouw aan strikte hoogtebeperkingen gebonden waren vanwege het destijds geldende bestemmingsplan. Die beperkingen zijn nu vervallen, zonder dat dit is gemotiveerd. Zij vrezen hierdoor schaduwwerking, verlies van vrij uitzicht en waardevermindering van hun panden.
8.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het bestaande uitzicht maar deels verdwijnt. In dit plan is er nadrukkelijk voor gekozen het nieuwe bouwvlak los te houden van de naastgelegen bebouwing. In de planregels is voorts bepaald dat een deel van minimaal 12,5 m breed niet mag worden bebouwd, zodat de zichtrelatie van het bedrijventerrein met de ecologische zone in stand blijft.
De raad stelt voorts dat in 2011 een nieuw bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Teylingen is vastgesteld en dat voor de bouwhoogte van de in voorliggend plan voorziene nieuwbouw nadrukkelijk aansluiting is gezocht bij dat plan. Zowel de maximale bouwhoogte van 10 m als de maximaal toegestane bebouwingsdichtheid sluit aan bij de reeds geldende bestemmingsplannen. De afstand tot aan de nieuwe bebouwing bedraagt ten minste 20 m. De hoogte van de nieuwe bebouwing bedraagt maximaal 10 m. De verwachting is dat hierdoor nauwelijks tot geen sprake zal zijn van enige schaduwwerking.
8.2. Ingevolge artikel 3.2.1, aanhef en onder a, b en d, van de planregels, gelezen in samenhang met de verbeelding, dient uitsluitend binnen het bouwvlak te worden gebouwd, dient ter plaatse van de aanduiding [sba-2] een onbebouwde zone van minimaal 12,5 m breed te worden gerealiseerd en voorziet het plan in een maximale bouwhoogte van 10 m.
In de plantoelichting staat dat de bebouwing de al aanwezige bebouwing volgt en dat het de voorkeur heeft de bebouwing te laten aansluiten op reeds aanwezige bebouwing. Gezien het voorgaande heeft de raad ervoor gekozen om wat betreft de bouwhoogte aan te sluiten bij hetgeen planologisch reeds is toegestaan op het bedrijventerrein Teylingen. Volgens de planregels van het geldende bestemmingsplan "Bedrijventerrein Teylingen" is in de omgeving een maximale goothoogte van 10 m dan wel 6 m toegestaan. In hetgeen [appellante] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de maximale bouwhoogte van 10 m in dit plan in zoverre niet aanvaardbaar heeft kunnen achten. Voor zover [appellante] en anderen aanvoeren dat de toegestane bouwhoogte in het plan hoger is dan in de wijk gebruikelijk is en zijzelf aan strikte hoogtebeperkingen gebonden waren bij de bouw van hun panden op basis van het destijds geldende planologische regime, overweegt de Afdeling dat de raad hieraan ten aanzien van dit plan niet gebonden is.
8.3. Ingevolge artikel 3.2.1, aanhef en onder a, b, en d, van de planregels dient de te bebouwen kavel in minimaal twee delen te worden gesplitst en dient er een bebouwingsvrije zone van minimaal 12,5 m breed te worden gerealiseerd. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet op deze wijze tot de in het plan voorziene onbebouwde zone heeft mogen besluiten. Het is niet uitgesloten dat dit voor sommige bedrijven die op het bedrijventerrein gevestigd zijn tot een verlies van uitzicht zal leiden, maar de raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat die aantasting niet dusdanig is dat hierdoor een onaanvaardbare situatie zal ontstaan.
8.4. De afstand tussen de in het plan voorziene nieuwbouw van bedrijven en de bestaande bedrijven bedraagt ongeveer 20 m. Gelet op deze afstand en de toegestane maximale bouwhoogte van 10 m is het niet uitgesloten dat dit enigszins tot schaduwwerking zal leiden. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling echter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gevolgen daarvan aanvaardbaar zijn.
Voor zover [appellante] en andere vrezen voor een waardevermindering van hun panden als gevolg van het plan, overweegt de Afdeling dat er geen grond bestaat voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
Het betoog faalt.
