ECLI:NL:RVS:2016:481

Raad van State

Datum uitspraak
24 februari 2016
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
201507450/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D.A.C. Slump
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang wegens overtreding van de Afvalstoffenverordening door aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Heerlen op 12 november 2014 een besluit genomen tot toepassing van spoedeisende bestuursdwang. Dit besluit volgde op een incident op 7 november 2014, waarbij huishoudelijke afvalstoffen in strijd met de Afvalstoffenverordening van de gemeente Heerlen werden aangeboden. De kosten van deze bestuursdwang, ter hoogte van € 131,00, zijn voor rekening van de appellante, die in Heerlen woont.

De appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar op 10 maart 2015 ongegrond verklaard. Hierop heeft de appellante beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 5 februari 2016 zijn zowel de appellante als het college niet verschenen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak vervolgens behandeld.

De Afdeling heeft overwogen dat de toepassing van bestuursdwang gerechtvaardigd was, omdat er een poststuk was aangetroffen dat herleidbaar was naar de appellante. De appellante betwistte de overtreding en stelde dat het poststuk mogelijk bij het legen van de papiercontainer was terechtgekomen. De Afdeling oordeelde echter dat de appellante niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat zij niet de overtreder was. De omstandigheden die de appellante aanvoerde, zoals haar betrokkenheid bij het milieu, waren niet voldoende om haar van de overtreding te vrijwaren.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het college om bestuursdwang toe te passen in stand blijft. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201507450/1/A4.
Datum uitspraak: 24 februari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Heerlen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 november 2014 heeft het college zijn beslissing om op 7 november 2014 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening van de gemeente Heerlen 2014 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 131,00) voor rekening van [appellante] komen.
Bij besluit van 10 maart 2015 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 5 februari 2016. [appellante] en het college zijn met kennisgeving niet verschenen.
Overwegingen
1. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van karton- en papierafval dat op 7 november 2014 is aangetroffen bij het afvalverzamelpunt in de Limburgiastraat naast de daar aanwezige afvalcontainers. Het college is ervan uitgegaan dat [appellante] het karton- en papierafval in strijd met de Afvalstoffenverordening heeft aangeboden, omdat daartussen een tot haar adres herleidbaar poststuk is aangetroffen.
2. [appellante] betwist dat zij de overtreding heeft begaan. Zij vermoedt dat het aangetroffen poststuk bij het legen van de papiercontainer ernaast terecht is gekomen. Zij wijst erop dat tussen de container en de bak waarin de container staat papier kan komen, dat vervolgens wegwaait, in de bak blijft liggen of aan de container blijft hangen. Ter onderbouwing van haar betoog heeft zij een brief overgelegd van de Reinigingsdiensten Rd4 waarin staat dat het niet uitgesloten kan worden dat er bij het ledigen van de ondergrondse papiercontainer papier wordt gemorst.
Verder voert [appellante] aan dat zij is begaan met het milieu, haar afval altijd op juiste wijze weggooit, zwerfvuil verzamelt om op juiste wijze weg te gooien en andere mensen aanspreekt op hun verantwoordelijkheid om afval op juiste wijze weg te gooien.
2.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 11 november 2015 in zaak nr. 201504332/1/A4), zal in de regel mogen worden aangenomen dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Dit geldt echter niet indien diegene aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift heeft geschonden.
2.2. Het opperen van de mogelijkheid dat het aangetroffen poststuk bij het legen van de papiercontainer ernaast terecht is gekomen, is onvoldoende om niet van het hiervoor weergegeven bewijsvermoeden uit te gaan. Hoewel [appellante] aannemelijk heeft gemaakt dat er papier naast de container kan vallen bij het legen daarvan, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat dat is gebeurd met het aangetroffen poststuk.
Ook de verder door [appellante] aangevoerde omstandigheden dat zij begaan is met het milieu en haar afval en dat van anderen scheidt en op juiste wijze weggooit, maken niet aannemelijk dat zij niet degene is geweest die het karton- en papierafval onjuist ter inzameling heeft aangeboden.
Gezien het voorgaande geeft hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, geen aanleiding voor het oordeel dat het college haar ten onrechte als overtreder heeft aangemerkt.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier.
w.g. Slump w.g. Kors
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2016
687.