9. [appellante] en anderen kunnen zich niet verenigen met de stedenbouwkundige opzet van het plan en betreuren het om niet langer aan het water gevestigd te zijn. Zij wensen de ecologische zone direct aan de Buijs Ballotstraat.
9.1. In de plantoelichting staat dat in nauwe samenwerking met het Hoogheemraadschap van Delfland is gekozen voor een opzet waarbij het bedrijventerrein Teylingen wordt vergroot en begrensd met een nieuwe ecologische verbinding. Deze nieuwe ecologische verbinding vormt naast een heldere, strakke en formele begrenzing tussen Teylingen en het glastuinbouwgebied tevens een nieuwe langzaam-verkeersverbinding tussen het woongebied Waelpark en ’s-Gravenzande, aldus de plantoelichting
De raad heeft, na overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland en na afweging van alle betrokken belangen, er welbewust voor gekozen om het bedrijventerrein uit te breiden aansluitend op de Buijs Ballotstraat en te kiezen voor een ecologische zone die aansluit op de nieuw aan te leggen ecologische zone. In hetgeen [appellante] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet op deze wijze tot de in het plan voorziene ecologische zone heeft mogen besluiten.
Het betoog faalt.
Verkeer
10. [appellante] en anderen vrezen een toename van verkeer en wensen dat kantoorunits en bedrijfsverzamelgebouwen uitdrukkelijk worden uitgesloten in het plangebied, omdat deze zogenoemde verzamelfuncties tot veel verkeersbewegingen kunnen leiden.
10.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan geen zelfstandige kantoren mogelijk maakt, maar alleen onzelfstandige kantoren. Dit betekent dat er een gering aantal verkeersbewegingen is te verwachten op dit deel van het bedrijventerrein Teylingen, aldus de raad.
10.2. Ingevolge artikel 1.32 van de planregels is een kantoor-/praktijkruimte een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
Ingevolge artikel 1.36 is een onzelfstandig kantoor een kantoor dat ter plaatse rechtstreeks verbonden is aan en ten dienste staat van een bedrijf.
Ingevolge artikel 3.5.1, gelden voor het gebruik van de gronden waaraan de bestemming "Bedrijventerrein" is toegekend de volgende regels:
a. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
(..)
d. onzelfstandige kantoren zijn toegestaan met een brutovloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale brutovloeroppervlak en minder is dan 3.000 m²;
e. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
f. detailhandel is niet toegestaan;
g. leisure is niet toegestaan;
h. showrooms zijn slechts toegestaan indien de uit te stallen goederen behoren tot de normale bedrijvigheid/bedrijfsvoering, waarbij geen detailhandel wordt begrepen, omdat geen verkoopfunctie (kassa) ter plaatse aanwezig mag zijn om ter plaatse goederen of diensten te betalen, met een maximum oppervlakte van 10% van het totale bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 75 m², tenzij er sprake is van een afwijkende eerder vergunde situatie.
10.3. Ingevolge artikel 3.5.1, aanhef en onder d en e, van de planregels zijn onzelfstandige kantoren onder voorwaarden toegestaan en zijn zelfstandige kantoren niet toegestaan. Ook functies die mogelijk tot een toename van verkeer kunnen leiden zoals detailhandel, leisure en showrooms met verkoopfunctie staat het plan niet toe. Gelet hierop heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan tot een geringe en niet onaanvaardbare toename van verkeersbewegingen zal leiden.
Het betoog faalt.
11. [appellante] en anderen stellen onder verwijzing naar de "Second opinion verkeersstructuur bedrijventerrein Teylingen, Studie naar de verkeerskundige onderbouwing behorende bij bestemmingsplannen Teylingen herziening VI en Dijkerwaal fase 1", van augustus 2015, van verkeersbureau BVA (hierna: BVA-rapport) dat de in de verkeersonderzoeken gehanteerde algemene kentallen van het CROW voor bedrijventerreinen een onderschatting van de verkeersgeneratie geven.
Nu de gemeente heeft aangegeven in gesprek te zijn met een partij voor de verkoop van de grond, kan de raad de intensiteiten nauwkeuriger berekenen, aldus het BVA-rapport. [appellante] en anderen stellen in dat verband dat het hanteren van specifieke kentallen kan leiden tot een toename van tussen de 400 en 600 mvt/etm, terwijl in het verkeersrapport is uitgegaan van 95 mvt/etm.
11.1. Voor het vaststellen van de verkeersintensiteiten zijn de prognoses uit het verkeersmodel van de gemeente Westland en kencijfers uit CROW-publicatie 317 gehanteerd. Uit de berekeningen volgt dat het plan zal leiden tot een toename van 125 mvt/etm op een gemiddelde werkdag, aldus het rapport "Bedrijventerrein Teylingen, reactie op second opinion verkeersstructuur BVA verkeersadviezen augustus 2015 bestemmingsplannen Dijckerwaal fase 1 en Teylingen VI", van 9 oktober 2015, opgesteld door Goudappel Coffeng (hierna: GC-rapport).
De aanname die in het BVA-rapport wordt gemaakt gaat er volgens het GC-rapport aan voorbij dat het bouwvlak van 5.940 m² een maximum bebouwingspercentage heeft van 90% en dat op dit terrein ook het parkeren en de logistieke handelingen moeten plaatsvinden. De specifieke kentallen die in de second opinion worden genoemd gaan uit van kentallen per 100 m² vloeroppervlak van een gebouw en niet van een terreinoppervlakte. Voorts zijn er nog geen bouwplannen bekend. Daarom zijn algemene kencijfers gehanteerd. Deze kencijfers komen overeen met het huidige gebruik op bedrijventerrein Teylingen, aldus het GC-rapport.
11.2. Gelet op hetgeen is overwogen in 10.3 en gezien de onzekerheid over de precieze invulling van het bedrijventerrein heeft de raad ten tijde van de vaststelling van het plan welbewust ervoor gekozen aan te sluiten bij de algemene kencijfers uit CROW-publicatie 317 voor een gemengd bedrijventerrein. [appellante] en anderen hebben met hetgeen zij hebben aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat de raad niet in redelijkheid bij deze algemene kencijfers heeft kunnen aansluiten. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat deze kencijfers overeenkomen met het huidige gebruik op bedrijventerrein Teylingen. Dat er daarna mogelijk besprekingen zijn gevoerd met een mogelijke koper, doet daaraan niet af, omdat die besprekingen ten tijde van het vaststellingsbesluit nog niet aan de orde waren.
Het betoog faalt.
12. [appellante] en anderen stellen dat ten onrechte niet inzichtelijk is gemaakt wat de gevolgen van het totale ontwikkelplan Waelpark zullen zijn voor de verkeersintensiteiten, de verkeersveiligheid, de verkeersdoorstroming en de bestaande en toekomstige wegenstructuur.
Door toevoeging van een woonwijk met ongeveer 1.200 woningen met de daarbij behorende voorzieningen die volledig via het bedrijventerrein "Teylingen" wordt ontsloten, zullen de verkeerssituatie en doorstroming verslechteren en zal een verkeersonveilige situatie ontstaan.
[appellante] en anderen stellen voorts dat de verkeerskundige effecten die optreden als gevolg van het bestemmingsplan "Dijckerwaal fase 1" en voorliggend plan voor de aspecten verkeersafwikkeling, verkeersveiligheid en parkeren niet volledig zijn beschouwd, en dat hierdoor niet duidelijk is of de voorziene ontsluiting aanvaardbaar is.
12.1. De Afdeling stelt voorop dat in deze procedure niet de ontwikkeling van 1.200 woningen aan de orde is, maar de uitbreiding van het bedrijventerrein Teylingen. Dit brengt mee dat ter beoordeling voorligt wat de verkeerskundige gevolgen zijn van dit plan en of de in het plan voorziene uitbreiding van het bedrijventerrein op passende wijze kan worden ontsloten. De in het plan voorziene bedrijven worden ontsloten via de Buijs Ballotstraat. Vanaf de Buijs Ballotstraat sluit het autoverkeer via de Franklinstraat, Fultonstraat en Wattstraat aan op de gebiedsontsluitingsweg Koningin Julianaweg. De ontwikkeling van 1.200 woningen maken geen deel uit van dit bestemmingsplan en kunnen in deze procedure dan ook niet aan de orde komen.
In het GC-rapport zijn de verkeerskundige effecten als gevolg van de in het plan voorziene ontwikkelingen en de in het bestemmingsplan "Dijckerwaal fase 1" voorziene woningbouw in samenhang bezien. Zo zijn de effecten op de door [appellante] genoemde aspecten verkeersveiligheid, verkeersafwikkeling en parkeerdruk alle in samenhang bezien. In zoverre mist het betoog van [appellante] en anderen dat deze aspecten niet in samenhang zijn bezien, feitelijke grondslag.
Het betoog faalt.
13. [appellante] en anderen stellen dat er in de verkeersonderzoeken geen aandacht is besteed aan de vraag of de aanwezige fietsoversteken en fietsroutes nog steeds veilig zijn bij verhoogde verkeersintensiteiten. Zij wijzen erop dat langs de Edisonstraat het aanleggen van vrijliggende fietspaden niet mogelijk is.
13.1. De raad heeft ter zitting toegelicht dat langs de Edisonstraat gedeeltelijk vrijliggende fietspaden aanwezig zijn en op het gedeelte waar dit niet het geval is, fietsstroken zullen worden aangebracht, zodat de veiligheid van fietsers ook op dat gedeelte kan worden gewaarborgd.
13.2. In het GC-rapport staat dat er vrijliggende fietspaden aanwezig zijn langs de Lorentzstraat, de Braillestraat en ook gedeeltelijk langs de Edisonstraat. Voorts staat er dat het kruispunt Wattstraat-Stephensonstraat wordt gebruikt door fietsers die vanuit de noordelijk gelegen woonwijken naar de sportverenigingen gaan en dat met de ondernemers voor dit kruispunt verschillende opties voor aanpassingen zijn besproken. Objectief bezien bestaat er volgens het GC-rapport in de huidige en toekomstige situatie met aanvullende maatregelen geen onaanvaardbaar gevaar voor de verkeersveiligheid.
Gelet hierop is de veiligheid van fietsers betrokken in de verkeersonderzoeken. In hetgeen [appellante] en anderen hierover hebben aangevoerd is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat dit onderzoek onvolledig is, dan wel dat dit op onjuiste uitgangspunten is gebaseerd.
Het betoog faalt.
Wijkverzamelweg
14. [appellante] en anderen stellen dat in het verkeersonderzoek ten behoeve van de in het plan voorziene ontsluitingsroute, de Lorentzstraat, Franklinstraat, Fultonstraat en Wattstraat in aansluiting op de Koningin Julianaweg, onvoldoende rekening is gehouden met de bijzondere omstandigheden op een bedrijventerrein. De raad gaat bij de vaststelling van het plan voor die wegen ten onrechte uit van vaststaand beleid dat de capaciteit van een wijkverzamelweg maximaal 6.000 mvt/etm bedraagt, terwijl de wegen op een bedrijventerrein daarvoor volgens hen niet geschikt zijn. Een bedrijfsstraat kenmerkt zich door veel vrachtverkeer en kriskrasbewegingen door bevoorradende voertuigen. De raad heeft derhalve voor die wegen niet kunnen uitgaan van een capaciteit van 6.000 mvt/etm.
14.1. In het GC-rapport staat dat bij een maximumsnelheid van 30 km/u op de ontsluitingsroute en een inrichting als wijkverzamelweg er geen verkeerskundige bezwaren bestaan tegen het toestaan van maximaal 6.000 mvt/etm, hetgeen volgens het Westlands Verkeer en Vervoersplan (hierna: WVVP) de norm is voor wijkverzamelwegen. De straten zijn 7 m breed en in het geval van geparkeerde vrachtwagens resteert er ongeveer 5,5 m rijbaan. Voor personenauto’s is dit voldoende, maar deze straten worden ook gebruikt door vrachtwagens met bestemming bedrijventerrein Teylingen. Daarom wordt geadviseerd om het parkeren langs de Lorentzstraat te verbieden. Op de Wattstraat is sprake van (intern) logistiek verkeer van de Flintgroep. Tussen de verschillende panden van dit bedrijf wordt heen en weer gereden met een heftruck met aanhangwagen. Het laden en lossen van de voertuigen vindt plaats op eigen terrein naast de rijbaan en beperkt de doorstroming van het overige verkeer niet. Dit gebruik is niet strijdig met de functie van de Wattstraat als wijkverzamelweg, aldus het GC-rapport.
Gelet op het voorgaande is in het verkeersrapport dat ten grondslag ligt aan het besluit de verkeerssituatie ten gevolge van de in het plan voorziene ontsluiting over het bedrijventerrein Teylingen bezien. Het aangevoerde geeft geen aanleiding voor het oordeel dat in het verkeersonderzoek onvoldoende rekening is gehouden met de bijzondere omstandigheden van een bedrijventerrein.
14.2. In het WVVP is vastgelegd dat intensiteiten tot 6.000 mvt/etm mogelijk zijn op wijkverzamelwegen. Uit tellingen blijkt dat er in de huidige situatie ongeveer 4.000 mvt/etm rijden op de Wattstraat. Een toename van 125 mvt/etm past daarmee in de beleidsuitgangspunten van de gemeente Westland.
Het betoog faalt.
Tweede ontsluiting
15. [appellante] en anderen stellen dat het plangebied grenst aan de locatie waar de tweede ontsluitingsweg voor het bedrijventerrein Teylingen is voorzien. Zij stellen dat dit besluit niet mocht worden vastgesteld zonder dat besluitvorming over de aanleg van de tweede ontsluitingsweg ten behoeve van de beoogde ontwikkelingen in de omgeving heeft plaatsgevonden Alleen integrale besluitvorming kan leiden tot een gedegen oordeel over de effecten op de omgeving van de beoogde ontwikkelingen. De besluitvorming is daarom onvolledig, aldus [appellante] en anderen.
15.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de in het plan voorziene ontwikkeling op passende wijze wordt ontsloten.
De raad stelt zich voorts op het standpunt dat de tweede ontsluitingsweg Teylingen is opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan "Dijckerwaal fase 2" dat naar verwachting begin 2016 ter inzage wordt gelegd.
15.2. In de plantoelichting staat dat met dit plan onder meer uitvoering wordt gegeven aan de wens het bedrijventerrein Teylingen af te maken en de aanzet te geven voor een extra ontsluiting van het bedrijventerrein Teylingen op de Naaldwijkseweg met als gevolg verminderde verkeersdrukte rond de rotonde aan de Koningin Julianaweg/Naaldwijkseweg.
De oostzijde van het gebied zal in de toekomst worden begrensd door de nieuwe, tweede ontsluitingsweg van bedrijventerrein Teylingen. Hiermee krijgt het bedrijventerrein een extra aansluiting op de Naaldwijkseweg en de Heenweg. Het doel daarvan is het bedrijventerrein beter te ontsluiten en verkeersproblemen rond de Koningin Julianaweg te voorkomen, de nieuwe woonwijk Waelpark te ontsluiten en een fijnmazig netwerk te realiseren door de aansluiting op de Heenweg. Met deze ingreep krijgt Teylingen een nieuwe ontsluiting die naar alle waarschijnlijkheid de nieuwe hoofdentree van het bedrijventerrein zal worden, aldus de plantoelichting.
16. Dit plan voorziet in de uitbreiding van het bedrijventerrein Teylingen. Het betrokken plangebied zal volgens het GC-rapport een verkeersproductie genereren van 125 mvt/etm op een gemiddelde werkdag. De in het plan voorziene bedrijfsgebouwen worden in dit plan ontsloten via de Buijs Ballotstraat. Vanaf de Buijs Ballotstraat sluit het autoverkeer via de Franklinstraat, Fultonstraat en Wattstraat aan op de gebiedsontsluitingsweg Koningin Julianaweg. Het plangebied "Dijckerwaal fase 1" zal volgens het GC-rapport een verkeersproductie genereren van 825 mvt/etm. De plannen "Dijckerwaal fase 1" en voorliggend plan zullen samen een verkeersproductie genereren van 950 mvt/etm. Zoals hiervoor in 14.2 is overwogen is op de Wattstraat een intensiteit mogelijk tot 6.000 mvt/etm. In de huidige situatie rijden er op de Wattstraat ongeveer 4.000 mvt/etmaal. Een toename van 950 mvt/etm past binnen de norm van maximaal 6.000 mvt/etm.
In de verkeersonderzoeken is voorts ingegaan op de verkeersdruk die in de toekomst zal optreden als gevolg van de plannen in Waelpark zuid Wanneer er meer dan 300 woningen gebouwd zijn in Waelpark zuid, zal de verkeersdruk op de Wattstraat zodanig toenemen dat een tweede ontsluiting Teylingen op termijn noodzakelijk is. De aanleg van de tweede ontsluiting is gepland in 2018.
De raad heeft ervoor gekozen om de tweede ontsluiting niet in dit plan op te nemen, omdat deze voor de ontwikkelingen in dit plangebied niet noodzakelijk is. Met hetgeen [appellante] en anderen hebben aangevoerd, hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat de feitelijke verkeerssituatie en te verwachten verkeerssituatie als gevolg van het plan zodanig is dat de raad dit niet in redelijkheid heeft kunnen doen.
Het betoog faalt.
Parkeren
17. [appellante] en anderen stellen dat de parkeerdruk als gevolg van het plan zal toenemen. Zij voeren aan dat parkeerplaatsen zullen verdwijnen als gevolg van het dempen van de sloot aan de Buijs Ballotstraat en het instellen van een parkeerverbod aan de Lorentzstraat. Zij stellen dat als gevolg hiervan vrachtwagens op minder geschikte locaties, zoals de Wattstraat en de Fultonstraat zullen parkeren. Met name langdurig parkeren op de Wattstraat en de Fultonstraat is in strijd met de beoogde functie als bedrijfsverzamelstraat, aldus [appellante] en anderen.
17.1. De raad stelt zich op het standpunt dat bij de uitgifte van de in het plan gelegen gronden de voorwaarde zal worden gesteld dat het parkeren en het laden en lossen moeten plaatsvinden op eigen terrein. Voorts stelt de raad zich op het standpunt dat ook met het vervallen van parkeerplaatsen er nog voldoende parkeerplaatsen voor vrachtwagens overblijven. Toch zullen in overleg nog extra faciliteiten voor parkeermogelijkheden besproken worden. Uitgangspunt daarbij is dat de huidige capaciteit aan de Lorentzstraat die verdwijnt, volledig zal worden gecompenseerd.
17.2. Ingevolge artikel 3.1, aanhef en onder c van de planregels zijn de voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden bestemd voor bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
Ingevolge artikel 3.3 kan het college van burgemeester en wethouders onder bepaalde voorwaarden nadere eisen stellen omtrent situering van de gebouwen, mede in verband met de inrichting van de onbebouwde terreinen voor de aan- en afvoerroutes van goederen en de parkeerruimte voor (vracht)verkeer.
17.3. Voor een goede beoordeling van het parkeren in de huidige situatie is in maart 2015 een parkeeronderzoek uitgevoerd. Op zes verschillende momenten zijn tellingen vergeleken met foto’s en een telling uit 2010. Op woensdag 30 september 2015 en zaterdag 3 oktober 2015 zijn aanvullende parkeertellingen uitgevoerd. Op zaterdag 3 oktober 2015 zijn meer geparkeerde voertuigen geteld dan in maart 2015 (weergegeven in bijlage 3 bij het GC-rapport) De bezetting lag 8% hoger dan in maart. De totale getelde lengte van geparkeerde voertuigen op de Buijs Ballotstraat, Lorentzstraat, Edisonstraat en Stephensonstraat bedroeg 390 m. In het GC-rapport is rekening gehouden met een beschikbare lengte van 560 m voor het parkeren van vrachtwagens. De conclusie in het GC-rapport is dat er voldoende ruimte beschikbaar is voor vrachtwagenparkeren op het bedrijventerrein Teylingen, ook als de capaciteit van de Lorentzstraat wegvalt vanwege de wijziging van de functie van deze straat als wijkverzamelweg.
17.4. De Afdeling ziet in hetgeen [appellante] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het parkeeronderzoek. De Afdeling ziet dan ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het plan tot een onaanvaardbare parkeerdruk op het bedrijventerrein Teylingen zal leiden.
Het betoog faalt.
18. Het beroep is ongegrond.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Heinen, griffier.
w.g. Uylenburg w.g. Heinen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2016
632.